Categorie archief: KNMI

Open discussie voorjaar/zomer 2023

Het mooie weer vraagt om aandacht, dat geldt ook voor veel nieuw klimaatonderzoek én voor een naderende El Niño.

De afgelopen jaren stonden in het teken van een ‘triple dip’ La Niña: een periode waarin de passaatwinden versterkt van oost naar west waaien over de Stille Oceaan. De wind drijft het, door de zon opgewarmde, oppervlaktewater voor zich uit waarna het (zouter en dichter geworden door verdamping) afzinkt voor de kust van Azië. Tijdens een La Niña gaat er relatief méér van de zonnewarmte naar het ‘compartiment’ oceaan en minder naar de atmosfeer. De mondiaal gemiddelde oppervlaktetemperatuur blijft dan ook wat achter tijdens La Niña jaren: het is koeler dan de trend zou doen verwachten.

Inmiddels dienen de eerste signalen van een El Niño zich aan. De passaatwinden nemen af of de windrichting keert zelfs om: de ‘westerlies’.

Warm oppervlaktewater gaat zich dan ophopen voor de kust van Midden-Amerika. Nog een aspect van El Niño is, dat daar het opwellen van koud water uit de diepe oceaan vervangen wordt door het warme zeewater dat, vanuit de westelijke Stille Oceaan, terugstroomt onder het oceaanoppervlak. Een dwarsdoorsnede langs de evenaar, met de zeewatertemperaturen van 27 februari t/m 28 april dit jaar, toont deze ‘Kelvin waves’:

Tijdens El Niño jaren komt een deel van de warmte die eerder in het oceaanwater is geaccumuleerd weer aan de oppervlakte en warmt alsnog de atmosfeer op. Met aanzienlijke gevolgen: soms sterke neerslag in Mexico en in delen van de VS terwijl er langdurige droogte in het Amazonegebied kan heersen. Dit laatste heeft ook gevolgen voor de koolstofcyclus. Tijdens El Niño jaren blijft er dan relatief méér van onze emissies in de dampkring: een grotere ‘airborne fraction’, zoals beschreven in dit blogstuk door prof. Guido van der Werf.

Een spannende vraag is: gaan we een nieuw mondiaal jaarrecord zien, qua oppervlaktetemperatuur? Bij de vorige El Niño van 2016 was dit wel zo. Toch werd 2020 al bijna even warm zónder El Niño. De stijgende trend en de 0,05 á 0,2 graden extra die een El Niño met zich brengt, laten een nieuw record wel vermoeden. En… gaan we misschien zelfs al over de +1,5 °C heen? Over deze vraag schreven klimaatwetenschappers Zeke Hausfather en Andrew Dessler een interessant verhaal met deze grafiek:

De groene t/m rode bolletjes geven een geprojecteerde temperatuur-anomalie aan voor het jaar 2024, bij een matige of juist heel sterke El Niño. En… er is een kleine kans dat het jaar 2024 al de +1,5 °C van het Klimaatakkoord van Parijs gaat overschrijden. Zou dit betekenen dat de doelstelling van het Akkoord dan niet gehaald is? Nee, want de ene anderhalve graad is de andere niet.

Overigens zijn er goede redenen waarom een nieuw jaarrecord niet in 2023 maar pas in 2024 verwacht wordt. Uit een eerdere studie door Foster & Rahmstorf (2011) blijkt dat de mondiaal gemiddelde oppervlaktetemperatuur zo’n 3 tot 6 maanden na-ijlt op ENSO, en het ziet ernaar uit dat we pas vanaf augustus of september van een volledige El Niño kunnen spreken. Deze studie is al eens eerder besproken door Bart Verheggen.

Hoe dan ook, een komende El Niño is interessante gespreksstof! In deze Open Discussie kunnen zaken die geen betrekking hebben op specifieke blogstukken aan de orde worden gebracht, indien het verband houdt met klimaatverandering.

Klimaatverandering maakte extreme hittegolf in India & Pakistan 30 keer waarschijnlijker

Gastblog van Carolina Pereira Marghidan

Sinds begin maart hebben meer dan een miljard mensen in India en Pakistan te maken gehad met een extreme hittegolf. In India was dit de warmste maart ooit gemeten; in Pakistan de warmste maart in 61 jaar en daar werden meerdere all-time records gemeten. Temperaturen in maart en april kwamen op veel dagen boven de 45 °C uit en liepen zelfs op tot de 51 °C. Ook was het ontzettend droog, in maart er viel in India 71% en in Pakistan 62% minder regen dan normaal. Hoewel India en Pakistan regelmatig hoge temperaturen ervaren voorafgaand aan het moessonseizoen, kwam deze hittegolf ongewoon vroeg, strekte zich uit over een enorm oppervlak (bijna 70% van India en 30% van Pakistan), en duurde extreem lang (nog steeds bezig in sommige delen) – wat zorgde voor verreikende en ingewikkelde maatschappelijke effecten.

Door klimaatverandering nam de kans op deze hittegolf toe met een factor 30, volgens een nieuwe attributiestudie van het World Weather Attribution (WWA) initiatief, waar het KNMI onderdeel van is. Daarnaast zou een dergelijke hittegolf ongeveer 1 °C koeler geweest zijn in een pre-industrieel klimaat. De klimaatwetenschappers hebben beschikbare data vergeleken met 20 klimaatmodellen met temperatuurgegevens van de afgelopen decennia. Resultaten laten zien dat bij een wereldgemiddelde opwarming van +2 °C, hittegolven zoals deze 2 tot 20 keer waarschijnlijker, en 0.5 tot 1.5 °C heter zullen zijn vergeleken met 2022. Dat betekent dat bij een opwarming van +2 °C, de kans van deze hittegolf (nu geschat op eens in de honderd jaar) stijgt naar een kans van eens in de 5 tot 50 jaar. Deze resultaten zijn waarschijnlijk conservatief omdat temperatuurdata maar beschikbaar zijn voor een relatief korte periode. De meeste data komen van KNMI Climate Explorer.

Complexe gevolgen en samengestelde risico’s
De extreme hittegolf die over India en Pakistan strekte raakte vele verschillende sectoren van de maatschappij. De visualisatie in Figuur 1 laat al deze relaties zien en geeft ook weer dat de effecten van een hittegolf ingewikkeld en onderling verbonden met elkaar kunnen zijn, waardoor de volledige omvang moeilijk te bevatten is.

Figuur 1. Conceptueel diagram van de complexe interacties en gevolgen van de hittegolf in India & Pakistan, 2022 (Bron: Figuur 9 van WWA, 2022, door Carolina Pereira Marghidan)

Lees verder

KNMI Klimaatsignaal‘21

De huidige klimaatverandering door de alsmaar toenemende broeikasgasconcentraties is een wereldwijd fenomeen, waarneembaar van de Noordpool tot Antarctica. Ergens tussen die twee polen in ligt ons kleine Nederland en natuurlijk worden ook wij blootgesteld aan de gevolgen van klimaatverandering. Ons nationale kennisinstituut op het gebied van weer, klimaat en seismologie, het KNMI, houdt uiteraard de Nederlandse klimaatsituatie in de peiling. Op 25 oktober heeft het KNMI het Klimaatsignaal’21 gepubliceerd, een samenvatting van de actuele informatie over klimaatverandering in Nederland. Het rapport is gebaseerd op huidige klimaatkennis zoals die te vinden is in het recente IPCC AR6-rapport, aangevuld met KNMI-waarnemingen en -onderzoek.

Ik ben geabonneerd op de KNMI klimaatbrief en daarin staat een keurige en heel korte samenvatting van het Klimaatsignaal’21 rapport. Omdat ik het zeker niet beter kan samenvatten, heb ik dat gewoon integraal overgenomen:

  • Zeespiegelstijging
    Als we de uitstoot van broeikasgassen niet verminderen kan de zeespiegel voor de Nederlandse kust rond 2100 tot 1,2 meter stijgen ten opzichte van begin deze eeuw. Als delen van de Antarctische IJskap instabiel worden kan de zeespiegel zelfs tot 2 meter stijgen.

  • Arctische invloed op ons weer
    De opwarming in het Arctische gebied is sterker dan in de tropen. Dit kan leiden tot een zwakkere straalstroom. Daardoor is de kans op aanhoudende weersituaties zoals langdurige droge, natte, warme of koude periodes, mogelijk groter.

  • Extreme neerslag
    Doordat de lucht in een warmer klimaat meer vocht kan bevatten, ontstaan er extremere buien. Bij de zwaarste buien kunnen ook meer valwinden ontstaan, die gevaarlijk kunnen zijn en veel schade kunnen aanrichten.

  • Hitte en neerslag in steden
    Steden zijn meestal warmer dan de landelijke omgeving door het hitte-eilandeffect. Door de opwarming van de aarde wordt het ook in steden nog warmer. Daarnaast vormen extreme neerslag én droogte een steeds grotere uitdaging voor de stad.

  • Droogte
    Door de hogere temperaturen en door meer zonnestraling stijgt de verdamping. De kans op droogte in het voorjaar en in de zomer wordt daardoor groter.

  • Orkanen/BES
    Omdat in een warmer klimaat de zeewatertemperaturen stijgen kunnen de orkanen in de buurt van Bonaire, St. Eustatius en Saba zwaarder worden.

Enkele natte onderwerpen die ik het meest interessant vond in het rapport heb ik hieronder wat verder uitgediept. Voor de liefhebber die alles wil lezen (een aanrader) of andere onderwerpen interessanter vindt, het rapport is hier te vinden: Rapport Klimaatsignaal ’21.
Lees verder

Climate Change in Action – De hittegolf in Noordwest-Amerika


(Bron image: Scott Duncan)

Berichten over extreem weer zijn de laatste tijd geen zeldzaamheid. Als voorbeeld een klein bloemlezing wat ik de afgelopen paar weken zoal aan nieuwskoppen ben tegengekomen op de NOS-site:

Dat we met enige regelmaat geconfronteerd worden met extreem weer, zoals ondergelopen straten of uitzonderlijke temperaturen, mag geen verrassing heten. Extreem weer kan extremer worden, vaker voorkomen, of langer aanhouden door klimaatverandering. Het IPCC schreef al in 1990 over een mogelijke toename van intense regenbuien en een toename van dagen met hoge temperaturen (blz. XXIII van de Policymakers Summary). Goed te begrijpen ook, het woord “opwarming” spreekt voor zich en in een warmere wereld kan de atmosfeer meer vocht bevatten en kan er meer water naar beneden komen bij een bui. Niet alle extreme weersgebeurtenissen worden versterkt door klimaatverandering en het is sowieso lastig om te bepalen of in welke mate de door ons mensen veroorzaakte klimaatverandering van invloed is geweest op een weersgebeurtenis. Wetenschappers zijn hier druk mee bezig en ze proberen tegenwoordig om bij bijzondere gebeurtenissen dit soort attributiestudies heel snel uit te voeren. Hiertoe is World Weather Attribution opgericht, een internationaal samenwerkingsverband van wetenschappers van verschillende instituten. Een eerder voorbeeld van een van hun studies is het onderzoek naar de Europese hittegolf van 2019. En nu al ligt er een attributiestudie (Philip et al.) naar de bizarre hittegolf in Noordwest-Amerika, iets meer dan een week na het bericht over de recordtemperatuur van 49,5 graden in Lytton, Canada. Het is een bijzonder knappe prestatie om in een zo’n korte tijd een goed doorwrocht wetenschappelijk rapport te schrijven met maar liefst 27 onderzoekers (en zonder funding). De conclusie van het artikel vat ik heel kort maar even samen als: Climate Change in Action!
Lees verder

Robuustheid van homogenisatie van KNMI onderzocht

We hebben hier het afgelopen jaar al twee keer aandacht besteed aan het kritische rapport van Dijkstra, Ruis, De Vos en Crok over de homogenisatie van temperatuurmetingen van De Bilt door het KNMI. Inmiddels heeft meteoroloog Ben Lankamp van Weerplaza de homogenisatie van het KNMI gereproduceerd. Hij heeft ook onderzocht hoe gevoelig de resultaten zijn voor gemaakte keuzes die door Dijkstra bekritiseerd werden. De invloed van die keuzes op het resultaat van de homogenisatie is klein. De gebruikte referentie heeft het meeste invloed: een combinatie van Nederlandse en Duitse stations levert een wat kleinere correctie op dan wanneer alleen Eelde wordt gebruikt.  Maar de keuze voor Eelde is een logische, op basis van meteorologische argumenten. De conclusie: de homogenisatie is reproduceerbaar en robuust. Hieronder licht Ben zijn analyse toe.

Gastblog van Ben Lankamp

In het voorjaar van 2019 verscheen het rapport ‘Het raadsel van de verdwenen hittegolven’, door Frans Dijkstra, Jan Ruis, Rob de Vos en Marcel Crok. Zij hebben de homogenisatie van de temperatuurgegevens in De Bilt, uitgevoerd door het KNMI in 2016, onderzocht en stellen dat deze ‘te rigoureus’ is uitgevoerd.

In navolging daarvan heb ik contact gehad met zowel de auteurs van het rapport als de auteur van de homogenisatie, Theo Brandsma, bij het KNMI. Mijn doel was allereerst om te kijken of de resultaten van het KNMI binnen acceptabele marges kunnen worden geproduceerd. Dit was namelijk de auteurs van het ‘hittegolvenrapport’ niet gelukt.

Vervolgens ben ik de belangrijkste kritiekpunten in dit rapport nagelopen om te kijken of die hout snijden. Mijn eigen uitgangspunt hierin was neutraal en zo goed als mogelijk objectief: mensen zijn niet feilloos, ook wetenschappers niet. De discussie moet je zo veel mogelijk aangaan en niet vermijden. Lees verder

Een hittegolven-rapport dat geen extreme hitte analyseert

Temperatuurrecords van Nederlandse weerstations. Bron: W. in ’t Erland, Onweer Online

Als we de afgelopen weken iets hebben kunnen merken over het klimaat, dan is het wel dat extreme hitte extremer wordt. In Nederland sneuvelde het warmterecord van 38,6°C uit 1944 in Warnsveld. Niet met een beetje, het werd met meer dan 2°C verpulverd. En dat niet alleen: in 3 dagen tijd werden er door de 34 KNMI-weerstations in Nederland maar liefst 24 maximumtemperaturen gemeten boven dat tot dan toe onaantastbare record. Waarvan 9 hoger dan 40°C. Ook elders in West-Europa werden tal van hitte-records verbroken, met temperaturen die een eeuw geleden zo goed als onmogelijk waren.

Het is natuurlijk volkomen logisch dat in een warmer klimaat de kans op extreme hitte groter is. Toch blijken er, zelfs na de recente recordregen, mensen te zijn die deze simpele logica weigeren te accepteren. Bijvoorbeeld aan de hand van het rapport van Dijkstra et al. dat de door het KNMI uitgevoerde homogenisatie van de temperatuurdataset van De Bilt bestrijdt. De suggestieve ondertitel maakt duidelijk dat het rapport niet bedoeld is als objectieve contra-expertise, maar als aanval op het KNMI: “Hoe het KNMI historische hittegolven uit de boeken schrapte”. De door het KNMI uitgevoerde homogenisatie werd op dit blog net voor de hittegolf van juli nog bevestigd door de analyse van Tinus Pulles. Omdat de verdachtmakingen daarna gewoon door zijn gegaan zijn we wat dieper in het rapport van Dijkstra c.s. gedoken. En de kwaliteit van wat we aantroffen valt bepaald niet mee. We lichten er hier enkele methodologische missers en onjuistheden uit. Lees verder

Analyse van de KNMI-homogenisatie

Gastblog van Tinus Pulles [1]

Samenvatting

Tegen de achtergrond van de vooral op Twitter steeds weer terugkerende discussie over de zogenaamde homogenisatie van de lange reeks temperatuurmetingen in De Bilt, hebben wij de ruwe data van die metingen met een uitsluitend statistische blik geanalyseerd. Uit onze analyse blijkt dat:

  1. Op warme dagen een met het blote oog al waarneembare discontinuïteit in de meetreeks zit.
  2. Een statistische analyse met twee onafhankelijke lineaire regressies bevestigt dat de discontinuïteit in 1951 optreedt: het tijdstip van vervanging van de oude door een nieuwe meethut.
  3. Door de waarde voor 1951 met beide twee regressies te berekenen en aannemende dat die waarde gelijk zou moeten zijn, kan een ijkcurve worden berekend die de uitlezing van beide meethutten met elkaar in verband brengt; deze interpretatie wordt versterkt door de waarneming dat de helling (trend) in beide regressielijnen nagenoeg gelijk is.
  4. Het verschil tussen de oude en de nieuwe meting neemt toe naarmate de temperatuur hoger wordt
  5. Vergelijking van deze curve met de door KNMI uitgevoerde homogenisatie suggereert dat die KNMI-homogenisatie het verschil eerder onder- dan overschat.

Aangezien de KNMI-homogenisatie wél kennis over de meteorologie in de analyse betrekt en wij niet, zien wij geen reden de KNMI-homogenisatie verder te wantrouwen.

Aanleiding
Lange tijdreeks van temperatuurwaarnemingen in De Bilt

In heel veel discussies over klimaatverandering zijn lange tijdreeksen van temperatuurwaarneming van groot belang. In Nederland wordt daarvoor een reeks metingen in De Bilt gebruikt. Die reeks begint in 1901 en loopt nog steeds door. Een probleem met deze lange tijdreeks is dat in 1951 de meetmethode in De Bilt is veranderd (https://knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/homogenisatie-zorgt-voor-betrouwbare-temperatuurreeksen). De meethut is verplaatst en van een ander type. Figuur 1  laat het gevolg van die verandering op de gemeten waarden zien.

Figuur 1 (klik voor een grotere versie).
Ruwe data van het meetstation De Bilt: de dagelijks maximale temperatuur (https://www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/gemeten-reeksen).
Voor elk jaar in de tijdreeks is het hoogste, het laagste (linker kolom), de 98-percentiel (7 warmere c.q. koudere dagen in elk jaar; middelste kolom) en het 90-percentiel (36 warmere c.q. koudere dagen in elk jaar; rechter kolom) weergegeven.
De data vóór de aanpassing van de meethut in rood, data voor ná aanpassing van de meethut in blauw.

Zo op het oog zien we al bij de hoogste temperaturen een sprong in de tijdreeks. Die sprong lijkt kleiner te worden bij minder warme dagen, zoals gemeten met het etmaalmaximum. Op de koudste dagen is op het oog geen discontinuïteit te zien. Dezelfde analyse bij de etmaalgemiddelden en de etmaalminima, zoals gemeten in De Bilt geeft ook vergelijkbare plaatjes: op de warmste dagen in de Bilt lijkt de nieuwe meethut tot een paar graden lagere temperaturen te registreren dan de oude meethut.
Lees verder

Europese hittegolf in juni versterkt door klimaatverandering

De laatste week van juni zat een groot deel van Europa te zweten in een hittegolf. Hoewel in Nederland de definitie van hittegolf net niet werd gehaald, was het ook hier een aantal dagen achter elkaar erg warm.

Het zwaartepunt van de warmte in Europa lag in Frankrijk, zoals in de figuur hieronder te zien is. Het KNMI schrijft hierover:

Toevallig was er die week net een grote conferentie over extreem weer en klimaatverandering in Toulouse in Zuid-Frankrijk (waar donderdag 40,2 ºC gemeten werd, een record voor juni, en de nacht daarvoor niet koeler werd dan 24,2 ºC, een nieuw record voor het hele jaar). Met een aantal wetenschappers die daar aanwezig werd besloten de meetgegevens door te rekenen en met de uitkomsten van klimaatmodellen te vergelijken. Deze ‘snelle attributiestudie’ werd geleid door Geert Jan van Oldenborgh van het KNMI.

Het vorige warmterecord voor Frankrijk werd compleet weggevaagd met 45,9 °C.

De temperatuur van de drie warmste dagen in juni 2019 vergeleken met de drie warmste dagen in juni 1981-2010. Bron KNMI/E-OBS

Zowel op basis van klimaatmodellen als op basis van observaties kan iets gezegd worden over de toegenomen waarschijnlijkheid van een hittegolf met deze intensiteit. Wat opvalt is dat de modellen een stuk lager uitkomen: een factor 2 tot 20 keer zo waarschijnlijk. Afgaand op de observaties is dit zo’n 200 keer zo waarschijnlijk, met een range van 10 tot 10.000. De oorzaak voor het relatief grote verschil tussen waarnemingen en modellen is niet duidelijk. De onzekerheid in de precieze toename is dus aanzienlijk, maar dat een dergelijke hittegolf veel waarschijnlijker is geworden is wel duidelijk.

Toename in waarschijnlijkheid van een hittegolf zoals in Juni 2019. Links voor heel Frankrijk, rechts voor de stad Toulouse. Blauw is gebaseerd op observaties, rood op modellen.

Je kunt er ook op andere manier naar kijken. Volgens de metingen is deze hittegolf 4 graden warmer dan een hittegolf die met dezelfde frequentie optrad in het pre-industriële klimaat. Volgens de modellen is het verschil 2 graden.

Toename in de temperatuur van een hittegolf met dezelfde frequentie als die in Juni 2019. Links voor heel Frankrijk, rechts voor de stad Toulouse. Blauw is gebaseerd op observaties, rood op modellen.

Zondagavond was er een reportage in Nieuwsuur hierover, waarvoor Geert Jan van Oldenborgh (KNMI), Dim Coumou (VU) en ik (AUC) waren geïnterviewd.

Worden de warmste dagen in Nederland warmer?

Gastblog van Tinus Pulles

Wordt het warmer?

Er is recentelijk veel discussie rondom de vraag of het warme weer van de laatste weken wordt veroorzaakt door klimaatverandering. Op Twitter leidt dat tot een lange reeks van tweets over deze kwestie. Een van de topics is de “hittegolven”: worden er dat nu meer of niet? “Hittegolven” en met name de frequentie daarvan wordt hier gezien als één van de indicatoren dat het klimaat warmer wordt en de extremen wellicht extremer.

Hittegolven

In deze discussie is het van belang je te realiseren dat er verschillende definities van het begrip “hittegolf” zijn:

  • De “informele” definitie in het algemeen spraakgebruik (van Dale): een periode met zeer hoge temperaturen
  • De “officiële” definitie in de meteorologie (KNMI): een serie van minstens 5 zomerse dagen waarvan er zeker 3 tropisch zijn
    • een zomerse dag heeft een (maximum) temperatuur van 25,0 graden of hoger.
    • een tropische dag is volgens de meteorologie een dag waarop de maximumtemperatuur 30,0 graden of hoger is.

Deze twee verschillende definities zijn verwarrend in een discussie tussen niet-deskundigen. Wanneer bijvoorbeeld twee “officiële” hittegolven, kort na elkaar plaatsvinden (zoals in de afgelopen periode, zullen die in veel gevallen als één periode met zeer hoge temperaturen worden waargenomen. Of, met andere woorden, als die enkele koelere dag tussen twee officiële hittegolven niet plaatsvindt, is het maar één officiële hittegolf, terwijl er in het spraakgebruik nog steeds één periode met zeer hoge temperaturen is voorgekomen.

Er kan dus een verschil zijn tussen het aantal hittegolven dat officieel wordt geteld en dat aantal dat informeel wordt waargenomen. Dit is nog los van de mogelijkheid dat bij een officiële hittegolf in de Bilt (“nationale hittegolf”) op andere plaatsen in het land géén formele hittegolf wordt waargenomen. En omgekeerd: bij een lokale hittegolf elders in het land hoeft die niet ook in de Bilt te zijn waargenomen.

Homogeniseren van meetgegevens

Een tweede probleem bij het vaststellen of het aantal hittegolven in de loop der jaren verandert, is dat de metingen van het KNMI niet altijd volledig consistente meetseries kunnen leveren. Meetlocaties kunnen veranderen en meetinstrumenten kunnen worden verbeterd en vernieuwd. Beide veranderingen zijn in de loop van de afgelopen 120 jaar voorgekomen. Het KNMI probeert daarom uit de ruwe metingen consistente tijdreeksen af te leiden, de zogenaamde gehomogeniseerde meetreeksen. Een belangrijk aspect van dit homogeniseren is dat de nieuwere meetopstelling tot ongeveer 2 graden lagere temperaturen waarneemt dan de oudere. Deze 2 graden betreft de maximum waarden op warmere dagen, voor de gemiddelde dagwaarden kon dit oplopen tot circa 1,1 graad. Dat betekent dat in de “officiële” definitie van een hittegolf dagen, die in de oude methode als nét zomers of nét tropisch worden gezien, in de nieuwere methode niet meer zomers of tropisch zullen zijn. Daarmee neemt dus het aantal “officiële” hittegolven in de periode dat de oude opstelling werd gebruik af. Met name Marcel Crok maakt zich daar nogal druk over. Maar hij niet alleen. De werkelijkheid verandert uiteraard niet door deze homogenisatie en ook niet door de nieuwe meetmethode of de andere locatie.
Lees verder

Extreme Regenval: We zullen er aan moeten wennen

Op het moment van schrijven schijnt de zon in mijn woonplaats en maken mijn zonnepanelen en zonneboiler overuren. Het is warm en er is geen wolkje aan de lucht. Dat is niet de hele week zo geweest, want hier en daar heeft het toch wel even geregend in Nederland. En niet zo’n beetje ook! We zijn verrast met wolkbreuken en hoosbuien zoals bijvoorbeeld donderdag 21 juli door Willemijn Hoebert werd getoond op het NOS Journaal.

Figuur 1: Een beeld uit het NOS Journaal van 20.00 uur op 21 juli 2016.

Eerder dit voorjaar hebben we hier in Nederland en in onze buurlanden meer van dit soort extreme regenval gezien. Regen met een grote hoofdletter R. Plensbuien, ondergelopen akkerbouwgebieden, blank staande straten, boeren die zich slachtoffer voelen van klimaatverandering, water in huizen en zelfs modderstromen in Duitsland. Over dat laatste zei een collega van me op het werk: “Dat verwacht je hier in de buurt toch niet, zoiets gebeurt normaliter alleen in landen ver weg”.  Nou, onze verwachtingen zullen we wat bij moeten stellen als gevolg van de klimaatopwarming.

Lees verder