Categorie archief: consensus

Het tijdperk van klimaataansprakelijkheid is aangebroken

Door: Arthur Oldeman, met toevoegingen van Hans Custers

Een golf aan klimaatrechtszaken in de afgelopen jaren heeft ervoor gezorgd dat de aansprakelijkheid van de fossiele industrie voor de klimaatcrisis meer en meer in kaart wordt gebracht. Zo werd Big Oil vorig jaar door de staat Californië aangeklaagd voor decennialang misleiding en bedrog over klimaatverandering. Bewijsstukken voor die casus zijn er al genoeg, maar er worden nog steeds nieuwe bevindingen uit de archieven gehaald.

Bevindingen van toen met de kennis van nu

Soms worden die nieuwe bevindingen wel heel erg ingekleurd door de kennis van nu, van de klimaatwetenschap én van de kwalijke praktijken van fossiele bedrijven om het publiek daar onjuist over te informeren. Die ‘hindsight bias’ is bijvoorbeeld te zien in een verhaal van DeSmog, over documenten uit 1954 die zouden bewijzen dat oliemaatschappijen toen al op de hoogte waren van een mogelijk klimaatprobleem in de verre toekomst. Om bij het begin te beginnen: ze waren daar ongetwijfeld van op de hoogte. Maar het is niet nodig om obscure documenten op te duikelen om dat te bewijzen. Time Magazine en de New York Times hadden er in 1953 namelijk al over bericht en natuurlijk was dat niet aan de aandacht van de fossiele bazen ontsnapt.

Die aandacht was gebaseerd op een presentatie van Gilbert Plass bij de American Geophysical Union. Uit die presentatie bleek dat klimaatverandering door CO2 een probleem zou kunnen worden, maar ook dat het geen urgente, actuele kwestie was. En precies datzelfde beeld is te zien in de nu ontdekte documenten: een interessante theorie, vooral voor wetenschappers, maar er waren andere problemen die veel meer prioriteit hadden. Smog in grote steden zoals Los Angeles, bijvoorbeeld.

Lees verder

Wat Shell wist: een kleine kanttekening

Er was de afgelopen tijd het nodige te doen over wat Shell lang geleden al wist over klimaatverandering, en welke informatie ze daarover hebben achtergehouden. Aanleiding was een uitgebreid onderzoek van Vatan Hüzeir van de Erasmus Universiteit Rotterdam, waarover onder meer Follow The Money berichtte.

Het is niet mijn bedoeling om het straatje van Shell schoon te vegen, maar een beetje context en nuance is wel op zijn plaats. Vooral over de stand van de wetenschap in de jaren ’70 en vroege jaren ’80. Zo hier en daar lijkt de indruk te zijn ontstaan dat Shell in die tijd al bezig was met het dwarsbomen van klimaatmaatregelen. Dat ligt wat genuanceerder. Zo hier en daar bracht een politicus klimaatverandering wel eens ter sprake; in 1970 deed SGP’er Van Rossum dat bijvoorbeeld in de Tweede Kamer. Maar het stond nog nergens als serieus beleidsthema op de kaart. Onder meer omdat de meeste klimaatwetenschappers het te vroeg vonden om het probleem op het bordje van de politiek te leggen. Het broeikaseffect was weliswaar al een dikke eeuw onomstreden wetenschap, en dat meer CO2 voor een warmer klimaat zou zorgen stond ook niet ter discussie. Maar er was nog wel debat over hoeveel het op zou kunnen warmen, en hoe schadelijk dat zou zijn. Een meerderheid in de klimaatwetenschap zag klimaatverandering nog als een probleem dat op hun eigen bordje lag, en daar ook hoorde.

De diverse klimaatrapporten die sinds midden jaren ’60 verschenen, vooral uit de VS, illustreren dat. Klimaatverandering als gevolg van het toenemende gebruik van fossiele brandstoffen werd daarin weliswaar als potentieel toekomstig probleem genoemd, maar het eindigde altijd met de constatering dat er nog veel onzeker was en dat eerst nog maar eens meer onderzoek moest worden gedaan voordat er eventueel besloten zou worden tot maatregelen. De jonge klimaatwetenschapper Stephen Schneider kwam in 1976 in aanvaring met zijn meer behoudende (en vaak oudere) vakgenoten, toen hij een populairwetenschappelijk boek schreef over het onderwerp: The Genesis Strategy. Het was ‘te politiek’, was het verwijt, ook al liet Schneider zeker nog ruimte voor twijfel. Hij begon zijn boek met een verhaal over een bemanningslid van een schip, niet heel hoog in rang, dat meende in de mist een flard te hebben gezien van een opdoemende ijsberg. En stelde de vraag hoe ver dat bemanningslid zou mogen of moeten gaan om de kapitein te waarschuwen voor dat mogelijke, maar onzekere grote gevaar. Uitleg over wat hij bedoelde met dat verhaal lijkt me overbodig. Maar veel vakgenoten vonden toch dat hij voorbarig was met zijn waarschuwing. Hetzelfde overkwam glacioloog John Mercer in 1978, toen hij waarschuwde dat opwarming van het klimaat door de mens op termijn voor meters zeespiegelstijging zou kunnen zorgen, door het instabiel worden van delen van de ijskap van West-Antarctica.

Lees verder

Wetenschap en Beleid in onzekere tijden

Vooraf

In mijn lange loopbaan als toegepast wetenschapper in het veld van milieu-, klimaat- en duurzaamheids-onderzoek (1979-2013, zie hier) heb ik de interactie tussen wetenschappers enerzijds en beleidsvormers, politici en belangenbehartigers anderzijds kunnen waarnemen. Die interactie lijkt voor veel mensen vaak op zijn zachtst gezegd nogal verwarrend. Hieronder reflecteer ik op de mogelijke misverstanden die ontstaan doordat deze verschillende actoren ook heel verschillend tegen de beschikbare wetenschappelijke kennis kunnen aankijken, afhankelijk van de rol en positie die zij ten opzichte van het probleem innemen.

Er zijn drie duidelijk verschillende perspectieven te onderscheiden:

  • de wetenschapper op zoek naar waarheid,
  • de beleidsmaker op zoek naar overeenstemming en
  • de belangenbehartiger op zoek naar overtuiging.
Drie perspectieven op kwaliteit van wetenschappelijke kennis
Lees verder

Wetenschappelijke zekerheid

Kurt Gödel, een bekende mathematicus & denker uit de twintigste eeuw, werd in zijn jeugd al ‘Meneertje Waarom’ genoemd vanwege zijn onverzadigbare nieuwsgierigheid. Hij wilde een verklaring vinden voor alles wat hij waarnam. Daarom stelde hij vragen, zocht naar bewijs & dacht hij na over zijn eigen denken. Hij ontdekte zo bijvoorbeeld dat zelfs logica haar beperkingen heeft – dat sommige waarheden nooit helemaal te bewijzen zijn.

Ironisch genoeg raakte Gödel er aan het eind van zijn leven stellig van overtuigd dat hij zou sterven door vergiftiging. Hij wilde daarom alleen nog maaltijden eten die voorgeproefd waren door de enige persoon die hij vertrouwde; zijn echtgenote Adele. Alleen op die manier, dacht hij, kon hij er absoluut zeker van zijn dat er niets mis was met zijn eten. Maar toen Adele ziek werd en in het ziekenhuis belandde, stierf Gödel helaas de hongerdood.

Waarschijnlijkheid

Soms kan absolute zekerheid eisen gevaarlijk en zelfs dodelijk zijn. Toch is het eisen van absolute zekerheid voor tegenstanders van effectief klimaatbeleid een gangbare manier om de wetenschap te ondermijnen. Ze stellen dat we moeten wachten met klimaatbeleid tot we “het echt zeker weten”.

Maar dat is een onmogelijke verwachting. Wetenschappers zullen immers nooit stellig beweren dat ze ergens 100% zeker van zijn. Dat is niet hoe wetenschap werkt. Wetenschappers zijn wantrouwend en begrijpen dat we ten onterechte de neiging hebben om te geloven dat al onze overtuigingen de conclusie zijn van een logisch denkproces. Om te voorkomen dat ze ook in die valkuil trappen, pakken wetenschappers het daarom anders aan.

Lees verder

De aarde warmt op door de mens. Dat is overvloedig aangetoond, en derhalve is er binnen de klimaatwetenschap brede consensus over.

Uit meerdere, onafhankelijke studies blijkt dat verreweg de meeste klimaatwetenschappers het eens zijn dat de aarde opwarmt door toedoen van de mens. Dat is ook vrij logisch, als je de wetenschappelijke achtergrond begrijpt. Sommige van deze studies zijn op basis van enquêtes onder klimaatwetenschappers, en andere concluderen dat op basis van de wetenschappelijke literatuur. De bekendste studie van de laatste categorie is die van John Cook et al, één van de vijf studies die een consensus van 97% of hoger vond. Deze wordt vaak aangehaald, en vaak bekritiseerd, tot in de Nederlandse Tweede Kamer aan toe. De argumenten die tegen Cook’s onderzoek naar voren worden gebracht snijden echter geen hout.

En niet onbelangrijk, uit de verscheidenheid aan studies komt ook naar voren dat de mate van overeenstemming sterker is onder groepen met meer relevante expertise. Zo is de consensus hoger onder publicerende klimaatwetenschappers dan onder aardwetenschappers in het algemeen. Dat is ook vrij logisch: die eerste groep weet er waarschijnlijk meer van. De mensen die het hardste roepen dat de wetenschappelijke conclusies er compleet naast zitten hebben zelf vrijwel nooit relevant onderzoek verricht.

Dat de grote lijnen goed bekend zijn wil overigens niet zeggen dat we alles weten; over allerlei details en ‘cutting edge’ onderzoek (bijv over hoe snel de West-Antarctische ijskap instabiel kan worden) blijven wetenschappers natuurlijk flink bakkeleien. Met de wapens van de wetenschap: solide argumentatie op basis van goed begrepen theorieën en goed uitgevoerde metingen, waarbij ze elkaar continue scherp houden door inhoudelijke feedback en kritiek.

Lees verder

Ja, de mens is verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde

Eerder verschenen op RTLZ, in antwoord Roderick Veelo en Marijn Poels:

We horen het vaak: de meeste klimaatwetenschappers zijn het erover eens dat de aarde opwarmt door toedoen van de mens. Dit is keer op keer aangetoond op basis van literatuuranalyses en enquêtes, en de mate van consensus ligt steevast tussen de 90% en de 100%. Maar hoe weten we nu of die wetenschappers het wel bij het juiste eind hebben?

Een aantal conclusies van de klimaatwetenschap is zo goed als zeker. Zo is al in de 19de eeuw aangetoond dat gassen zoals CO2 infraroodstraling absorberen, en daardoor het warmteverlies van de aarde temperen. Dit is inmiddels middelbare school natuurkunde. Ook weten we dat de toename van de CO2-concentratie in de atmosfeer komt door het verbranden van fossiele brandstoffen. De koolstof in de CO2 heeft namelijk een fossiele vingerafdruk, die ondubbelzinnig de afkomst verraadt. Meer CO2 betekent dus een dikkere deken van CO2 om de aarde heen, die daardoor wel moet opwarmen.

Maar het klimaat is toch altijd al veranderd, lang voordat de mens op het toneel verscheen? Jazeker. En de studie daarvan, paleoklimatologie, laat zien dat CO2 vaak een sleutelrol vervulde bij die klimaatveranderingen in het verre verleden. Modellen, gebaseerd op natuurkundige kennis van het klimaatsysteem, kunnen de recente opwarming goed verklaren, maar alleen als daarbij ook de menselijke invloeden zoals emissies van broeikasgassen en aerosolen (fijn stof) worden meegenomen.

Oftewel, meerdere bewijslijnen bevestigen de conclusie dat menselijk handelen de belangrijkste oorzaak is van de huidige opwarming. Zou het kunnen dat al die wetenschappers het faliekant mis hebben? Dat kun je natuurlijk nooit uitsluiten, maar voor een dergelijke boude stelling heb je dan wel heel sterke bewijzen nodig (‘extraordinary claims require extraordinary evidence’). En dat ontbreekt steevast aan dit soort claims.

Zo heeft Roderick Veelo het in zijn opiniestuk van 19 oktober over een “opgelegde eensgezindheid zonder tegenspraak”. Ik denk dat de heer Veelo nooit een wetenschappelijke conferentie heeft bijgewoond, want ik kan hem vertellen dat wetenschappers niets liever doen dan elkaar tegenspreken en corrigeren. Eensgezindheid  is vaak ver te zoeken. Geen wonder, want wetenschappelijke roem krijg je niet door je collega’s braaf na te praten; je moet met nieuwe inzichten komen! Over de grote lijn echter, zoals hierboven kort beschreven, zijn vrijwel alle klimaatwetenschappers het wel eens. Net zoals de meeste theoretisch fysici het eens zijn over Einstein’s theorieën. Dat ze om de haverklap een e-mail krijgen van iemand die meent het ultieme bewijs te hebben dat Einstein er helemaal naast zat zal hooguit tot een lach of wat irritatie leiden, maar zal hun inzichten meestal niet beïnvloeden. Lees verder

De ingenieursblik van Dick Thoenes berust niet op feiten

Zo af en toe wordt een pseudosceptisch verhaal door allerlei mensen opgepikt en gaat het rondzingen in de social media. Dat gebeurde vorige week met een stuk van Dick Thoenes op Climategate.nl. Het stuk heeft, zoals zo vaak met dit soort verhalen, de opzet van een “Gish gallop”; er is geen beginnen aan om alle onjuistheden, suggesties en drogredenen uitgebreid en onderbouwd te beantwoorden. Medeblogger Jos heeft er hier (pdf) een groot aantal kort aangestipt.

Waarom dat verhaal zo rondgaat, is voor mij onbegrijpelijk. Het ligt in elk geval niet aan de kwaliteit van de argumenten. Al moet ik wel toegeven dat mijn eerste reactie op Twitter bij nader inzien iets te kort door de bocht was.

Bij nader inzien zit een behoorlijk deel van het pseudosceptische standaardrepertoire wel op een terloopse manier in het stuk van Thoenes verweven, maar geeft hij er vaak een eigen (maar daarmee niet noodzakelijk betere) draai aan. Met de nodige goede wil zou je er de ingenieursblik van de emeritus hoogleraar procestechniek – ik heb ooit nog bij hem in de collegebanken gezeten – kunnen herkennen. Ingenieurs willen dingen ontwerpen die het doen als ze zijn gebouwd. Ze zullen daarom anders met onzekerheden omgaan dan veel andere wetenschappelijke disciplines. Als een brug 95% kans heeft om niet in te storten deugt het ontwerp ervan niet. Terwijl 95% waarschijnlijkheid in de meeste wetenschappelijke disciplines als behoorlijk overtuigend bewijs wordt gezien voor een hypothese. Ingenieurs zijn ook pragmatisch: als een empirisch vastgestelde formule – in de procestechniek wemelt het er van – goed genoeg is voor een ontwerp, vinden ze het niet nodig om verder te graven naar de precieze natuurwetenschappelijke achtergrond van zulke formules. Als je eenmaal weet hoe je een leiding moet dimensioneren zodat je geen last krijgt van turbulentie is dat genoeg. Diep graven naar de achterliggende fysica kost een hoop tijd en energie, terwijl je ontwerp er hoogstwaarschijnlijk niet beter van wordt.

Dat gezegd hebbende, is het ook wel duidelijk dat Thoenes nooit de moeite heeft genomen om zich serieus in de klimaatwetenschap te verdiepen. Daarvoor mist hij teveel kernpunten van die wetenschap en staan er teveel flagrante onjuistheden in zijn verhaal. Hij heeft ook niet erg zijn best gedaan om er een samenhangend betoog van de maken: het is eerder een verzameling losse kreten die elkaar zo nu en dan behoorlijk tegenspreken. En van onderbouwing is al helemaal geen sprake; de lezer moet Thoenes maar op zijn woord geloven want nergens in zijn stuk is een verwijzing naar al dan niet wetenschappelijke bronnen te vinden die zijn claims ondersteunen.

Zoals gezegd is het onbegonnen werk om alles inhoudelijk en onderbouwd te weerleggen. Daarom pik ik er enkele opvallende punten uit. Lees verder

Consensus over consensus: brede overeenstemming in de wetenschap over de menselijke invloed op het klimaat

De meeste wetenschappers zijn het er over eens dat de huidige klimaatverandering voornamelijk door menselijk handelen wordt veroorzaakt. Dat is keer op keer aangetoond op basis van enquêtes en literatuuranalyses. In een artikel dat vandaag in het tijdschrift Environmental Research Letters verschijnt, wordt een overzicht gegeven van deze verschillende studies, die op basis van verschillende methoden tot een zeer vergelijkbare conclusie komen. Hieruit blijkt de robuustheid van de wetenschappelijke consensus over klimaatverandering.

Uit deze meta-studie blijkt ook dat de mate van overeenstemming dat de huidige opwarming door mensen is veroorzaakt het grootst is onder onderzoekers met de meeste expertise en/of de meeste publicaties in de klimaatwetenschap. Dat verklaart tegelijkertijd waarom literatuuranalyses, waarbij abstracts van wetenschappelijke artikelen worden beoordeeld op een eventueel standpunt over de oorzaak van klimaatverandering, over het algemeen een hogere mate van consensus vinden dan enquêtes. Immers, ervaren wetenschappers die veel hebben gepubliceerd over klimaatverandering hebben in het algemeen een goed begrip van de oorzaken van de opwarming, en zij hebben vaak meer artikelen gepubliceerd dan hun ‘sceptische’ collega’s.

Scientific consensus on human caused climate change vs expertise in climate science

Figuur: Mate van consensus over door mensen veroorzaakte klimaatverandering versus expertise in klimaatwetenschap. Zwarte cirkels zijn data op basis van studies van de afgelopen 10 jaar. Groene lijn is een fit door deze data.

De aanleiding voor dit review artikel was een specifiek commentaar van Richard Tol op het artikel van John Cook uit 2013. Cook vond een 97% consensus over de menselijke oorzaak van de huidige opwarming in de wetenschappelijke literatuur over klimaatverandering. Dat artikel is verguisd en geprezen. Tol betoogde dat Cook’s studie een ‘outlier’ is. Hij kwam tot die conclusie door een sterk vertekend beeld te geven van andere onderzoeken – waaronder de enquête die ik een aantal jaar geleden namens het PBL heb uitgevoerd. De auteurs van andere ‘consensus-studies’ waren evenmin te spreken over de misleidende weergave van Richard Tol van hun werk. Zodoende is het brede auteursteam ontstaan voor de huidige meta-analyse, waaruit blijkt dat Cook’s literatuuranalyse prima past binnen het spectrum van andere, vergelijkbare studies.

De video hieronder geeft een goed beeld van de context en conclusies van de huidige studie:

Lees verder

Onder wetenschappers veel meer overeenstemming over menselijke bijdrage aan opwarming dan onder brede publiek

Vandaag staat er een ingezonden brief in de Metro van Bart Strengers en Bart Verheggen, waarin de uitkomsten van een enquete onder de bevolking worden vergeleken met de uitkomsten van onze enquete onder klimaatwetenschappers:

In de Metro van 19 September werd genoemd dat “maar liefst 69 procent van de Nederlanders ervan overtuigd is dat de mens invloed heeft op de klimaatverandering”.

Dat is weliswaar een ruime meerderheid, maar nog steeds een stuk minder dan onder klimaatwetenschappers het geval is.

Op basis van de overtuigende bewijsvoering is zo’n 90% van de klimaatwetenschappers het erover eens dat de mens een dominante invloed heeft op de huidige opwarming. Dit percentage is nog hoger als je inzoomt op wetenschappers met de meest relevante expertise.

Dit is bevestigd door een enquete die wij hebben uitgevoerd en waarvan de resultaten recent gepubliceerd zijn.

Het bericht in de Metro is gebaseerd op een onderzoek van WeerOnline onder 23.500 respondenten. Daar staat ook dat

Ruim de helft van deze groep (de 69%) denkt dat de menselijke bijdrage groot is.

In onze enquete onder klimaatwetenschappers vroegen we naar de precieze bijdrage van broeikasgassen, waarbij het antwoord alleen werd aangemerkt als “consensus positie” als broeikasgassen volgens de respondent meer dan de helft van de opwarming hebben veroorzaakt. Onze uitkomsten kunnen dus het best vergeleken worden met “ruim de helft van 69%” onder de bevolking. Dat onderstreept nogmaals de grote kloof tussen hoe er in de wetenschap over dit onderwerp wordt gedacht (~90% denkt dat bijdrage van broeikasgassen dominant is) en hoe dat in de maatschappij als geheel is (~35% denkt dat menselijke bijdrage groot is). Ook onder zelf-verklaarde skeptische wetenschappers is de meerderheid het er overigens mee eens dat de mens in ieder geval enige invloed heeft op de huidige opwarming; zij denken alleen dat die bijdrage relatief klein is.

Oftewel, onder de bevolking is de twijfel over de menselijke invloed op klimaatverandering veel groter dan in de wetenschappelijke wereld het geval is. Dat is eigenlijk veel opzienbarender dan het feit dat twee derde van de bevolking denkt dat de mens uberhaupt enige invloed heeft. Het is overigens wel vaker het geval geweest dat het even duurde voordat een wetenschappelijke consensus ook in de maatschappij als geheel breed werd geaccepteerd. Het probleem is natuurlijk dat de CO2 zich intussen wel in de atmosfeer blijft ophopen.

Enquête bevestigt wetenschappelijke consensus over door de mens veroorzaakte opwarming

  • Een enquête onder meer dan 1800 klimaatwetenschappers bevestigt dat er brede overeenstemming is dat de opwarming van de aarde hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door antropogene broeikasgassen.
  • Deze consensus wordt sterker met toegenomen expertise, zoals gedefinieerd door het aantal zelf-gerapporteerde artikelen in de ‘peer-reviewed’ literatuur.
  • De belangrijkste conclusie in IPCC AR4 over attributie kan leiden tot een onderschatting van de broeikasgasbijdrage aan de opwarming van de aarde, omdat hierin impliciet het minder bekende maskerende effect van koelende aërosolen is meegenomen.
  • Degenen die sceptisch zijn over een belangrijke menselijke invloed op het klimaat geven aan dat ze vaker in de media komen dan andere wetenschappers.

In 2012, toen ik gedetacheerd was bij het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving), heb ik samen met collega’s een gedetailleerde enquête uitgevoerd over klimaatwetenschap. Meer dan 1800 internationale wetenschappers op het brede gebied van klimaatverandering, inclusief bijvoorbeeld klimatologie, klimaateffecten en mitigatie, hebben de vragenlijst ingevuld. De belangrijkste resultaten van de enquête zijn nu verschenen in het vakblad Environmental Science and Technology (doi: 10.1021/es501998e).

Consensus over de menselijke oorzaak van klimaatverandering

Bij toenemende deskundigheid of ervaring in klimaatwetenschap blijkt de mate van overeenstemming over de bijdrage van broeikasgassen aan de opwarming ook toe te nemen. Zo is 90% van de respondenten met meer dan tien klimaat-gerelateerde ‘peer-reviewed’ publicaties (ongeveer de helft van alle respondenten) het erover eens dat door de mens veroorzaakte broeikasgassen de belangrijkste oorzaak zijn van de recente opwarming. Dit is gebaseerd op twee vragen, waarvan er één een directe weerspiegeling was van de belangrijkste conclusie over attributie in IPCC AR4, namelijk dat meer dan de helft van de recente opwarming zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door antropogene broeikasgassen.

Verheggen et al - Figure 1 - GHG contribution to global warming

Figuur 1. Hoe meer peer-reviewed publicaties over klimaatverandering de respondenten aangeven te hebben geschreven, hoe belangrijker ze denken dat de bijdrage van broeikasgassen (BKG) is aan de opwarming. Het aantal antwoorden is weergegeven als een percentage van het aantal respondenten (N) in elke deelgroep, gegroepeerd naar het door henzelf aangegeven aantal publicaties.

Analyses van de vakliteratuur (bijv. Cook et al., 2013; Oreskes et al., 2004) vinden over het algemeen een nog sterkere consensus dan opiniepeilingen zoals deze enquête. Dit komt omdat er een sterkere consensus is onder de meest publicerende – en wellicht dus ook de meest deskundige- klimaatwetenschappers. De kracht van een literatuuranalyse ligt in het feit dat daarmee het primaire forum van de wetenschappelijke bewijsvoering en argumentatie wordt onderzocht. De kracht van een enquête zoals deze is dat daarmee heel specifiek kan worden onderzocht waar nu precies overeenstemming over is en waar de wetenschappers het over oneens zijn. Deze twee methodes om de wetenschappelijke consensus te bepalen zijn in die zin complementair. Onze vragenlijst was heel specifiek en onze definitie van de consensus positie was daarmee wellicht strikter dan zoals in sommige andere studies is gehanteerd. Sceptische meningen zijn waarschijnlijk oververtegenwoordigd in onze enquête in vergelijking met andere.

Hoe je het ook wendt of keert, wetenschappers zijn het er in groten getale over eens dat de opwarming van de aarde voor het grootste deel door menselijk handelen is veroorzaakt.

Lees verder