Categorie archief: Beleid

Niet 17,5 maar jaarlijks tot wel 30 miljard euro aan fossiele subsidies

In mijn vorige blog zette ik mijn motivaties uiteen om op 11 maart mee te gaan met Scientist Rebellion naar het steunprotest van de A12 blokkade in hartje Den Haag. Een belangrijke motivatie is het enorme bedrag aan subsidies die de Nederlandse staat nog elk jaar op een presenteerblaadje aan de fossiele industrie aanreikt. 17,5 miljard euro is het bedrag dat geregeld valt en op menig protestbord te zien was. Aan het eind van mijn vorige blog ging ik kort op dat bedrag in.

Een foto tijdens het klimaatprotest op de A12 op 11 maart. Foto via Jana Vítková.

De 17,3 miljard (naar boven afgerond: 17,5 miljard) aan fossiele subsidies komt uit een analyse van onderzoeker en voormalig Europarlementariër Alman Metten, gepubliceerd op het economisch discussieplatform MeJudice in 2021. Het bedrag en de berekening kwamen veelvuldig in het nieuws, onder meer doordat Extinction Rebellion veel aandacht gaf aan het bedrag. Maar er was ook kritiek op bepaalde aannames die in de analyse werden gemaakt, en op het feit dat bepaalde posten niet zouden worden meegenomen. Recent beloofde Metten in het FD dat hij met een herziene berekening zou komen. Nu is het zo ver: en de subsidies pakken alleen maar hoger uit.

Wederom gepubliceerd op MeJudice presenteert Metten de herziene analyse. Hij komt nu uit op een jaarlijks bedrag aan subsidies dat oploopt tot wel 30 miljard euro. Eerst behandelt hij de kritiek op de eerdere analyse (lees bijvoorbeeld een uitgebreide kritiek van Henri Bontenbal, en een reactie daarop van Boris Schellekens). Vervolgens zet Metten de herziene berekeningen uiteen, en eindigt hij met een aantal aanbevelingen. Het betreft complexe materie, maar ik licht hier graag een aantal punten uit. Voor het complete overzicht verwijs ik u, de lezer, graag naar het duidelijk geschreven originele artikel.

Lees verder

Wetenschap en Beleid in onzekere tijden

Vooraf

In mijn lange loopbaan als toegepast wetenschapper in het veld van milieu-, klimaat- en duurzaamheids-onderzoek (1979-2013, zie hier) heb ik de interactie tussen wetenschappers enerzijds en beleidsvormers, politici en belangenbehartigers anderzijds kunnen waarnemen. Die interactie lijkt voor veel mensen vaak op zijn zachtst gezegd nogal verwarrend. Hieronder reflecteer ik op de mogelijke misverstanden die ontstaan doordat deze verschillende actoren ook heel verschillend tegen de beschikbare wetenschappelijke kennis kunnen aankijken, afhankelijk van de rol en positie die zij ten opzichte van het probleem innemen.

Er zijn drie duidelijk verschillende perspectieven te onderscheiden:

  • de wetenschapper op zoek naar waarheid,
  • de beleidsmaker op zoek naar overeenstemming en
  • de belangenbehartiger op zoek naar overtuiging.
Drie perspectieven op kwaliteit van wetenschappelijke kennis
Lees verder

Klimaatdesinformatie in de rechtszaal

Het belang van feiten

Het geheim achter het succes van klimaatrechtszaken, zo weet advocaat Roger Cox te vertellen, dat zijn de feiten. Rechters die zich op basis van het partijdebat verdiepen in klimaatverandering begrijpen de noodzaak van aanvullende broeikasgasreductie. Zo ook in de rechtszaak van Milieudefensie tegen Shell. Maar in hoger beroep van deze procedure dreigt het proces van waarheidsvinding te worden bemoeilijkt, want de antiwetenschappelijke lobbyclubs ‘Clintel’ en ‘Bezorgde Energie Gebruikers’ willen zich voegen als partij. Wat hopen deze partijen te bereiken, en welke argumenten brengen zij in?

‘Klimaatwaakhond’ Clintel

Stichting Clintel omschrijft zichzelf op hun website als “een waakhond voor klimaatwetenschap en klimaatbeleid”. Het beweert een “stem van rede in het vaak oververhitte klimaatdebat” te zijn. Volgens Clintel gaan Milieudefensie en Shell uit van “een vertekend beeld van de klimaatwetenschap”, en de stichting zegt dat in hoger beroep te willen rechtzetten.

Clintel heeft recentelijk bij het Hof Den Haag een verzoek ingediend om zich te voegen aan de zijde van Shell, maar die zit daar niet op te wachten: “Shell is het niet eens met, en neemt afstand van, de opvattingen van de Stichting Clintel over klimaatwetenschap. Ons hoger beroep stelt het bestaan van klimaatverandering of de noodzaak om snelle actie te ondernemen niet ter discussie.” De reactie is veelzeggend en begrijpelijk. De stichting staat namelijk bekend als een aanjager van klimaatdesinformatie. De manifesten van Clintel, zoals de ‘World Climate Declaration’, worden door fact-checkers afgedaan als vooringenomen, misleidend, en in strijd met het beschikbare klimaatwetenschappelijke bewijs.

De argumenten die Clintel gebruikt in het voegingsverzoek zijn van hetzelfde kaliber. Clintel betwist bijvoorbeeld dat er in de wetenschap en de internationale gemeenschap consensus bestaat over de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2°C. Dat is een grove ontkenning van de eensgezindheid die bestaat over deze temperatuurdoelstelling. In de klimaatwetenschap staat buiten kijf dat klimaatverandering van meer dan 1.5°C leidt tot ingrijpende, mogelijk onomkeerbare gevolgen voor mens en natuur. In Parijs zijn 195 landen overeengekomen dat de opwarming ‘ruim onder de 2°C’ moet blijven, met 1.5°C als streefdoel. Grotere consensus is moeilijk voorstelbaar.

Lees verder

Anticiperen of reageren

Geprojecteerde toename van enkele typen extreem weer bij opwarming van 1°C (nu), 1,5°C, 2°C en 4°C t.o.v. de pre-industriële temperatuur. Bron: IPCC AR6 Werkgroep I, Summary for Policymakers

Adaptatie. Dat is een belangrijk onderdeel van het klimaatbeleid, overal in de wereld. Daarmee trap ik een open deur in, want dat we ons aan het veranderende klimaat aan moeten passen is niet meer dan een onontkoombaar feit. Toch doe ik dat maar, om te voorkomen dat ik het verwijt krijg onvoldoende aandacht te hebben voor adaptatie. Of voor het vermogen van de mens om zich aan allerlei omstandigheden aan te passen.

Behalve een onontkoombaar feit is adaptatie ook vaak een holle kreet in discussies over het klimaat. Vooral in de retoriek van tegenstanders van maatregelen om klimaatveranderingen te beperken, en van sommigen die cynisch zijn over de kans dat die maatregelen op tijd zullen komen. Het is dan een holle kreet omdat er in die retoriek vaak een valse tegenstelling verborgen zit. Maar ook omdat er een echte tegenstelling in het begrip besloten zit, die vrij structureel onderbelicht blijft.

Over de valse tegenstelling hebben we het hier wel vaker gehad. De suggestie is nogal eens dat er een keuze gemaakt zou moeten worden tussen ofwel adaptatie, ofwel mitigatie. Natuurlijk is dat nonsens. Adaptatie is, zoals ik al zei, geen keuze maar een gegeven. Het klimaat verandert en daar zullen we mee moeten leven. De vraag waar het werkelijk om gaat is tot hoever dat aanpassingsvermogen reikt en waar het punt ligt waarop voorkomen beter is dan genezen. De beslissing daarover kan alleen de politiek nemen: wetenschappelijke kennis kan hier wel bij helpen, maar uiteindelijk is het vooral een afweging op basis van waarden en belangen. In 2013 heeft de wereldpolitiek in Parijs besloten om, alle wetenschappelijke kennis met bijbehorende onzekerheden in beschouwing genomen, dat punt vast te stellen op “well below 2°C”.

De tegenstelling waar in mijn ogen veel te weinig aandacht voor is, is die tussen proactieve en reactieve adaptatie. Anticipeer je in beleid op te verwachten veranderingen, of wacht je simpelweg af tot die veranderingen plaatsvinden en reageer je daarop? Een dijk bouwen na een overstroming, om herhaling te voorkomen, is reactief. Een kustverdediging ontwerpen of versterken met het oog op de verwachte zeespiegelstijging en toename in extreme neerslag is proactief. Overigens is het onderscheid niet altijd scherp. De aanleiding voor maatregelen is vaak reactief: een ramp of bijna-ramp, bijvoorbeeld. Maar bij het ontwerp en de uitvoering wordt dan meestal wel proactief gedacht.

Lees verder

Elektrische auto’s en CO2-uitstoot

Gastblog van Prof. Guido van der Werf

Het elektrificeren van vervoer is een van de manieren om onze CO2-uitstoot te verlagen. Maar zoals bij zoveel onderwerpen die met CO2-mitigatie te maken hebben staan niet altijd alle neuzen dezelfde kant op. En zoals wel vaker lees je in o.a. De Telegraaf dan een compleet ander verhaal dan in veel andere media. Goed om nuchter naar de data te kijken dus en te begrijpen waarom er ruimte is (nou ja, was) om verschillend over dit onderwerp te denken. De belangrijkste conclusies van het verhaal hieronder zijn:

  • De CO2-uitstoot van elektrische auto’s is in de loop van de jaren afgenomen met name doordat onze energiemix is veranderd; waar je vijf jaar geleden nog kon claimen dat het verschil in CO2 uitstoot tussen een elektrische en een reguliere auto niet zo groot was, is dat nu niet meer het geval. De komende jaren wordt het verschil steeds groter in het voordeel van de elektrische auto.
  • Voor dagelijks gebruik zijn elektrische auto’s superieur geworden en ook op de lange afstand hoef je steeds minder concessies te doen. Met als belangrijke kanttekening dat dit laatste vooral geldt als de auto aerodynamisch vormgegeven is. Op lange afstand zijn grote en niet-aerodynamische elektrische auto’s zoals SUV’s duidelijk minder geschikt, tenzij je geen haast hebt.

Energiemix
Om de CO2-uitstoot van een elektrische auto te bepalen is kennis van de energiemix cruciaal. Wek je alle stroom op met wind, zon, of kernenergie dan leidt het opladen van de accu van een elektrische auto tot geen of lage uitstoot van CO2 en het rijden dus ook niet. Aan de andere kant van het spectrum zit stroom opgewekt in kolencentrales met de hoogste uitstoot van CO2 per opgewekte hoeveelheid energie. De energiemix geeft aan wat de relatieve bijdrage van deze bronnen is en die staat weergegeven in Figuur 1.

Figuur 1. Bijdrage van verschillende manieren om stroom op te wekken aan de totale stroomproductie in Nederland. Tot en met 2019 gerapporteerde waardes en vanaf 2021 geprojecteerde waardes. Bron: CBS en PBL.

Lees verder

Tegenlicht: Waterlanders

Projecties van de zeespiegelstijging uit het IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer

Afgelopen zondag zond Tegenlicht de documentaire Waterlanders uit, over hoe Nederland om zou kunnen gaan met de zeespiegelstijging. Deskundige en bevlogen mensen vertellen in die documentaire hoe we om zouden kunnen gaan met de zeespiegelstijging die ons de komende eeuwen te wachten staat. Ik heb geboeid gekeken, maar tijdens het kijken begon er ook iets te wringen. Ik miste iets.

Het probleem: in de documentaire ging het vrijwel alleen om eindbeelden: het Nederland van na de zeespiegelstijging. Die eindbeelden zijn zeker interessant om de gedachten te bepalen, maar in werkelijkheid kunnen we er niet zo veel mee. Want dat Nederland van na de zeespiegelstijging is er pas over enkele eeuwen. Of misschien zelfs enkele millennia. Al zou op die lange tijdschaal de stijging best nog een stuk hoger uit kunnen vallen dan het extreemste scenario dat in Tegenlicht aan bod kwam: 15 of 20 meter hoger dan nu, in plaats van 6 meter.

Tot het zover is zullen er een heleboel generaties leven in het Nederland van de stijgende zeespiegel. We gaan dus een eeuwenlange overgangsperiode tegemoet, waarin mensen gewoon behoefte hebben aan een prettige en veilige woonomgeving, een draaiende economie en een functionerende infrastructuur. Terwijl in de periode de zeespiegel blijft stijgen, mogelijk soms wat sneller en soms wat trager en misschien is dat tempo niet altijd ver vooruit te voorspellen.

Die onzekerheid en onvoorspelbaarheid kwam kort aan bod in het verhaal van Marjolijn Haasnoot, maar verder bleef het onbesproken. Terwijl ik vermoed dat hier de echt moeilijke klus ligt voor planologen, ontwerpers en beleidsmakers. Een statisch eindbeeld is mooi, maar de komende eeuwen moeten mensen hier vooral leven met de dynamiek van de stijgende zee en het veranderende klimaat. Meer dan een eeuw vooruitplannen en ontwerpen lijkt me niet realistisch. We zullen dus vooral na moeten denken over hoe Nederland moet leven met een toestand van doorgaande en onzekere verandering. Mogelijk vraagt dat vooral om flexibiliteit, en juist niet om een eindbeeld dat al helemaal vastligt.

Waarom al die aandacht voor CO2 in het regeerakkoord?

Dinsdag 10 oktober is het nieuwe regeerakkoord gepubliceerd. Er is veel aandacht voor het klimaat en het tegengaan van klimaatverandering in dit akkoord onder het motto: “We pakken de uitdaging van de klimaatverandering aan. Nederland wordt duurzaam.”. De komende regering wil maatregelen nemen om Nederland voor te bereiden op het terugdringen van onze broeikasgasemissies met 49% in 2030 t.o.v. de uitstoot in 1990. Gezien de historie van deze emissies over de laatste 26 jaar mag je dat toch ambitieus noemen. In 2016 lag de totale uitstoot van broeikasgassen circa 12% lager dan in 1990, maar de uitstoot van CO2 was met 2,6% toegenomen.

Juist aan de Nederlandse CO2-emissies wil men blijkbaar wat gaan doen want in het regeerakkoord komt het woord CO2 (of koolstofdioxide) erg vaak voor, 21 keer als ik me niet verteld heb. Vanwaar al die aandacht voor dat gas CO2 en klimaatverandering? Heel veel mensen weten dat waarschijnlijk al, maar voor de minder ingevoerde lezers van ons blog geven we nog een kleine samenvatting.

Meer CO2 in de atmosfeer zorgt voor opwarming.

Ieder voorwerp dat een temperatuur heeft straalt ook energie uit. De aarde wordt verwarmd door de zon en zal daarom eveneens energie uitstralen, dit gebeurt in de vorm van infrarood licht. De broeikasgassen in de atmosfeer absorberen een deel van dat infrarode licht. Deze absorptie zorgt ervoor dat de aarde iets warmer moet zijn om evenveel energie uit te stralen naar het heelal als het van de zon ontvangt. Als de ontvangen en uitgezonden energie niet gelijk aan elkaar zijn, koelt de aarde af of warmt hij op totdat de balans weer in evenwicht is. Dit komt in feite neer op de wet van behoud van energie. Door dit zogenoemde broeikaseffect is het aan het oppervlak van de aarde warmer dan het zonder de aanwezigheid van broeikasgassen zou zijn: dan was het gemiddeld circa -18 °C op aarde, 33 graden kouder dan nu het geval is.
Lees verder

Klimaatakkoord Parijs doet er wel degelijk toe om opwarming te temperen

Sinds de VS hebben besloten om uit het klimaatakkoord van Parijs te stappen, is er veel te doen over de vraag wat ‘Parijs’ eigenlijk uitmaakt voor de opwarming van de aarde de komende eeuw. Daarover doen veel verhalen de ronde.

Verreweg de meeste  analyses schatten de invloed van het klimaatakkoord in op één tot anderhalve graad minder opwarming in 2100 ten opzichte van ‘business as usual’. Dat is niet voldoende om onder de twee-gradengrens te blijven, maar zeker substantieel.

Carbon_Brief_Paris_Avoided_Warming_2100

Een vergelijking tussen de verwachte opwarming in 2100 voor het ‘business as usual’ scenario en de uitvoering van het Parijs-akkoord op basis van 9 verschillende studies. Bron: The Carbon Brief.

Maar Trump noemde toch een veel lager getal? Ja, dat klopt. Trump en andere ‘skeptici’ (waaronder ook de zogenaamde ‘ecomodernisten’) beroepen zich op een analyse van Bjorn Lomborg (zie hier een kritisch commentaar daarop), waaruit zou blijken dat het uitvoeren van de beloftes van Parijs tot slechts 0,17 graden minder opwarming zou leiden. Die conclusie is grotendeels het gevolg van de aanname dat de landen na de looptijd van het klimaatakkoord – 2030 – weer terug gaan naar het fossiele tijdperk en weer volop CO2 gaan uitstoten, volgens het zogenaamde ‘business as usual’ scenario (RCP8.5).

Terwijl het hele idee van Parijs natuurlijk is dat er een transitie in gang wordt gezet; niet dat we daarna teruggaan in de tijd en ons weer beperken tot het verbranden van fossiele grondstoffen. Toen de stoomtrein eenmaal was ontwikkeld, keerden we nadien ook niet massaal terug naar vervoer met paard en wagen.

Omdat het klimaatakkoord in 2030 afloopt, moet je aannames maken over wat er gebeurt in de periode 2030-2100 om de verwachte opwarming in 2100 te kunnen inschatten. Dat geeft dit soort berekeningen een grote onzekerheid, maar het realiteitsgehalte  van de aannames kan flink van elkaar verschillen. Daarnaast wordt niet altijd expliciet gemaakt waarmee de effecten van het klimaatakkoord vergeleken worden; meestal is dat een ‘business as usual’ scenario, maar er zijn ook schattingen in omloop die de effecten van Parijs vergelijken met voorgaande klimaatafspraken. Dat maakt nogal wat uit voor de uitkomst.

Is het nu zo’n probleem dat Trump uit het klimaatakkoord is gestapt? Dat hangt voor een groot deel af van hoe andere landen en actoren hier op reageren. Wordt Trumps besluit gebruikt als alibi om de eigen ambities ook af te zwakken (zie bijvoorbeeld de uitingen van de Belgische minister), of worden anderen juist gesterkt in hun overtuiging om werk te maken van emissiereductie (zie bijvoorbeeld de houding van Californië en China)? De toekomst zal het leren.

Dit blogstuk is eerder gepubliceerd op OneWorld.nl.

Marcel Crok’s inbreng voor hoorzitting Tweede Kamer incorrect en irrelevant

Door Bart, Hans, Bob en Jos

De Nederlandse rechter heeft een aantal maanden terug Urgenda in het gelijk gesteld in de zaak die zij en 900 mede-eisers hadden aangespannen tegen de Nederlandse Staat. Naar aanleiding daarvan vindt er komende donderdag 10 september een hoorzitting/rondetafelgesprek plaats. Wetenschapsjournalist Marcel Crok is daar ook voor uitgenodigd en een commentaarstuk van hem is bij de Tweede Kamer site te downloaden. Het stuk staat – zoals te verwachten – vol van onjuistheden aangaande de stand van zaken in de klimaatwetenschap.

De in onze ogen weinig gefundeerde kritiek die Marcel Crok op de klimaatwetenschap heeft, is echter niet relevant voor de klimaatzaak omdat de Nederlandse Staat en Urgenda het in grote lijnen eens zijn over de klimaatwetenschap en over de internationaal afgesproken tweegradendoelstelling. Niet voor niets baseerde de rechtbank zich op hetgeen partijen in dit opzicht hebben overgelegd en tussen hen vaststaat”. Om die reden zijn er geen KNMI-ers of andere klimaatonderzoekers uitgenodigd, want het geschil gaat helemaal niet over klimaatwetenschap. Daarom is het des te vreemder dat Marcel Crok uitgenodigd is om het daar juist wel over te hebben – en dan ook nog eens met oneigenlijke argumenten.

Het stuk van Crok is grotendeels gebaseerd op drie grote denkfouten. Daar gaan we eerst op in. Aan de hand van citaten uit het stuk behandelen we daarna een aantal feitelijke onjuistheden en onzorgvuldigheden.

Denkfout 1
Crok schrijft: “Ik concludeer hieruit dat een rechter zich beter niet kan mengen in een zeer gepolitiseerd wetenschappelijk debat.”. Hij beseft blijkbaar niet dat de rechter zich helemaal niet in de wetenschap mengt. De beide partijen in het proces, Urgenda en de Staat, doen dat evenmin. Zij accepteren de wetenschap zonder daarover te oordelen. En dus accepteren ze ook de stand van de wetenschap en de risicoanalyse die door vele honderden wetenschappers wordt gegeven in de IPCC rapporten, die de Staat voor akkoord ondertekend heeft. De enige die de wetenschap niet accepteert en die meent er wél over te moeten oordelen, is Crok zelf. En, zo valt op te maken uit zijn stuk, hij vindt juist dat andere betrokkenen, misschien zelfs de rechter, dat dan blijkbaar ook zouden moeten doen. Ofwel: in zijn stuk pleit hij juist sterk voor bemoeienis van de rechter met het wetenschappelijk debat. Wij denken dat de rechter zich juist niet met de wetenschap moet bemoeien maar de stand van de wetenschap – zoals door beide partijen geaccepteerd – als uitgangspunt moet nemen voor zijn/haar rechterlijke uitspraak. En dat is wat de rechter heeft gedaan.

Denkfout 2
“Mitigatie versus adaptatie”, luidt het eerste deel van de titel van het stuk. Even verderop: “Dat is het dilemma mitigatie versus adaptatie”. Het woord dat in die zin ontbreekt voor het woord “dilemma”, is “vals”. Het is namelijk geen kwestie van óf het een óf het ander. Dat adaptatie nodig is staat als een paal boven water. Sterker nog, we zijn er in Nederland al jaren mee bezig: verhoging van dijken, opvang van regenwater, aanleg van overstromingsgebieden. Bij tal van zaken wordt rekening gehouden met de deels onafwendbare gevolgen van klimaatverandering, zoals de stijging van de zeespiegel en de toename van extreme neerslag. De grote vraag is in hoeverre adaptieve maatregelen nog soelaas bieden, in Nederland en in de rest van de wereld, als de temperatuur in de komende eeuwen meer dan twee graden stijgt. Het tweegradendoel, wat voor beide partijen in de rechtszaak een gegeven is, houdt op zichzelf al in dat er ZOWEL adaptatie plaatsvindt (aan de +2 °C) als mitigatie.

Om de toekomstige opwarming te beperken is mitigatie een vereiste. Omdat de CO2-concentratie nog een tijd blijft stijgen, ook al reduceren we onze emissies, zullen we sowieso geconfronteerd worden met meer opwarming. Alléén inzetten op adaptatie en niet op mitigatie is als dweilen met de kraan open.

Denkfout 3
Veel van de argumenten van Crok gaan over wetenschappelijke onzekerheid en leemtes in kennis. Hij lijkt te denken dat die in tegenspraak zijn met de analyses en conclusies van de wetenschap en dus het IPCC. Het tegendeel is het geval. Onzekerheid over en onbekendheid met bepaalde aspecten is altijd en overal integraal onderdeel van een wetenschappelijke analyse. Ze zijn dan ook uitgebreid meegewogen in de risicoanalyse van het IPCC. De wetenschappers die de IPCC-rapporten schrijven zijn natuurlijk goed op de hoogte van de onzekerheden in modelberekeningen, onvolledige kennis over het ontstaan van wolken, of moeilijkheden om bepaalde factoren met voldoende mate van zekerheid aan te tonen. Crok schurkt regelmatig tegen de ad ignorantiam drogreden aan: zo lang men niet alles weet, weet men niets. Lees verder

Klimaatverandering als risicoprobleem

risks

Het is een van mijn stokpaardjes, en het krijgt ook elders ruim de aandacht: het maatschappelijke debat over de menselijke invloed op het klimaat draait niet om een keuze tussen absolute zekerheden, maar om een afweging van risico’s. Aan de ene kant is dat voor mij glashelder, aan de andere kant blijkt het ontzettend moeilijk goed onder woorden te brengen wat dat precies betekent. Misschien snap ik zelf nog niet helemaal.

Dat wil zeggen: ik snap wel min of meer hoe de wetenschap via scenario’s, kansverdelingen en onzekerheidsintervallen een risico kan schetsen en kwantificeren. Ik snap ook hoe die risico’s uitgewerkt kunnen worden tot beleidsdoelstellingen en -afspraken en waarom dat nodig is: cijfermatige doelen zijn de enige manier om vrijblijvendheid te vermijden. Het lastige zit ‘m in de vertaling van zulke complexe analyses en afwegingen naar de echte wereld en naar de belevingswereld van degenen die het aangaat: de aardbewoner. Dat blijkt vaak zelfs lastig te zijn voor mensen die zich intensief met klimaatverandering bezighouden. Hoe moet het dan zijn voor buitenstaanders? Het zou me niet verbazen als cijfergoochelarij en moeilijkdoenerij over risico-analyses en risicomanagement desinteresse voor het klimaatdebat in de hand werkt. Of zelfs afkeer.

Ik verbeeld me niet dat het me in dit stukje zal lukken om de ingewikkelde materie in één keer voor iedereen grijpbaar en begrijpelijk te maken. Maar ik kan wel proberen een kleine bijdrage te leveren. Om te beginnen lijkt het me zinvol om stil te staan bij hoe we in ons leven met allerlei risico’s omgaan.

Risico’s zijn altijd dagelijkse kost geweest in de geschiedenis van de mensheid. We hebben verschillende manieren ontwikkeld om er mee om te gaan: we proberen ze te bezweren via religie of bijgeloof, of we besluiten al dan niet een risico te nemen, op basis van intuïtie, kennis, ervaring, trauma’s, gewoontes, persoonlijke voorkeuren en omstandigheden. Het is bekend dat de meeste mensen zich in de loop der tijd meer bewust worden van allerlei risico’s en die als ze ouder worden dan ook meer gaan vermijden.

Het type risico’s is in de loop der tijd flink veranderd. In ons dagelijks leven is het verkeer misschien wel de belangrijkste risicobron; we moeten beslissingen nemen als: wel of niet oversteken bij een rood fietsers- of voetgangerslicht; wel of geen gordel om voor een kort ritje; wel of niet die irritante linksrijder rechts inhalen. Of – het gebeurt nog steeds – wel of niet met drank op achter het stuur kruipen. Maar ook bij de aanschaf van een auto weegt veiligheid voor veel mensen mee. Het bijzondere van het verkeer is dat het als het misgaat niet alleen gevolgen kan hebben voor onszelf, maar ook voor anderen. Dat zal een van de redenen zijn waarom de gemoederen in het verkeer vaak zo hoog oplopen: zolang we zelf de risico’s kunnen beheersen, of dat menen te kunnen, is er niets aan de hand, maar als we zien dat een ander ons in gevaar brengt is dat onverteerbaar. Lees verder