Tagarchief: worst-case scenario’s

Zijn worst-case scenario’s van belang voor de maatschappelijke discussie over het klimaat?


Cascade-scenario’ van gevolgen van klimaatverandering. Bron: Kemp et al.

Een artikel in PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences) vroeg onlangs om aandacht voor extreme gevolgen van klimaatverandering die niet heel waarschijnlijk zijn, maar ook niet ondenkbaar. Die gevolgen zouden bijvoorbeeld op kunnen treden als er een kantelpunt in het klimaat wordt bereikt, maar het artikel wijst ook op mogelijke ‘kantelcascades’. In zekere zin zijn dat ook kantelpunten, maar dan van een complexere aard: naast klimatologische kunnen er bijvoorbeeld ook politieke en sociaaleconomische factoren in meespelen. De auteurs van dat artikel pleiten voor meer onderzoek naar dergelijke gevolgen. Dat lijkt me zeker nuttig. Wie weet levert het enigszins geruststellende resultaten op, of helpt het ooit juist om een enorm rampscenario af te wenden. En ook als geen van beide het geval is, dan zit het er nog dik in dat het interessante nieuwe kennis oplevert. Inzichten die behulpzaam kunnen zijn bij de aanpassingen aan de veranderingen die eraan zitten te komen, bijvoorbeeld.

Het artikel trok nogal wat aandacht en ik vraag me af of we daar iets aan hebben in het huidige maatschappelijke en politieke debat. Dat zou misschien zo zijn als dat debat enkel en alleen gevoerd zou worden op rationele argumenten. Ik denk dat iedereen, hoe die ook denkt over klimaatverandering, het met me eens is dat dat niet zo is. En het lijkt me onwaarschijnlijk dat het debat rationeler wordt als dit type scenario’s erin mee gaat spelen. Juist bij onderwerpen met (vermeende) grote gevolgen in combinatie met grote onzekerheid spelen de emoties hoog op, of het nu gaat over het klimaat, zoönosen, vaccins, kernenergie of wat al niet meer. Noem een extreem rampscenario en vrijwel iedereen graaft zich onmiddellijk in in de al ingenomen positie.

De nuchtere realiteit is dat er wereldwijd is afgesproken om de opwarming ruim onder de twee graden te houden, en dat het er alle schijn van heeft dat dat nog een hele klus wordt. Laten we ons als wereldbevolking daar nu maar op concentreren. Extra complicaties helpen het publieke en politieke debat op dit moment niet verder. Maar dat mag geen reden zijn om het wetenschappelijke onderzoek hiernaar taboe te verklaren.

De onbewoonbare aarde: cli-fi of een zinnige bijdrage aan het debat?

To get to the worst cases, two things have to happen – we have to be incredibly stupid and incredibly unlucky. Dismissing plausible worst case scenarios adds to the likelihood of both. Conversely, dwelling on impossible catastrophes is a massive drain of mental energy and focus.

Gavin Schmidt

Bij de Bezige Bij verschijnt deze maand “De Onbewoonbare Aarde”, een vertaling van “The Uninhabitable Earth” van David Wallace-Wells. In 2017 publiceerde New York Magazine een lang artikel van Wallace-Wells met dezelfde titel. Dat artikel werd stevig bekritiseerd, ook vanuit de klimaatwetenschap. Deels ging die kritiek over de inhoud. Op een aantal punten gaf het artikel een onjuiste weergave van de wetenschap en op enkele andere punten ontbrak context, waardoor beweringen die op zich niet onwaar waren toch een verkeerde indruk van wetenschappelijke resultaten gaven. Daarnaast was er het nodige commentaar op de toonzetting van het stuk. Volgens Wallace-Wells was het bedoeld als een overzicht van worst-case scenario’s. Maar in plaats van als een verhaal over wat er in het uiterste geval zou kunnen gebeuren als werkelijk alles tegenzit, leest het meer als een aankondiging van een onafwendbaar doemscenario.

Op Climate Feedback becommentarieerden in totaal 17 wetenschappers het artikel van Wallace-Wells. Dat er inhoudelijk het nodige mis is, daar zijn ze het alle 17 wel over eens. Maar over de toonzetting verschillen de meningen flink. Dat is best een interessante constatering: de 17 klimaatwetenschappers die het – zeker in grote lijnen – eens zijn over de wetenschappelijke inhoud, hebben behoorlijk uiteenlopende ideeën over hoe je daar over zou kunnen of moeten schrijven. Het heeft ongetwijfeld te maken met hun risico-perceptie en met hoe die doorwerkt in de ideeën over hoe er over risico’s gecommuniceerd moet worden. Lees verder

Het nut van worst-case scenario’s, of: waarom dijken niet worden berekend op de gemiddelde waterhoogte

Klimaat is een belangrijk thema in Nederland, tegenwoordig. Ook in Elsevier. De boodschap is daar steevast dat een stevige aanpak van klimaatverandering geen goed idee is. Die boodschap wordt nogal eens gebracht met de holle retoriek en drogredenen die we kennen uit het pseudosceptische repertoire. Dat is jammer. Klimaat en klimaatbeleid zijn belangrijke onderwerpen, waarover een constructief en inhoudelijk debat zou moeten worden gevoerd. Holle retoriek en drogredenen helpen daarbij niet, ze saboteren een serieus debat juist. Onlangs (betaalmuur) had Simon Rozendaal, oudgediende bij Elsevier, de beurt om iets te schrijven.

Er is één punt uit dat stuk waar ik wat dieper op in wil gaan: de bewering[1] dat er “altijd voor het meest extreme scenario” wordt gekozen. Het lijkt me overdreven om te zeggen dat dat altijd het geval is, maar het gebeurt best vaak. Mijn opvatting van wetenschapsjournalistiek zou zijn dat er duidelijk wordt gemaakt waarom dat zo is. Door te wijzen op het verschil tussen een scenario en een voorspelling, bijvoorbeeld. En door te wijzen op het belang van worst-case scenario’s in wetenschap en beleid bij het analyseren, het afwegen en het zo nodig beheersen van risico’s. Risico impliceert onzekerheid: het kan mee- en het kan tegenvallen. Er zijn goede redenen waarom de mogelijke tegenvallers vrijwel altijd zwaar meewegen in de uitkomst van een risico-analyse. Risico is kans maal gevolg; een kleine kans vermenigvuldigd met een enorm gevolg kan een aanzienlijk risico betekenen. Dus krijgen zulke scenario’s de nodige aandacht.

Rozendaal verwijst in zijn stuk naar de Deltacommissaris – overigens onder verwijzing naar een rapport uit 2008; het recente advies waarin het worst-case scenario naar boven is bijgesteld noemt hij niet – en de benadering van de Deltacommissaris is wel een goede manier om dit punt te illustreren. De benadering van de Deltacommissaris is vanzelfsprekend stevig geworteld in hoe we in Nederland om gaan met overstromingsrisico’s. Dat houdt in: wat er in 1953 is gebeurd mag nooit meer gebeuren, tenzij er zich iets ondenkbaars voordoet. Waarbij het ondenkbare dan concreet wordt gemaakt door het te presenteren als een ramp, bijvoorbeeld een stormvloed, die hooguit eens per 100.000 jaar voor zou kunnen komen. Daar ontwerpen we de kustverdediging op; niet op het gemiddelde hoogwater of een storm die eens in de paar jaar wel eens voorbijkomt. Wie er met die blik naar kijkt zal nooit alleen de gemiddeld te verwachten zeespiegelstijging in beschouwing nemen. Om te weten of het veiligheidsniveau van eens per 100.000 jaar ook in de toekomst gehandhaafd kan worden is ook, of juist, de bovengrens van belang. Lees verder