Categorie archief: aarde

Het Antropoceen bestaat niet. Leve het Antropoceen!

Door: Sjoerd Kluiving, VU Amsterdam

Zo kopte de Britse krant The Guardian enkele weken terug, toen het nieuws lekte dat de Subcommison on Quaternary Stratigraphy (SQS) van de International Union of Geological Sciences (IUGS) in meerderheid het voorstel afstemde dat de midden 20e eeuwse ‘Great Acceleration’ de ‘golden spike’ (ondergrens) van het Antropoceen zou zijn. Toen het nieuws brak, berichtten CNN en Nature gelijktijdig in soortgelijke berichtgeving. Maar wat is hier nu eigenlijk aan de hand? Behalve dat een deel van de leden van de SQS bezwaar maakten op basis van procedures tijdens de stemming, die overigens door een hogere commissie weer teniet zijn gedaan, vormt de stemming het sluitstuk van 10 – 15 jaar discussie over een nieuw geologisch tijdperk, waarvoor in 2009 de Anthropocene Working Group is opgericht.

Nadat de scheikundige Paul Crutzen, de Nederlandse Nobelprijswinnaar, in 2000 de discussie over het Antropoceen nieuw leven inblies, nadat daarvoor de term op academisch onbegrip leidde, is er in de 21e eeuw een stroom van publicaties op gang gekomen die eerst vanuit de natuurwetenschappen kwam. Niet lang daarna werd het Antropoceen ook binnen de domeinen van de geestes- en sociale wetenschappen belicht en bediscussieerd.

Het Antropoceen kan worden gedefinieerd als de periode waarin de mens een diepgaande en gevaarlijke invloed heeft op het (sub)oppervlak (land en water), de biosfeer en de atmosfeer van de aarde. Vandaag de dag bevinden we ons in het derde decennium van de 21e eeuw en ervaart onze wereld een polycrisis op natuurlijk, cultureel en sociaal gebied. Klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit gaan hand in hand met meervoudige maatschappelijke transities. In onze zoektocht naar (economische) groei en ontwikkeling hebben we onze natuurlijke omgeving volledig overweldigd en bedreigen we in feite de stabiliteit van samenlevingen. Elizabeth Kolbert, aardwetenschapper en schrijfster van het boek ‘The Sixth mass extinction’ [1], heet ons welkom in het Antropoceen en vat de impact van de mens op ons aardoppervlak en onze atmosfeer vandaag de dag samen [2]:

a) We hebben meer dan de helft van het ijsvrije land op aarde veranderd;

b) We hebben de meeste grote rivieren ter wereld afgedamd of omgeleid;

c) Kunstmestfabrieken en peulgewassen leggen meer stikstof vast dan alle terrestrische ecosystemen samen;

d) Vliegtuigen, auto’s en elektriciteitscentrales stoten honderd keer meer CO2 uit dan vulkanen doen;

e) Wij veroorzaken regelmatig aardbevingen;

f) Vandaag de dag wegen mensen meer dan acht keer zoveel als wilde dieren;

g) Homo Sapiens is de belangrijkste veroorzaker van uitsterving en ook van soortvorming geworden.

Lees verder

Krijgen we echt een groenere wereld met meer CO₂? 

Het is – nog steeds! – een veelgehoorde opmerking als je het hebt over klimaatverandering: “Van al die extra CO2 gaan de planten lekker groeien! We krijgen juist meer bossen, en betere landbouwopbrengsten!”. En zo vreemd is die gedachtegang niet. Tuinders voegen CO2 toe aan de lucht in hun kassen om de plantengroei en oogst te stimuleren, en in Earth System Models zorgt dit “CO2-bemestings effect” voor een negatieve terugkoppeling op atmosferische CO2 concentraties: meer plantengroei betekent immers ook meer opname van CO2 door de vegetatie. Deze extra groei zou wereldwijd de hoeveelheid stikstof die in de bodem beschikbaar is voor plantengroei doen dalen, zoveel zelfs dat de auteurs van een recent artikel – bizar genoeg – suggereerden dat we misschien onze natuurlijke ecosystemen moeten gaan bemesten. 

Natuurlijk eikenbos in het noorden van Engeland. Foto: Franciska de Vries.

Dat de wereld groener wordt is een feit. Maar in 2016 schreef Hans Custers al op deze blog dat we nog niet zoveel van de onderliggende mechanismen en de persistentie van dit effect begrepen, en dat hoewel het wel altijd als iets positiefs wordt gebracht, dit CO2-bemestings effect niet persé positief is. In 2018 schreef Hans dat deze wereldwijde vergroening niet alléén door meer CO2 in de atmosfeer wordt veroorzaakt, maar ook door hogere temperaturen, uitbreiding van het landbouwareaal, stikstofdepositie, en verandering in neerslag. 

Bovendien hoeft die extra plantengroei niet noodzakelijkerwijs te resulteren in meer langdurige CO2-opslag in planten en bodem. Een voorbeeld van beide zaken – meer groei is niet persé positief, én kan door andere factoren veroorzaakt worden – is “Arctic greening”, Arctische vergroening. De Arctische toendra is een van de snelst opwarmende gebieden op aarde, en deze toenemende temperaturen zorgen voor meer groei en een toename in struikvormige vegetatie. Maar deze hogere temperaturen zorgen ook voor dooi van de permafrost, waardoor de bodem juist CO2 en methaan (CH4) verliest. 

Het CO2-bemestings effect ligt dus duidelijk gecompliceerder dan simpelweg meer groei door meer CO2, en ook het effect van die extra groei op de CO2-opname van het ecosysteem is nog onduidelijk. De CO2-terugkoppeling in Earth System Models is gebaseerd op korte termijn experimenten, maar er is toenemend bewijs dat het CO2-bemestings effect minder permanent is dan gedacht, en bovendien afhankelijk van veel andere factoren, die helder op een rij worden gezet in een artikel door Maschler et al. dat net uit is gekomen. Dat is ook wel logisch, want voor plantengroei spelen veel meer factoren een rol dan CO2

Lees verder

Wat het asgrauwe schijnsel van de maan zegt over de albedo van de aarde

“There is no dark side in the moon, really. Matter of fact, it’s all dark. The only thing that makes it look light is the sun.”
(Gerry O’Driscoll, portier van Abbey Road Studios, op The Dark Side of the Moon van Pink Floyd)

Vandaag laat ik een keer alle maatschappelijke relevantie en urgentie van klimaatverandering voor wat die is. In dit stuk komt de wetenschapsnerd in mij aan het woord. Die wetenschapsnerd wordt nog regelmatig verrast door de combinatie van inventiviteit en vakkennis waarmee onderzoekers te werk gaan om meer te weten te komen over het klimaat. Zelfs de maan blijkt een bron van informatie.

Natuurlijk had Gerry O’Driscoll gelijk. De maan geeft zelf geen licht. Maanlicht is gereflecteerd zonlicht. Maar de maan ontvangt niet alleen direct zonlicht. Zoals de maan aardig wat licht kan geven in een donkere nacht op aarde, kunnen maannachten verlicht worden door de aarde. Dat is vooral goed te zien in de nachten kort voor en na een nieuwe maan. Op de maan is het dan bijna volle aarde. Een deel van het aardlicht wordt vanaf het maanoppervlak weer weerkaatst naar de aarde. Genoeg om met het blote oog te zien. Asgrauw licht of asgrauw schijnsel, zo wordt dat door de maan gereflecteerde aardlicht genoemd.

Een volle aarde geeft ongeveer honderd keer meer licht op de maan dan een volle maan op aarde. Ten eerste omdat de aarde veel groter is en dus meer zonlicht weerkaatst. Maar ook omdat de aarde een hogere albedo heeft. De albedo is de fractie van het zonlicht dat door een oppervlak wordt weerkaatst. De gemiddelde albedo van de aarde is 0,3, maar de variatie van tijd tot tijd en plaats tot plaats is groot. Versgevallen sneeuw heeft een albedo van 0,8 tot 0,9. Voor bewolking varieert het sterk: de albedo kan oplopen tot ruim 0,8 voor een dik wolkenpak, terwijl hoge sluierbewolking amper zonlicht weerkaatst. De albedo van zeewater is 0,06 en voor land varieert de waarde, onder meer afhankelijk van het type begroeiing, van ruwweg 0,05 tot 0,3. De albedo van de aarde is dus een stuk groter dan die van het land- en zeeoppervlak. Dat komt vooral door de bewolking, die een aanzienlijk deel van het aardoppervlak bedekt en daarnaast door sneeuw en ijs. De maan heeft geen atmosfeer en geen water en dus ook geen wolken, sneeuw en ijs. Dat verklaart grotendeels de lagere albedo van ongeveer 0,12. (Overigens kan de precieze waarde van de albedo afhangen van de context. De albedo voor zichtbaar licht is vaak anders dan die voor het volledige spectrum van zonnestraling. Ook de hoek van inval van het zonlicht kan invloed hebben. De getallen die in de wetenschappelijke literatuur worden genoemd kunnen daarom wat variëren)

Lees verder