Wat Shell wist: een kleine kanttekening

Er was de afgelopen tijd het nodige te doen over wat Shell lang geleden al wist over klimaatverandering, en welke informatie ze daarover hebben achtergehouden. Aanleiding was een uitgebreid onderzoek van Vatan Hüzeir van de Erasmus Universiteit Rotterdam, waarover onder meer Follow The Money berichtte.

Het is niet mijn bedoeling om het straatje van Shell schoon te vegen, maar een beetje context en nuance is wel op zijn plaats. Vooral over de stand van de wetenschap in de jaren ’70 en vroege jaren ’80. Zo hier en daar lijkt de indruk te zijn ontstaan dat Shell in die tijd al bezig was met het dwarsbomen van klimaatmaatregelen. Dat ligt wat genuanceerder. Zo hier en daar bracht een politicus klimaatverandering wel eens ter sprake; in 1970 deed SGP’er Van Rossum dat bijvoorbeeld in de Tweede Kamer. Maar het stond nog nergens als serieus beleidsthema op de kaart. Onder meer omdat de meeste klimaatwetenschappers het te vroeg vonden om het probleem op het bordje van de politiek te leggen. Het broeikaseffect was weliswaar al een dikke eeuw onomstreden wetenschap, en dat meer CO2 voor een warmer klimaat zou zorgen stond ook niet ter discussie. Maar er was nog wel debat over hoeveel het op zou kunnen warmen, en hoe schadelijk dat zou zijn. Een meerderheid in de klimaatwetenschap zag klimaatverandering nog als een probleem dat op hun eigen bordje lag, en daar ook hoorde.

De diverse klimaatrapporten die sinds midden jaren ’60 verschenen, vooral uit de VS, illustreren dat. Klimaatverandering als gevolg van het toenemende gebruik van fossiele brandstoffen werd daarin weliswaar als potentieel toekomstig probleem genoemd, maar het eindigde altijd met de constatering dat er nog veel onzeker was en dat eerst nog maar eens meer onderzoek moest worden gedaan voordat er eventueel besloten zou worden tot maatregelen. De jonge klimaatwetenschapper Stephen Schneider kwam in 1976 in aanvaring met zijn meer behoudende (en vaak oudere) vakgenoten, toen hij een populairwetenschappelijk boek schreef over het onderwerp: The Genesis Strategy. Het was ‘te politiek’, was het verwijt, ook al liet Schneider zeker nog ruimte voor twijfel. Hij begon zijn boek met een verhaal over een bemanningslid van een schip, niet heel hoog in rang, dat meende in de mist een flard te hebben gezien van een opdoemende ijsberg. En stelde de vraag hoe ver dat bemanningslid zou mogen of moeten gaan om de kapitein te waarschuwen voor dat mogelijke, maar onzekere grote gevaar. Uitleg over wat hij bedoelde met dat verhaal lijkt me overbodig. Maar veel vakgenoten vonden toch dat hij voorbarig was met zijn waarschuwing. Hetzelfde overkwam glacioloog John Mercer in 1978, toen hij waarschuwde dat opwarming van het klimaat door de mens op termijn voor meters zeespiegelstijging zou kunnen zorgen, door het instabiel worden van delen van de ijskap van West-Antarctica.

In 1979 begon zich een omslag af te tekenen. De WMO organiseerde een wetenschappelijke conferentie over de interactie tussen mens en klimaat. In de eerste week ging het vooral over hoe het klimaat de mens en de maatschappij kan beïnvloeden. Maar in de tweede week bleef er een kleinere groep wetenschappers achter die onderzoek hadden gedaan naar klimaatverandering door de mensen. Zij sloten de conferentie af met een oproep aan de wereldpolitiek om die klimaatverandering op de agenda te plaatsen. Dat was opvallend, ook omdat de oproep werd gesteund door wetenschappers van over de hele wereld. En dus ook van beide kanten van het IJzeren Gordijn. Later dat jaar verscheen in de VS het bekende Charney rapport. Dat rapport brak met de traditie om alleen maar om meer onderzoek te vragen. Er was geen reden om aan te nemen dat er iets cruciaals over het hoofd werd gezien, was de conclusie. Opwarming door de menselijke CO2-uitstoot was dus een reëel toekomstig probleem. Jule Charney, de voorzitter van de onderzoekscommissie, was de éminence grise van de Amerikaanse meteorologie, wiens vakkennis en objectiviteit boven elke twijfel verheven waren.

Er kwamen meer rapporten en conferenties die weliswaar niet allemaal dezelfde toon aansloegen, maar dat er een probleem zat aan te komen begon wel duidelijk te worden. Er ontstond, met ander woorden, consensus. Dat er nog veel onbekend was over de gevolgen was geen reden om achterover te leunen. Mikhail Ivanovich Budyko, klimaatwetenschapper uit de Sovjet-Unie, had in 1974 al op de kortst mogelijke manier uitgelegd waarom: ‘National economies of different countries of the world are adapted to the present climate’.

Er ontbrak nog wel iets: een duidelijke stijging van de wereldtemperatuur. In de eerste helft van de twintigste eeuw was de wereld warmer geworden, maar die opwarming was na de Tweede Wereldoorlog gestopt. Dat zou niet lang meer duren, voorspelden klimaatwetenschappers, en ze kregen gelijk. Een uitgebreide analyse van temperatuurmetingen toonde in 1986 aan dat de jaren 1980, 1981 en 1983 de drie warmste waren sinds 1861. En er zouden meer temperatuurrecords volgen. Veel meer. Twee jaar later werd het IPCC opgericht. En nog een jaar later begon het George C. Marshall Institute in de VS met zijn pogingen om de klimaatwetenschap in diskrediet te brengen.

Het is best logisch dat Shell al vroeg de wetenschappelijke ontwikkelingen rond antropogene klimaatverandering volgde en zich dus liet informeren door wetenschappers die daarvoor waarschuwden. Maar ze wisten natuurlijk ook dat veel andere klimaatwetenschappers het nog wat te vroeg vonden voor zulke waarschuwingen. Van een oproep vanuit de wetenschap om op korte termijn een rem te zetten op de groei van het gebruik van fossiele brandstof was in de jaren ’70 dan ook geen sprake. Er waren andere, meer urgente problemen, zoals: verspreiding en accumulatie in voedselketens van zware metalen, pesticiden en ander persistente giftige stoffen; winter- en zomersmog; de aantasting van de ozonlaag; zure regen; waterverontreiniging door fosfaten. En de toon voor het energiebeleid was gezet door de oliecrisis van 1973. Er was voor Shell en andere oliebedrijven dus nog geen reden om de noodzaak van klimaatmaatregelen te ontkennen, omdat simpelweg niemand opriep tot zulke maatregelen. De prioriteiten lagen elders, bij overheden maar bijvoorbeeld ook bij de milieubeweging. En ook bij strijders tegen onwelgevallige wetenschap, die met name in de VS actief waren en die hun vizier (als ze wat tijd overhielden van hun werk voor de tabaksindustrie) scherpstelden op de kennis over zure regen en de ozonlaag. Dat alles veranderde in de loop van de jaren ’80. En aan het eind van dat decennium werden de messen echt geslepen door de fossiele belangen, ook door Shell. Wat er sindsdien is uitgespookt valt absoluut niet te nuanceren of te relativeren.

64 Reacties op “Wat Shell wist: een kleine kanttekening

  1. Lennart van der Linde

    Hans, inderdaad goed om te kijken wat er in de jaren ’70 vanuit de wetenschap precies over klimaatrisico’s gezegd werd en hoe de fossiele industrie daar op reageerde. Waarschijnlijk heb je gelijk dat de omslag naar bredere consensus in 1979 begon met de WMO-conferentie en het Charney-/NAS-rapport.

    Charney c.s. wezen er o.a. op dat wachten tot er meer zekerheid was over de precieze mate van opwarming en de effecten daarvan tot gevolg kon hebben dat het te laat zou zijn om die opwarming en effecten nog te voorkomen/beperken. De WMO-conferentie concludeerde o.a. dat het toenemend gebruik van steenkool misschien wel de grootste bedreiging voor het klimaat was.

    Het lijkt erop dat de steenkoolindustrie, waaronder Shell, deze twee wetenschappelijke conclusies liever niet openlijk onder ogen wilde zien. In 1980 verscheen een mede door de industrie gefinancierd MIT-rapport waarin gesteld werd, met verwijzing naar de WMO-bevindingen, dat het vanwege de onzekerheden nog te vroeg was voor beperking van steenkoolgebruik en dat er nog voldoende tijd was voor verder onderzoek. Zie hierover verder: https://www.desmog.com/2023/03/31/lost-decade-how-shell-downplayed-early-warnings-over-climate-change/

    Daarna ging het wat de fossiele industrie betreft inderdaad van kwaad tot erger, met de Global Climate Coalition etc. Eerder in de jaren ’70 was echter al Limits to Growth verschenen, dat opriep tot beperking van de voortdurende groei van productie en consumptie vanwege grenzen aan natuurlijke hulpbronnen en afvalverwerkingscapaciteit. De politiek dacht toen serieus na over o.a. beperking van reclame, maar een commissie o.l.v. Shell-baas Wagner (en met leden als Jan Tinbergen en Jan Pen) vond dat overheidsingrijpen daarbij niet gewenst was.

    Een deel van deze geschiedenis werd eind vorig jaar gememoreerd door Femke Sleegers van Reclame Fossielvrij en de Social Tipping Point Coalitie: https://socialtippingpointcoalitie.nl/wp-content/uploads/2022/10/Tijdschrift-Milieu-2022-4-Nederland-als-gidsland-voor-grenzeloos-duurzaam-gedrag-18-19.pdf

    Inmiddels geeft TNO in een recente verkenning aan dat beperking van reclame een belangrijk middel kan zijn om tot duurzamere consumptie te komen: https://verbiedfossielereclame.nl/baanbrekende-publicatie-tno-beperk-reclame-voor-klimaatbelastende-producten/

    Zoals tabaksreclame inmiddels verboden is, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat ook fossiele reclame steeds meer teruggedrongen zal worden. Wagner c.s. hebben dat moment dan misschien enige decennia uit weten te stellen, uiteindelijk hadden ze uit voorzorg waarschijnlijk beter al in de jaren ’70 tot zulke beperkingen kunnen overgaan.

    Obv de toen bekende inzichten lijkt dat zeker een te verdedigen keuze geweest te zijn. Die beperkingen hadden immers weer losgelaten kunnen worden als later was gebleken dat die voorzorg niet nodig was geweest. Nu die beperkingen niet zijn toegepast, lijkt het inmiddels te laat om gevaarlijke opwarming nog te kunnen voorkomen, hoewel het natuurlijk nooit te laat is om nog gevaarlijker opwarming te voorkomen.

    Like

  2. Hans Custers

    Lennart,

    Ik denk dat je op moet passen voor hindsight bias. En die lijkt zo hier en daar wel aanwezig. Natuurlijk had ‘Limits to Growth’ allerlei problemen rond duurzaamheid aangekaart, maar klimaatverandering bungelde qua prioriteit ergens onderaan het lijstje. Volgens mij komt het woord ‘cllimate’ ook maar drie keer voor in het rapport (als je de referentielijst niet meetelt).

    De MIT studie over energie die je noemt (als ik het goed heb was die uit 1977 en niet 1980) is ook een voorbeeld waar het volgens mij wat anders zit dan je misschien denkt. Caroll Wilson, de initiatiefnemer van die studie, was in 1970 initiatiefnemer van de ‘Study of Critical Enviromental Problems‘, en in 1971 van de ‘Study of Men’s Impact on Climate’. Nog voor ‘Limits to Growth’, dus. Van ontkennen of bagatelliseren van problemen was in die studies geen sprake.

    Volgens mij volgde hij voor die energiestudie dezelfde werkwijze: deelnemers uitnodiging met kennis vanuit verschillende invalshoeken. Dat die bedrijven werd betaald om een deel van de kosten te betalen lijkt me aannemelijk. Maar daarmee is niet gezegd dat ze ook invloed hadden op de inhoud. En dat is wel de suggestie die wordt gewekt als je benadrukt dat ze die studie mede financierden. En natuurlijk speelde dit onderzoek zich af tegen de achtergrond van de oliecrisis van 1973.

    Desmog maakt ook het verwijt van ‘unrealistic suggestions’. Dat lijkt me typisch hindsight bias. Als je een halve eeuw (of langer) terugkijkt zie je overal ideeën waarvan we nu weten dat ze onrealistisch waren. Sommige wetenschappers die cruciale bijdragen hebben geleverd aan de kennis over het klimaat schreven in de jaren ’60 mee aan rapporten die geoengineering als serieuze oplossing zagen.

    Natuurlijk had het geholpen als er al in de jaren ’70 was begonnen met het terugdringen van de uitstoot. Maar er waren zoveel andere, urgentere milieuproblemen. En als we in serieus waren begonnen met het aanpakken van klimaatverandering hadden we er nu ook een stuk beter voorgestaan. Degenen die in de jaren ’70 zeiden dat er nog wel wat tijd was konden nu eenmaal niet weten dat wij er later zo’n zootje van zouden maken.

    Geliked door 1 persoon

  3. Lennart van der Linde

    Hans, er was inderdaad in 1977 een studie o.l.v. Wilson naar “alternative energies”, maar ik had het over het WOCOL-rapport uit 1980, waarin de boodschappen van WMO en NAS/Charney niet helemaal adequaat lijken te worden weergegeven: https://www.documentcloud.org/documents/23735780-1980-may-12th-wocol-publication-supported-by-shell-selected-pages

    Of/in hoeverre dat onder invloed van de fossiele industrie was of niet, is een vraag die gezien de context en latere geschiedenis zeker gesteld kan worden. DeSmog wijst erop dat Shell in ieder geval invloed probeerde uit te oefenen, zoals blijkt uit correspondentie tussen Shell-medewerkers en Wilson over het concept-rapport: https://www.documentcloud.org/documents/23735743-1979-apr-dec-wocol-correspondence-between-shells-frank-pecchioli-brian-elms-henny-de-ruiter-and-mit-carroll-wilson

    Je hebt gelijk dat hier een risico op hindsight bias bestaat, maar aan de andere kant is er ook de mogelijkheid te leren van zulke processen t.b.v. betere afwegingen in de toekomst. Het lijkt niet voor niets dat het VN-klimaatverdrag van 1992 het voorzorgsbeginsel als belangrijk uitgangspunt neemt. Het European Environment Agency probeerde in 2013 ook een aantal lessen rond dat beginsel te trekken: https://www.eea.europa.eu/publications/late-lessons-2

    Als conclusie zeggen zij onder meer:
    “[I]f the precautionary principle had been applied on the basis of early warnings, justified by ‘reasonable grounds for concern’ many lives would have been saved and much damage to ecosystems avoided… Precautionary actions can be seen to stimulate rather than hinder innovation; they certainly do not lead to excessive false alarms… The frequency and scale of harm from the mainly ‘false negative’ case studies indicate that shifting public policy towards avoiding harm, even at the cost of some false alarms, would seem to be worthwhile, given the asymmetrical costs of being wrong in terms of acting or not acting based on credible early warnings… [F]eatures of current technological innovation strengthen the case for taking early warning signals more seriously and acting on lower strengths of evidence than those normally used to reach ‘scientific causality’. Most of the historical case studies show that by the time such strong evidence of causality becomes available, the harm to people and ecosystems has become more diverse and widespread than when first identified, and may even have been caused by much lower exposures than those initially considered dangerous… The majority of the case studies in Late lessons from early warnings indicate that risk assessment approaches need to better embrace the realities of causal and systems complexity (rather than use a narrow conception of ‘risk’) with the inevitable features of ignorance, indeterminacy and contingency.”

    Ook als het Wilson niet aan te rekenen valt dat hij deze lessen misschien nog niet kende, lijkt het voor de huidige samenleving verstandig om dergelijke op hindsight gebaseerde lessen serieus te nemen en ook toe te passen op de afwegingen die bv Wilson moest maken in zijn WOCOL-studie.

    Like

  4. Hans Custers

    Lennart,

    Er valt zeker het nodige te leren uit deze geschiedenis. Maar ik denk dat je voor de belangrijke lessen niet zozeer in moet zoomen op details, maar juist uit moet zoomen naar het grote geheel.

    Ik denk dat er in de jaren ’70 veel meer vertrouwen was dat grote bedrijven op een integere manier mee zouden werken in dit soort commissies. En waarschijnlijk was dat (op zijn minst voor een deel) terecht, al was het maar om dat die bedrijven nog niet zo bedreven waren in het lobbyen. De enorme communicatie-afdelingen, die op allerlei manieren de politiek en de publieke opinie probeerden te beïnvloeden waren er nog niet. Er zal zo hier een daar een p.r.-medewerker op een kantoor hebben gezeten, maar dat was het ook wel. De ‘lobbycratie’ stond nog in de kinderschoenen.

    In de jaren ’80 was hier in Nederland het vertrouwen in topmensen van grote bedrijven nog zo groot dat ze voorzitter werden van de ene na de andere adviescommissie van de regering: Wagner, Dekker, Van der Zwan, Wijffels, enzovoort. Niemand die er echt van opkeek. De tijdgeest is in dat opzicht echt veranderd. Misschien zijn we minder naïef, of misschien is er echt wel meer reden tot wantrouwen, of misschien is het een beetje van allebei.

    Like

  5. Lennart van der Linde

    Hans, het onderzoek naar de precieze rol van de (fossiele) industrie in het beinvloeden van beleidsmakers en publieke opinie via lobby en PR lijkt nog maar net begonnen, dus de vraag is wat dat onderzoek nog voor informatie gaat opleveren over de periode van pakweg de jaren ’50 tot nu.

    Onderzoek in de VS heeft tot dusver in ieder geval geleerd dat al in de jaren ’40 de fossiele industrie, inclusief Shell, via hun Smoke & Fumes Committee vrij goed georganiseerd was in het signaleren en pareren (via PR) van risico’s voor hun verdienmodel, in eerste instantie vooral gericht op de risico’s van luchtvervuiling, maar vanaf de jaren ’50 ook gericht op risico’s van CO2 en klimaatverandering. Zie voor een overzicht van een deel van deze geschiedenis dit CIEL-rapport uit 2017: https://www.ciel.org/wp-content/uploads/2017/11/Smoke-Fumes-FINAL.pdf

    Onderliggende documenten over o.a. Smokes & Fumes zijn te bekijken via: https://www.smokeandfumes.org/fumes/moments/2

    In hoeverre vergelijkbare processen speelden in Nederland en Europa is de vraag, maar het lijkt niet onwaarschijnlijk dat belangrijke info binnen fossiele multinationals ook mondiaal gedeeld werd.

    Voor een goed recent inzicht in de fossiele lobby en de macht van Big Oil is deze driedelige PBS-documentaire erg informatief: https://www.pbs.org/wgbh/frontline/documentary/the-power-of-big-oil/

    De samenleving als geheel lijkt inderdaad al te lang al te naief geweest, en het zou jammer zijn als dat nu nog veel langer het geval zou zijn/blijven. Waarschijnlijk moeten we daarvoor zowel uit- als inzoomen. Wat mij betreft is het mooi dat diverse onderzoekers/journalisten en promovendi zoals Vatan Huzeir daar druk mee bezig zijn. De vraag is in hoeverre dat onderzoek ook zal leiden tot (verdere) juridische procedures tegen de fossiele industrie.

    Like

  6. Hans Custers

    Lennart,

    Dat bedrijven zich informeren over risico’s van en voor hun verdienmodel kun je ze niet verwijten. Het lijkt me juist verwijtbaar als ze dat niet zouden doen. En het lijkt me ook nog legitiem als ze zich mengen in het publieke debat over die risico’s, zolang ze dat tenminste met open vizier doen. Dat impliceert nog niet dat er ethische grenzen worden overschreden. Of juridische grenzen.

    Overigens is het absoluut niet mijn bedoeling om het nut van dit soort onderzoeken ter discussie te stellen. Want dat nut is er zeker. Die onderzoeken kunnen laten zien hoe legitieme (of in elk geval als legitiem beschouwde) belangenbehartiging in de loop van de tijd is uitgelopen op manipulatie, misleiding en (netwerk)corruptie. Daar valt een hoop van te leren, denk ik. Maar daarvoor moet je wel oog hebben voor de nuances en de context.

    Like

  7. Lennart van der Linde

    Hans, ik geloof niet dat iemand bedrijven verwijt risico’s voor hun verdienmodel in beeld te brengen, maar inderdaad wel als ze die niet met open maar gesloten vizier proberen te pareren. Historisch onderzoek kan ons leren in hoeverre en per wanneer van dat laatste sprake is geweest, mits inderdaad nuances en context voldoende meegenomen worden. Ethische en juridische conclusies kunnen pas daarna getrokken worden, maar vermoedens of indicaties kunnen wel aanleiding zijn tot vragen en nader onderzoek. Dat lijkt het proces te zijn waar we nu midden in zitten.

    Like

  8. Jaap Lont

    Bovenstaand artikel van Hans gaat specifiek over wat ‘de fossiele industrie’ wist. Maar er zijn meer partijen in het spel. Partijen die op basis van de zich ontwikkelende wetenschap inmiddels voldoende kunnen weten om er naar te handelen, waaronder consumenten, kiezers en overheden. Wat betreft overheden, er stond een interessant interview met Europees Klimaatpoliticus Bas Eickhout in Trouw van 6 april, over het Europese klimaatbeleid.

    Uit het artikel:
    “Klimaatpoliticus Bas Eickhout voelde vier jaar lang dat de Europese politieke agenda op zijn lijn zat, maar merkt nu dat ieder nieuw klimaatplan weer evenveel weerstand opwekt als toen hij net begon in het Europees Parlement. Hij zag zijn favoriete onderwerp (klimaat) opkomen, bloeien, maar vreest nu ook de teloorgang. Onlangs blokkeerde Duitsland een al gemaakte afspraak dat er vanaf 2035 geen nieuwe auto’s op benzine meer mogen worden verkocht. Voor een ander dossier in de Green Deal, het emissiehandelssysteem, houdt hij zijn hart vast. Alle onderhandelingen zijn al geweest, maar wat als één van de 27 lidstaten alsnog bedenkingen zal hebben? Dan wordt alsnog een stevig gat geslagen in de Europese duurzaamheidsplannen. “Je merkt dat alle delegaties in die periode (coronatijd) zijn teruggezakt in hun nationale meningen. De Tsjechen gingen bijvoorbeeld heel negatief doen over de Green Deal, want in dat land wordt dat heel negatief gezien. Dat knaagt aan de ambitie die je hebt met zo’n ambitieus programma. “Nu merk je: het rommelt. De push is eruit. De Duitsers willen opeens niet meer meedoen met het plan om de benzinemotor af te schaffen. De onderhandelingen over verhoogde besparingsdoelen op energie liepen de afgelopen weken heel stroef. “Het laaghangend fruit is geplukt. Nu gaat het echt pijn doen. We zijn eigenlijk nog maar net begonnen, maar er zijn veel partijen die nu zeggen: laten we die Green Deal even laten zitten. Je merkt gewoon dat de Europese Commissie aan het worstelen is om nu nog dingen erdoorheen te krijgen. Alles is weer een gevecht.””

    Like

  9. Jip Lenstra

    Heel nuttig om de context van de zeventiger jaren in deze discussie te betrekken. Als oud gediende (ik heb deze tijd actief meegemaakt, onder andere bij VROM) wil ik dan ook graag een paar aanvullingen geven.
    In die tijd werd de milieudiscussie rond energie gedomineerd door de heftige strijd om ontzwaveling en denitrificatie van rookgassen en uitlaten. Op de politieke agenda was geen echte ruimte voor klimaatverandering.
    Wat ook niet hielp was dat het CO2-argument vaak juist vanuit de kernenergiewereld werd gebruikt. De strijd tegen de kerncentrales liep toen ook nog.
    Tenslotte werd de politiek sterk beïnvloed vanuit het denken van de Club van Rome. Die beweerden dat de olie en het gas waarschijnlijk snel op zou raken. Dat was ook het eerste motief om wat aan zon en wind te gaan doen.
    Uiteindelijk heeft het Brundtlandrapport (1987) de politiek wakker geschud.

    Like

  10. Waarom energie stoppen in wat er een halve eeuw terug gebeurde? De bedrijven keken inderdaad naar hun verdienmodel, wat normaal is. Daar moet de overheid boven staan.
    We kennen de verhalen van recent Hunter Biden die in Oekraïne werkzaam was. De Bidens zijn een oliefamilie, en Joe, die beloofde steeds opnieuw dat hij geen nieuwe boringen zou toestaan. Er zal worden geboord in Alaska, en de rest van de noordpool zal worden ontgonnen. Het lobbyen stond een halve eeuw in de kinderschoenen, nu zitten die families in de leiding van de politieke wereld.
    De president van het westen kijkt nu, vandaag naar zijn verdienmodel. Dit is Shell in kwadraat.
    De methaanlekken die morgen zullen veroorzaakt worden komen bovenop de methaanuitstoot die vandaag al enorm is.
    En dit gas is pas een broeikasgas.
    Tien jaar terug las ik dat dit een 30 maal sterker broeikasgas was dan CO2.
    Dit is nu bijgesteld omdat CO2 plots een sterker broeikasgas is geworden door onderzoeken van het IPCC.
    Maar hier schuilt pas het onzichtbare gevaar van vandaag, de geschiedenis herhaalt zich nl. Dat is altijd al zo geweest en dat zal altijd zo blijven.
    Want gezien Methaan plots “maar” 20% sterker broeikasgas is i.p.v. 30% t.o.v. CO2 worden die lekken minder doorslaggevend in de politiek.
    Op deze manier is het politiek minder moeilijk om het aanboren van nieuwe bronnen te rechtvaardigen gezien er nog niet voldoende groene alternatieven zijn en gezien er bedrijven zijn in Canada die CO2 chemisch vangen en op de zeebodem opslaan.
    Giftige stoffen en gassen die hierbij, en bij het frackingas vrijkomen worden ook politiek aanvaard in functie van hun verdienmodel, ook dat verdienmodel van Justin Trudeau kan je eens bestuderen.
    Het is een Shell tot de tiende macht verhaal als ze de noordpool gaan ontginnen, en in die richting werken ze vandaag.
    Dat heeft Biden net bewezen na de tussentijdse verkiezingen in de VS.
    Wat doen de andere landen die het klimaatverdrag van Parijs hebben getekend er aan?
    Schrijf daar eens een artikel over.

    Er is wel een ernstig verschil, nl; vandaag weten ze wel degelijk dat fossiel moet minderen, en de VS heeft het klimaatakkoord van Paijs ondertekend.
    Ik geloof dat kijken naar de ontwikkelingen van vandaag belangrijker zijn dan kijken naar de zeventies en de eighties.

    Like

  11. Lennart van der Linde

    Geert, wat fossiele bedrijven afgelopen decennia aan misleiding gedaan hebben, lijkt zeer relevant voor juridische en politieke oordelen in de huidige tijd.

    Wat de diverse landen aan klmaatbeleid doen kun je globaal volgen via Climate Action Tracker. De EU doet bv nog lang niet genoeg om aan het Parijs-akkoord te voldoen en geeft als rijk werelddeel daarmee minder rijke werelddelen een alibi om ook te weinig te doen: https://climateactiontracker.org/countries/eu/

    Rijkere landen dienen volgens het VN-klimaatverdrag uit 1992 immers het voortouw te nemen in klimaatbeleid, aangezien zij een grotere verantwoordelijkheid en capaciteit daarvoor hebben.

    Like

  12. Hans Custers

    Jip,

    Ik dacht dat vooral de oliecrisis van 1973 aanleiding was om te beginnen met wind en zon. En met energiebesparing. Al kan ik me wel voorstellen dat de Club van Rome in de beleidswereld een grotere rol speelde dan in de publieke perceptie.

    Like

  13. Jip Lenstra

    De Club van Rome kwam in 1972 met het rapport van Meadows, dus dat was allemaal in dezelfde periode.
    Bij VROM kwam klimaat echt op gang na het eerste Nationale Milieubeleidsplan (NMP1).

    Like

  14. Bob Brand

    Beste Geert,

    Dit is helemaal onjuist: “Tien jaar terug las ik dat dit een 30 maal sterker broeikasgas was dan CO2. Dit is nu bijgesteld omdat CO2 plots een sterker broeikasgas is geworden door onderzoeken van het IPCC.

    Het IPCC geeft helder aan dat methaan (CH4) een bijna 30 x sterker broeikasgas is dan CO2… per eenheid volume en op een tijdschaal van 100 jaar (de GWP-100).

    Echter, doordat er enorm veel meer CO2 uitgestoten wordt (per jaar ruim 100 x méér CO2 dan methaan), is de invloed van het CO2 op het klimaat per saldo veel groter. Daar komt nog iets bij: het CO2 blijft veel langer in de dampkring dan het methaan.
    Het IPCC heeft dit overigens altijd al helder aangegeven! Hier een tabel uit het nieuwste IPCC AR6, je ziet in de kolommen GWP-20 en GWP-100 hoeveel keren sterker deze broeikasgassen zijn dan CO2, voor HETZELFDE VOLUME:

    Als je terugkijkt naar de periode vanaf referentiejaar 1750 t/m heden, is ruwweg 25% tot 30% van de huidige klimaatverandering veroorzaakt door de toename van methaan in de dampkring. De overige ca. 70% is door CO2. IPCC heeft dit altijd al zo gemeld.

    Like

  15. Hans Custers

    Jip,

    Dat klopt met het beeld dat ik heb. NMP1 is uit 1989, tussen de oprichting van het IPCC (1988) en het eerst rapport (1990) in. Er was toen een stevige wetenschappelijke consensus en klimaat stond ook op de agenda van de wereldpolitiek.

    Like

  16. Jip Lenstra

    Hans
    Helaas was de wetenschappelijke consensus toen toch wel beperkt. Er was een grote groep gerenommeerde wetenschappers, waaronder het KNMI, die nadruk legden op de onzekerheid. Ze waren niet sceptisch maar wel erg voorzichtig.
    Ik heb dat ervaren als wetenschappelijk correct, maar wel lastig in de communicatie. Dat is nu gelukkig veel beter.

    Like

  17. Hans Custers

    Jip,

    Ik denk dat het iets anders zat. Onder de onderzoekers die werkelijk onderzoek deden naar en publiceerden over atmosferische fysica en het broeikaseffect (en over de koolstofcylus) was er eind jaren ’80 een grote mate van consensus. Tot de late jaren ’70 hadden die de nadruk gelegd op onzekerheid, maar vanaf het Charney-rapport begon dat te verschuiven. Dat zie je bijvoorbeeld terug in rapporten hierover van de Amerikaans Academie van Wetenschappen hierover, waarvan er nogal wat uitkwamen in de jaren ’70 en ’80. En ook in WMO-rapporten die toen begonnen te komen. En het eerste IPCC-rapport was ook niet zo terughoudend over de grote lijn.

    De nadruk op voorzichtigheid uit de jaren ’60 en ’70 is misschien wel wat langer blijven hangen bij degenen die het van wat meer afstand bekeken. Het KNMI was toen nog niet zo actief in klimaatonderzoek, meen ik. Ik kan bijvoorbeeld geen KNMI’ers terugvinden in deelnemerslijsten van WMO conferenties hierover uit de jaren ’80. Overigens is NMP1 ook vrij stellig:

    “Het probleem wordt in diverse internationale kaders erkend, laatstelijk in de declaratie van Den Haag van 11 maart 1989. Gezien de samenhang met het gebruik van fossiele energie, dat mondiaal nog sterk stijgt, en gezien de naijling, dient rekening te worden gehouden met het optreden van effecten, ook wanneer de oorzaken van het probleem kunnen worden gereduceerd.”

    Like

  18. Pingback: Wat Shell wist: een kleine kanttekening - Sargasso

  19. Jip Lenstra

    Ja, mooie formulering hebben we toen gekozen. Deze laat in het midden dat er ook kaders waren die het probleem nog niet als bewezen zagen.

    Like

  20. Hans, ook uit je boek ‘de theorie van warmte’ blijkt dat de twee componenten van wat men wist over klimaatverandering (oorzaak en gevolgen) niet gelijk opliepen in de tijd. Over de oorzaak was al veel eerder overeenstemming, terwijl men tegelijkertijd (ook wetenschappers) sprak van klimaatverbetering. (blz. 56)

    De vraag of de ernst van de gevolgen en de urgentie van handelen heden ten dage voldoende wordt ingezien door de politiek verantwoordelijken lijkt me relevant. Pijnlijke maatregelen staan immers voor de deur als het kabinet nu echt eens gaat doorpakken met de energietransitie. Ik vraag me af of het kabinet Rutte daarvoor op dit moment voldoende draagvlak probeert te creëren. Dan zou men immers dezelfde soort persconferenties moeten gaan houden zoals die vanwege de coronamaatregelen werden gehouden.

    Like

  21. Dag Jaap,

    Volgens mij is de term ‘klimaatverbetering’ afkomstig van Svante Arrhenius. Dat moet al lang geleden zijn, eerste decennia van de 20ste eeuw? Ik heb het boek van Hans nu niet bij de hand, anders zou ik het checken.

    Iets dat me te binnen schiet:

    -> in 1958 kwam Frank Capra met zijn beroemde filmpje over (de gevolgen van) klimaatverandering. Hij baseerde zich op onderzoek uit die tijd door Bell Labs/AT&T Labs die ook zijn andere educationele films, voor middelbare scholieren, van inhoud voorzagen.

    Al in 1958 werd het als ‘extremely dangerous’ aangeduid in dit filmpje. Maar ik kan me wel voorstellen dat dit vooral in de VS leefde en minder was doorgedrongen bij beleidsmakers in Nederland.

    Like

  22. Hans Custers

    Bob, Jaap,

    ‘Klimaatverbetering’ (of ‘amelioration’) was ook al voor Arrhenius in gebruik, bijvoorbeeld bij klimaatdeterministen uit de achttiende eeuw. En tot in de jaren ’50 niet ongebruikelijk. Bijvoorbeeld in dit artikel van Geoloog Rutten uit 1951 in De Groene:

    ‘(…) totdat na 1880 een snelle teruggang der der gletsjers inzette, welke nog steeds onverminderd voortduurt. Een terugtrekken niet alleen in de Zwitserse Alpen, want ook in Noorwegen, Groenland en Noord-Amerika vindt men hetzelfde verschijnsel. Dit is dus de jongste grote klimaatsvariatie, een gevolg van een algemene klimaatsverbetering in deze streken.’

    Het keerpunt zat zo’n beetje in die tijd. En dat kwam natuurlijk door de waarnemingen van zich terugtrekkende gletsjers en stijgende temperaturen, waardoor er wat meer werd nagedacht over de mogelijke gevolgen. Een verklaring voor die waarnemingen was er nog niet (we weten nu dat het deels natuurlijk was, en deels de stijgende CO2-concentratie), wat misschien nog wel voor meer ongerustheid zorgde.

    Volgens mij verdween het gebruik ervan snel in de eerste helft van de jaren ’50.

    Geliked door 1 persoon

  23. Dag Bob

    Ik denk niet dat de volume methaan die het IPCC gebruikt correct is omdat er veel meer methaanlekken zijn dan aanvankelijk gedacht, en dit dus vorige zomer pas zichtbaar werd zoals ik eerder heb gemeld.
    Het kan net zo goed fifty/fifty zijn, die oorzaak van de opwarming als alle nieuwe data correct zullen verrekend worden.
    Kan je daarvan een simulatie doen of is het te vroef daarvoor omdat die data nog niet volledig is in de enkele maanden dat de beelden gekend zijn?

    Bovendien is het aanboren van mieuwe bronnen (Alaska) niet te rechtvaardigen. Want in dit geval gaat het om beide, meer methaan en meer CO2 toch?

    Like

  24. Hans Custers

    Geert,

    Je hebt dat punt inderdaad eerder gemaakt en toen is je ook uitgelegd wat er niet klopt aan jouw interpretatie. Bovendien is dat punt hier off-topic.

    Vriendelijk verzoek om onze spelregels te respecteren:

    – Blijf bij het onderwerp: on-topic
    – Geen eindeloze herhalingen van hetzelfde punt

    Like

  25. Lennart van der Linde

    Jip, je zegt: “dat er ook kaders waren die het probleem nog niet als bewezen zagen.”

    Bedoel je dan eind jaren ’80 of eerder eind jaren ’70? En kun je specifieker aangeven welke kaders dat dan waren?

    Franta 2021 zegt bijvoorbeeld:
    https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/09644016.2020.1863703

    “A newly discovered archival document shows the American Petroleum Institute was promulgating false and misleading information about climate change in 1980, nearly a decade earlier than previously known, in order to promote public policies favorable to the fossil fuel industry. This finding demonstrates early use of public-facing disinformation about global warming by the petroleum industry and suggests commercial fossil fuel interests played a more obstructive role in climate change discourse and policy throughout the 1980s than previously understood.”

    Franta laat zien dat API (American Petroleum Institute) in 1980 het risico van klimaatopwarming door fossiele CO2-uitstoot ten onrechte minimaliseert door een onjuiste weergave van wat de wetenschap (via o.a. Carl Sagan en WMO) daarover zeiden, en door de risico’s die intern wel degelijk benoemd werden niet publiekelijk te bespreken. In de woorden van Franta:

    “Not only did the API misleadingly characterize Carl Sagan’s view of global warming, the foreseeable effects of synthetic fuel and coal expansion, and the conclusions of the 1979 World Climate Conference, but the trade association also omitted its own knowledge of climate science. As reported by others (Banerjee 2015), the API had created a secret industry-wide task force in 1979 to monitor developments in climate science, and six months before Two Energy Futures was published, engineer John Laurmann of Stanford University gave a briefing on global warming to the group…

    Laurmann warned the task force that warming of 2.5 degrees Celsius could ‘bring[s] world economic growth to a halt’ and suggested that avoiding the predicted outcomes would require prompt action, since the adoption of non-fossil energy sources would likely require decades to accomplish. Despite this internal knowledge, the API reassured the public in Two Energy Futures that a worldwide expansion of the most carbon-intensive fossil fuels would be safe for decades to come.

    In addition to Laurmann’s warning, in 1979 the API prepared a background paper on climate change for members of the task force, predicting that fossil fuels would cause global warming but that the phenomenon would be masked by natural variability and go undetected until around the year 2000 (Campion 1979).

    Furthermore, in 1979, Exxon produced an internal assessment of global warming, which was known to task force personnel and which predicted myriad climatic effects by the mid-21st century including rising sea levels, ice-free Arctic summers, less habitable tropics, and desertification and drought in the US Southwest unless over 80% of recoverable fossil fuels were left in the ground, coal and shale oil were never extensively used, and non-fossil energy systems were to begin replacing fossil fuels significantly by the 1990s (Knisely and Ferrall 1979).

    And over a decade earlier, in 1968, the API was privately informed by scientists it had commissioned at the Stanford Research Institute that if fossil fuel production continued to grow, ‘Significant temperature changes are almost certain to occur by the year 2000, and these could bring about climatic changes. … there seems to be no doubt that the damage to our environment could be severe’ (Robinson and Robbins 1968). The scientists recommended the industry develop ‘systems in which CO2 emissions would be brought under control.’

    This knowledge and more in API’s possession was omitted from Two Energy Futures. Instead, the API reassured the public that global warming would not be serious and promoted a massive, long-term expansion of the most carbon-intensive fossil fuels.”

    Dit geeft toch wel degelijk de indruk dat klimaatrisico’s die bij de fossiele industrie op zijn minst sinds eind jaren ’70 intern bekend waren naar buiten toe niet erkend dan wel sterk gerelativeerd werden. Dat hoeft niet te verbazen als je weet hoe bv de tabaksindustrie sinds de jaren ’50 en de suikerindustrie al sinds de jaren ’40 niet-onafhankelijke wetenschap liet produceren als tegenwicht tegen wel-onafhankelijke wetenschap die wees op de gezondheidsrisico’s van tabak en suiker. David Michaels vat die geschiedenissen, en die van diverse andere economische sectoren, samen in Triumph of Doubt (2020): https://undark.org/2020/02/14/triumph-of-doubt-book-review/

    De fossiele industrie organiseerde zich via API overigens al sinds 1919 en was via het Smokes & Fumes Committee al sinds de jaren ’40 bezig met onderzoek om invloed uit te oefenen op politiek en publieke opinie om regulering te voorkomen die zich richtte op het verminderen van gezondheidsrisico’s van fossiele energie. Zie bv de eerdere link (op 6 april hierboven) naar onderliggende documenten: https://www.smokeandfumes.org/fumes/moments/2

    Misleiding op klimaatgebied is op zichzelf niet uniek, maar misschien wel de schaal waarop zich dat sinds eind jaren ’80 ontwikkeld heeft toen duidelijk werd dat de politiek de klimaatwetenschap serieus begon te nemen. Daar plukken we nu helaas de wrange vruchten van, en dat zal in de toekomst opnieuw gebeuren, tenzij we van deze geschiedenissen leren.

    Like

  26. Hans Custers

    Lennart,

    Ik denk toch dat je voorzichtig moet zijn met te harde beschuldigingen voor wat er in de jaren ’80 gebeurde. Er was weliswaar een behoorlijke consensus onder de echte specialisten, die over de atmosferische fysica van klimaatveranderingen publiceerden in de wetenschappelijke literatuur, maar het duur nu eenmaal even tot die consensus doordringt tot grotere groepen wetenschappers (en politici, en journalisten, en dus ook belanghebbenden).

    Zo’n overgangsperiode, waarin consensus sterker en breder wordt, is nou eenmaal wat rommelig, als je erop terugkijkt. In de VS werden na het Charney rapport de eerste initiatieven genomen voor multidisciplinaire adviezen, en die waren in eerste instantie weer behoudender. Het Nierenberg-rapport en een rapport van de EPA, allebei uit 1983, vonden bijvoorbeeld allebei dat er nog geen reden was om direct over te gaan tot maatregelen. Klimaatwetenschappers waren overtuigd, maar in aanpalende vakgebieden (met vermoedelijk als belangrijkste de economie, maar bij weten waren bijvoorbeeld veel meteorologen ook nog afwachtend) vond men dat er, vanuit hun perspectief, wel nog teveel onzekerheden waren.

    Of je wel of niet van wetenschappelijke consensus in die tijd kunt spreken zal dus sterk afhangen van wat je daarmee precies bedoelt: consensus on degenen met de grootste deskundigheid, of consensus in de hele (wetenschappelijke) wereld.

    Dat het API zich in die tijd liet informeren over de stand van zaken in de klimaatwetenschap lijkt me logisch. Maar ik denk dat er nog wel verdedigbare argumenten waren om die wat te relativeren in de bredere wetenschappelijke en maatschappelijke context. Dat is immers wat er in de wetenschappelijke wereld ook gebeurde.

    Het neemt niet weg dat vaststaat dat fossiele belangen hun hakken meer en meer in het zand zetten, naarmate de consensus sterker en breder werd in die rommelige jaren ’80. Het is niet zo makkelijk te bepalen waar de grens van enigszins verdedigbare belangenbehartiging werd overgestoken naar desinformatie. (Voor zover je al van een harde grens kunt spreken.)

    Like

  27. Lennart van der Linde

    Hans,
    Natuurlijk moeten we voorzichtig zijn met harde beschuldigingen zolang daarvoor onvoldoende harde bewijzen zijn. Tegelijkertijd zijn er denk ik voldoende aanwijzingen en argumenten om beweringen in de jaren ’70-80 vanuit de (fossiele) industrie die onzekerheden overmatig benadrukken kritisch te bekijken, zeker in het licht van hun latere keuze begin jaren ’90 om extern tegen de steeds sterkere wetenschappelijke consensus in te blijven gaan terwijl die intern wel degelijk onderkend werd.

    Waar het m.i. om gaat:
    – Gaf de fossiele industrie de toenmalige wetenschappelijke stand van zaken over klimaatrisico’s voldoende accuraat weer?
    – Risico’s zijn per definitie onzeker, maar als een risico realiteit wordt, kunnen de gevolgen groot en onomkeerbaar zijn, dus is dat aspect door de fossiele industrie voldoende meegewogen in hun weergave van de stand van de wetenschap, ook al in de jaren ’70-80?
    – De geschiedenis van twijfel zaaien rond gezondheidsrisico’s van fossiele energie, suiker, tabak, etc is steeds beter gedocumenteerd en wijst op een sterke en vroege organisatiegraad binnen de industrie om deze risico’s voor hun bedrijfsmodel te beperken op een manier die niet zozeer gericht is op een betere gezondheid, maar vooral op het maximaliseren van winst, ook als dat ten koste gaat van gezondheid en wetenschappelijke integriteit.

    Zolang de fossiele industrie bovendien hun goed gedocumenteerde misleiding vanaf de jaren ’90 niet openlijk erkent, lijkt er extra reden om niet bij voorbaat van hun goede trouw in de jaren ’70-80 uit te gaan. Laat bv API maar uitleggen waarom ze in 1980 de boodschap van Carl Sagan en WMO onvoldoende accuraat weergaven, terwijl ze intern wel degelijk bewust leken van grotere risico’s dan naar buiten gecommuniceerd werd.

    In 1969 werd vanuit de tabaksindustrie vertrouwelijk gezegd “doubt is our product”: https://www.industrydocuments.ucsf.edu/tobacco/docs/#id=xqkd0134

    Het lijkt erop dat zij zich daarbij mede baseerden op eerdere ervaring vanuit de fossiele industrie: https://www.ciel.org/news/oil-tobacco-denial-playbook/

    Aanleiding genoeg m.i. om te twijfelen aan c.q. vraagtekens te zetten bij de geclaimde goede trouw van de fossiele industrie als het gaat om wetenschappelijke integriteit en/of communicatie rond klimaat, ook al in de jaren ’70-80.

    Like

  28. Hans Custers

    Lennart

    Gaf de fossiele industrie de toenmalige wetenschappelijke stand van zaken over klimaatrisico’s voldoende accuraat weer?

    Ik denk dat het belangrijk is om te beseffen dat het nog niet zo makkelijk is om precies te bepalen wat de wetenschappelijke stand van zaken in die tijd was. Het ligt er bijvoorbeeld aan of je alleen naar de specialistische klimaatwetenschap kijkt, of naar een breder oordeel waarin ook economen zich uitspreken.

    Het gaat me niet zozeer om de vraag of er in die tijd sprake was van goede of kwade trouw. Ik hou eerlijk gezegd niet zo van dergelijke discussies, omdat de nuance daar nagenoeg altijd ontbreekt. Ik denk vooral dat er in de jaren ’70 en vroege jaren ’80 nog weinig aanleiding was voor de fossiele industrie om een vervormd beeld van de wetenschap te geven.

    Like

  29. Lennart van der Linde

    Hans,
    Het gaat denk ik om een inschatting van wat op een bepaald moment de best beschikbare wetenschap is en welke voorlopige conclusies daaruit redelijkerwijs te trekken zijn. In de VS vatte Roger Revelle m.b.v. Wallace Broecker, Charles Keeling e.a. dit samen in een rapport van de Science Advisory Committee van president Johnson: https://www.climatefiles.com/climate-change-evidence/presidents-report-atmospher-carbon-dioxide/

    API-voorzitter Ikard reageerde daarop een paar dagen later met de opmerking dat volgens het SAC-rapport fossiele CO2-emissies tot klimaatopwarming zou kunnen leiden en het beperken van die emissies tot een noodzaak zou kunnen maken: https://www.documentcloud.org/documents/21094739-1965-api-proceedings#document/p5/a2061942

    Op een API-conferentie in 1959 had Edward Teller al een soortgelijke waarschuwing gegeven: https://www.documentcloud.org/documents/21094738-1959-energy-and-man-symposium#document/p16/a2061940

    In 1968 liet API de stand van zaken rapporteren door Robinson & Robbins van het Stanford Research Institute: https://chr.gov.ph/wp-content/uploads/2019/11/Exhibit-3H-Sources-Abundance-and-Fate-of-Gaseous-Atmospheric-Pollutants.pdf

    Zij baseerden zich grotendeels op het SAC-rapport van Revelle c.s. uit 1965, dus het is duidelijk dat de fossiele industrie zich eind jaren ’60 goed bewust was van een groot potentieel risico voor de planeet en voor hun verdienmodel, zoals zij eerder al regulering van emissies met gezondheidsrisico’s als risico voor dat verdienmodel hadden vastgesteld, zoals bv beschreven in de Petroleum Papers (2022): https://en.wikipedia.org/wiki/The_Petroleum_Papers

    Daarin lees ik bv dat begin jaren ’50 het Stanford Research Institute niet al te wetenschappelijk te werk ging in hun onderzoek naar de oorzaken van smog in Los Angeles: dat kwam volgens een Nederlandse onderzoeker door de uitstoot van auto’s, maar SRI trok dat zonder goede onderbouwing in twijfel, sterker hun onderzoeker die de conclusies van het Nederlandse onderzoek onderschreef, werd ontslagen. Dat geeft vooralsnog weinig vertrouwen in een meer integere omgang met het voor de fossiele industrie nog veel bedreigender klimaatvraagstuk.

    Zie voor een verder overzicht van belangrijke documenten op dit vlak: https://www.desmog.com/2021/10/29/dirty-dozen-documents-big-oil-secret-climate-knowledge-part-1/

    Kwade of goede trouw zal in juridische procedures denk ik wel degelijk relevant zijn, en dat lijkt me ook de plek waar rechters zo genuanceerd mogelijk naar de feiten kunnen kijken.

    Like

  30. Hans Custers

    Lennart,

    Ik ken die rapporten en heb ze ook besproken in mijn boek (hoofdstuk 12). De terughoudende toon van dergelijke rapporten, die pas veranderde vanaf Charney, was nu net een aanleiding voor mij om dit stuk te schrijven.

    En inderdaad zouden juridische procedures iets uit kunnen wijzen over goede of kwade trouw. Ik laat de oordelen daarover dan ook graag aan juristen.

    Like

  31. Lennart van der Linde

    Hans,
    Misschien moeten we ons afvragen waarom de toon van klimaatonderzoekers zo lang zo terughoudend/voorzichtig is geweest. Heeft dat alleen met de inherente onzekerheid van de wetenschappelijke klimaatkennis te maken, zeker nog in de jaren ’60-70? Of wellicht ook met de potentieel enorme financieel-economische (gevestigde) belangen bij beleid gericht op beperking van klimaatrisico’s? En met de veel beperkter invloed van minder gevestigde belangen van financieel weinig (nog) draagkrachtige mensen elders en later?

    Mijn indruk, mede gebaseerd op jouw uitstekende hoofdstuk 12, is dat we niet te snel moeten uitsluiten dat de fossiele industrie zich al in de jaren ’60-70 terdege bewust was van het potentieel enorme risico voor hun verdienmodel in het geval CO2-uitstoot inderdaad tot gevaarlijke klimaatopwarming zou kunnen leiden. Ze hoefden dat risico toen weliswaar nog niet publiekelijk te ontkennen, aangezien er nog geen klimaatbeleid werd voorgesteld, maar mogelijk is wel gepoogd te voorkomen dat zulk beleid uberhaupt voorgesteld zou worden.

    Volgens Franta en Huzeir is in 1980 voor het eerst sprake van enige publieke misleiding vanuit de fossiele industrie als het gaat om de wetenschappelijke inschatting van klimaatrisico’s van fossiele energie. Zij wijzen daarbij m.n. op het door de fossiele industrie mede-gefinancierde WOCOL-rapport vanuit MIT en het API-rapport Two Energy Futures, waarin volgens hen de klimaatrisico’s van CO2-uitstoot onvoldoende belicht worden, terwijl die kort daarvoor in interne stukken van de fossiele industrie wel met enige nadruk genoemd werden.

    In hoeverre die inschatting terecht is, zal verder historisch en juridisch onderzoek moeten uitwijzen.

    Like

  32. Hans Custers

    Lennart,

    Natuurlijk waren klimaatwetenschappers zich bewust van de implicaties (op allerlei vlakken en dus zeker niet alleen voor gevestigde belangen) en droeg dat bij aan hun terughoudendheid. En natuurlijk waren fossiele bedrijven zich bewust van de potentiële risico’s voor hun bedrijfsvoering. Het is toch alleen maar logisch dat ze om die reden de ontwikkelingen volgden?

    Die energie-rapporten uit de jaren ’80 hebben we al besproken. Het lijkt me niet zinvol om dat nog een keer over te doen.

    Like

  33. Lennart van der Linde

    Hans,
    Het is zeker logisch dat fossiele bedrijven de ontwikkelingen volgden. Ik geloof niet dat iemand iets anders beweerd heeft. De vraag is hoe en op welk moment ze vervolgens invloed hebben proberen uit te oefenen op die ontwikkelingen en hoe moreel/juridisch verantwoord dat was.

    Klimaatwetenschappers zullen zich ongetwijfeld in meer of mindere mate bewust zijn geweest van de implicaties van hun onderzoek voor meer en/of minder gevestigde belangen. Voor minder gevestigde belangen was het wellicht beter geweest als zij minder terughoudend waren geweest en uit voorzorg nadrukkelijker hadden gewezen op mogelijke worst-case risico’s?

    Misschien kan het EEA-rapport Late Lessons from Early Warnings uit 2013 helpen deze vraag te beantwoorden (waar ik eerder al eens naar linkte): https://www.eea.europa.eu/publications/late-lessons-2

    Like

  34. Lennart van der Linde

    Over early warnings gesproken, en over de context van het klimaatonderzoek eind jaren ’70 toen er volop discussie was over grenzen aan de groei of juist de noodzaak/wenselijkheid van voortgaande groei: die discussie is blijkbaar al vanaf eind jaren ’60 stevig gevoerd binnen de OECD, waarbinnen in 1968 de Club van Rome ontstaan is. Matthias Schmelzer schreef daarover in 2017: https://www.researchgate.net/publication/313483535_'Born_in_the_corridors_of_the_OECD'_The_forgotten_origins_of_the_Club_of_Rome_transnational_networks_and_the_1970s_in_global_history

    “Even though largely neglected by historical research and in the public memory, the Club of Rome – widely remembered for its 1972 report The limits to growth – was not only born within the OECD, but was also in its early period strongly influenced by debates within this think tank of the industrialized countries. Using previously overlooked sources, this article analyses this highly unlikely OECD–Club of Rome nexus. It not only offers a privileged view into the social history of international policy-making and the related personal entanglements and ideological transfers at a key moment of post-war history. It also demonstrates that the social, intellectual, and economic turmoil of the late 1960s prompted a rethinking of the economic growth paradigm, even within those technocratic institutions that had aspired to guide the post-war industrial growth regime. The article argues that these links are not only vital for our understanding of the relationship between acquisitive growth capitalism and environmentalism, but also enable a more profound understanding of the role of transnational networks in global history and the appreciation of the place of the 1970s in world history.”

    De vraag is waarom vanaf eind eind jaren ’70 de discussie over grenzen aan de groei vooralsnog beslecht werd in het voordeel van de voorstanders van voortgaande groei, en daarmee indirect in het nadeel van degenen die beperking van CO2-uitstoot (mede) een goede reden vonden om grenzen te stellen aan voortgaande fysieke economische groei.

    Kerryn Higgs onderzocht deze vraag in haar boek Collision Course (2014) en concludeert dat de decennialange promotie van consumentisme d.m.v. goed georganiseerde propaganda vanuit het bedrijfsleven een belangrijke factor is:
    https://thereader.mitpress.mit.edu/a-brief-history-of-consumer-culture/

    ‘The capitalist system, dependent on a logic of never-ending growth from its earliest inception, confronted the plenty it created in its home states, especially the United States, as a threat to its very existence. It would not do if people were content because they felt they had enough. However over the course of the 20th century, capitalism preserved its momentum by molding the ordinary person into a consumer with an unquenchable thirst for its “wonderful stuff.”’

    Herman Daly zegt hierover in zijn bespreking van Higgs’ boek in 2015: https://ourworld.unu.edu/en/review-of-collision-course-endless-growth-on-a-finite-planet

    “Higgs’ explanation of the ascendancy of the [scientifically] weaker anti-Limits position constitutes a kick in the head for those of us who believe in the persuasive power of reasoned argument. Higgs’ book itself is a reasoned argument. She has clearly not given up on persuasion. But she reminds those of us who have a tendency to forget, that reason and honesty must confront power and corruption, not just honest error. Even correcting the honest error requires a substantial paradigm shift – a change from the pre-analytic vision of the economy as the whole with nature as a part, to the recognition that the economy is the part. The economy is an open subsystem of the enveloping ecosphere that is finite, non-growing, materially closed, and entropic. Reason and truth will ultimately prevail, but Higgs makes it clear that it will take longer and be a more costly fight than many of us have imagined.”

    Vanuit die context kan waarschijnlijk het beste begrepen worden waarom de vroege waarschuwingen over de klimaatrisico’s van CO2-uitstoot niet vanuit voorzorg tot eerder klimaatbeleid geleid hebben: zulk beleid werd als bedreiging gezien door het dominante groeidenken, dat probeerde elk beleid dat voortgaande groei bedreigde zo lang mogelijk uit te stellen, zo nodig door de wetenschap over de welzijns- en duurzaamheidsrisico’s van die groei niet accuraat weer te geven. Vanuit het belang van een duurzaam welzijn voor zoveel mogelijk mensen lijkt het goed die les de komende jaren/decennia ter harte te nemen.

    Like

  35. Hans Custers

    Lennart,

    Eindeloos herhalen van hetzelfde punt voegt niets toe aan de discussie. Ook niet als je steeds nieuwe citaten vindt om datzelfde punt te maken.

    Like

  36. Lennart van der Linde

    Hans, als het voor jou niets toevoegt en overkomt als een eindeloze herhaling, prima. In mijn optiek geef ik een aanvullende reactie op en verdieping van het voorgaande. Soms leidt dat weer tot nieuwe vragen, opmerkingen of inzichten. Soms ook niet. Lezers moeten zelf maar oordelen of het voor hen iets toevoegt aan de discussie c.q. de dialoog, en hoe relevant/urgent die is. Het jongste boek van Robert Costanza over onze collectieve groei-verslaving kan daar wellicht ook een behulpzaam bij zijn: https://www.the-ies.org/analysis/book-review-addicted-growth

    Zoals de uitgever het samenvat: https://www.routledge.com/Addicted-to-Growth-Societal-Therapy-for-a-Sustainable-Wellbeing-Future/Costanza/p/book/9781032003368#

    “Addicted to Growth frames our current predicament as a societal addiction to a ‘growth at all costs’ economic paradigm. While economic growth has produced many benefits, its side effects are now producing existential problems that are rapidly getting worse. Robert Costanza considers lessons from what works at the individual level to overcome addictions and applies them to a societal scale. Costanza recognises that the first step to recovery is recognising the addiction and that it is leading to disaster; however, simply pointing out the dire consequences of our societal addiction is only the first step and can be counterproductive by itself in motivating change. The key next step is creating a truly shared vision of the kind of world we all want, and the book explores creative ways to implement this societal therapy. The final step is using that shared vision to motivate the changes needed to achieve it, including adaptive transformations of our economic systems, property rights regimes, and governance institutions.”

    Wellicht iets voor een maatschappelijke dialoog of burgerberaad om te bespreken hoe we van onze collectieve groei-verslaving kunnen afkomen, en de rol van energie, commercie (inclusief reclame, pr, propaganda, ideologie), overheid en burgers zelf daarin? Uiteindelijk lijkt dat immers de achterliggende vraag bij het onderzoek van mensen als Franta en Huzeir naar de rol van fossiele energiebedrijven als Shell in de discussie over grenzen aan de groei zoals die sinds eind jaren ’60 af en aan gevoerd is.

    Like

  37. Hans Custers

    Lennart,

    Je hebt de gewoonte om een draad te overspoelen met de ene na de andere golf aan links en citaten. Het lijkt op een Gish gallop, en dat is geen prettige of constructieve manier om een discussie te voeren. Jij mag dan misschien vinden dat een volgende golf weer iets toevoegt aan de stortvloed die we al hebben gehad, maar dat is voor verder niemand meer te volgen.

    Er zijn honderdduizenden (of miljoenen) pagina’s geschreven over klimaatverandering en aanpalende onderwerpen, en dus kun je voor elk standpunt dat je zou willen verdedigen, of dat nu heel redelijk of volslagen krankjorum is, wel een serie bronnen vinden die hetzelfde zeggen. Maar met de vaststelling dat iemand anders het ergens zegt heb je nog niet vanzelf een sterk argument,

    In feit is dat een belangrijk punt van dit blogstuk. Je kunt best een serie bronnen en citaten bij elkaar cherrypicken om de indruk te wekken dat er in de jaren ’60 en ’70 al een grote wetenschappelijke consensus was over antropogene klimaatverandering als urgent maatschappelijk probleem. Maar als je wat verder kijkt ligt alles toch echt veel genuanceerder. Als je de context uit het oog verliest zet je de deur naar hindsight bias wagenwijd open.

    Like

  38. Lennart van der Linde

    Hans, je standpunt is duidelijk, en ook dat je niet altijd even nauwkeurig leest wat ik precies zeg. In hoeverre dat door andere lezers wel of niet te volgen is, kunnen ze zelf het beste aangeven, en niemand is uiteraard verplicht alles te lezen wat hier gezegd wordt of waarnaar verwezen wordt. Ook aan ieders lees- (en denk- en schrijf-) tijd zitten grenzen.

    Ik denk dat we voorlopig in deze draad voldoende onze opvattingen hierover gewisseld hebben: iedereen kan dat zelf nalezen, dus dat hoeven we niet te gaan herhalen. We zullen zien wat historisch en juridisch onderzoek verder wel of niet oplevert en wat dat eventueel betekent voor de energie- en economische transitie binnen grenzen aan de groei.

    Like

  39. Jongens, laat ik nou eens ‘die andere lezer’ zijn die deze discussie volgt en al dan niet nog zinvol vindt.

    Lennart, je zegt: “We zullen zien wat historisch en juridisch onderzoek verder wel of niet oplevert en wat dat eventueel betekent voor de energie- en economische transitie binnen grenzen aan de groei.”

    Ik denk dat het hooguit iets kan opleveren voor theoretici, maar verder niet. Wetenschappelijke consensus heeft zich vast wel in positieve zin ontwikkeld, maar we zien dat de politieke consensus zich inmiddels de andere kant op beweegt. Het politieke krachtenveld ontwikkeld zich meer en meer richting polarisatie.

    Als we iets willen leren kunnen we bijvoorbeeld ook kijken naar de geschiedenissen die Tom Middendorp beschrijft in zijn boek ‘Klimaatgeneraal’. Daaruit blijkt dat als een land (een werelddeel, de gehele wereld) achteruit kachelt qua ecologisch-klimatologische leefomstandigheden, er in toenemende mate conflictueuze krachten optreden. Dit gegeven relativeert volgens mij in sterke mate dat historisch en juridisch onderzoek waar jij voor lijkt te pleiten.

    Like

  40. Hans Custers

    Jaap,

    Polarisatie is inderdaad een mooi onderwerp dat laat zien dat context belangrijk is. En dat de complexiteit illustreert.

    Aan de ene kant kan desinformatie natuurlijk polarisatie genereren of versterken. En aan de andere kant is er in een gepolariseerde samenleving meer voedingsbodem voor polarisatie. Ik denk dat je allebei de kanten van die medaille moet bekijken om te begrijpen hoe we terecht zijn gekomen in de huidige situatie. En dat ze allebei relevant zijn.

    Like

  41. Lennart van der Linde

    Jaap, die toenemende polarisatie kan best meerdere oorzaken hebben, waaronder ecologisch-klimatologische, maar zoals Hans zegt inderdaad ook desinformatie, en waarschijnlijk ook toenemende politiek-economische ongelijkheid, zoals bv Earth for All, het jongste rapport van de Club van Rome veronderstelt: https://earth4all.life/news/rising-inequality-risks-regional-collapse-and-climate-catastrophe/

    Het historisch en juridisch onderzoek naar desinformatie vanuit de fossiele industrie zou bv kunnen leiden tot toegewezen schadeclaims, zoals op een gegeven moment ook bij de tabaksindustrie is gebeurd, maar wellicht ook tot verder groeiend draagvlak voor een verbod op fossiele reclame. Theoretisch zijn vast nog wel andere praktische gevolgen denkbaar.

    Dit wil natuurlijk niet zeggen dat onderzoek naar desinformatie het enige of belangrijkste middel is om tot versnelling van de energietransitie te komen. Het lijkt me daaraan echter zeker een bijdrage te kunnen leveren, want die desinformatie lijkt zeker een relevante oorzaak voor de traagheid van die transitie tot dusver, volgens bv Stoddard et al 2021, die zeggen: https://www.annualreviews.org/doi/full/10.1146/annurev-environ-012220-011104

    “The rapid reduction in emissions necessary to check ongoing climate change poses a real threat to the near- and medium-term business models of incumbent fossil fuel companies and associated vested interests. A growing body of literature has outlined how powerful vested interests have developed strategies to both directly discredit the science on climate change and more subtly to delay the need to reduce reliance on fossil fuels. Alongside programs of misinformation by hydrocarbon companies, such strategies have notably been used by think tanks in the United States, Australia, the United Kingdom, Canada, and Europe—all with close ties to this industry.”

    Like

  42. Lennart van der Linde

    Hans, toch nog even in reactie op je opmerking hierboven, op 15 april, waar je zegt: “In de VS werden na het Charney rapport de eerste initiatieven genomen voor multidisciplinaire adviezen, en die waren in eerste instantie weer behoudender. Het Nierenberg-rapport en een rapport van de EPA, allebei uit 1983, vonden bijvoorbeeld allebei dat er nog geen reden was om direct over te gaan tot maatregelen. Klimaatwetenschappers waren overtuigd, maar in aanpalende vakgebieden (met vermoedelijk als belangrijkste de economie, maar bij weten waren bijvoorbeeld veel meteorologen ook nog afwachtend) vond men dat er, vanuit hun perspectief, wel nog teveel onzekerheden waren. Of je wel of niet van wetenschappelijke consensus in die tijd kunt spreken zal dus sterk afhangen van wat je daarmee precies bedoelt: consensus on degenen met de grootste deskundigheid, of consensus in de hele (wetenschappelijke) wereld.”

    Met name de economen Nordhaus en Schelling vonden als leden van de Nierenberg-commissie (zonder veel wetenschappelijke onderbouwing) dat er nog te veel onzekerheden waren om mitigatiebeleid te rechtvaardigen, dat effectief mondiaal beleid sowieso niet realistisch zou zijn, en dat adaptatie waarschijnlijk het beste perspectief bood, bv via migratie: http://elibrary.pcu.edu.ph:9000/digi/NA02/1983/18714.pdf

    Over dat Nierenberg-rapport “Changing Climate”, van de National Academy of Sciences, schrijven Oreskes et al 2008 in een uitgebreide analyse onder meer: https://www.researchgate.net/publication/250004297_From_Chicken_Little_to_Dr_Pangloss_William_Nierenberg_Global_Warming_and_the_Social_Deconstruction_of_Scientific_Knowledge

    ‘The Reagan administration had come to power in 1980 on a platform of unleashing the power of private enterprise. In the realm of energy, their policy was to encourage big business to use the country’s reserves of uranium and coal to achieve self-sufficiency, and the administration began to make clear to the Academy that strong statements about global warming would be viewed as undercutting that commitment. In meetings with the Climate Research Board, Energy Department officials told Academy members that they “did not approve of… speculative, alarmist, ‘wolf-crying’ scenarios.”…

    Meanwhile, at the Energy Department the man who had run its climate programs since the 1970s, and had nurtured Dave Keeling’s CO2 measurements program, had been removed. His replacement, Fred Koomanoff, had informed Keeling that his funding would be discontinued as the Reagan administration took steps to trim the Department’s climate research programs… In a meeting with the Academy, he made it clear that the administration expected the scientists to toe the line. “Those who must make decisions… deserve better than to hear divergent voices from the scientific community.”…

    Nierenberg gave the Administration everything it wanted: a report that in his own words was “conservative,” that presented a united front, insisted that no action was needed now, and concluded that technology would solve the problem with no need for government intervention…

    When the Nierenberg report was sent for peer review, one reviewer noted the obvious disconnect between the physical and social scientific perspectives presented in the report, and the way in which the synopsis took the latter at the expense of the former. That reviewer was Alvin Weinberg… A basic principle of Academy policy is that the conclusions of any report must be consistent with the evidence presented, and the summary must provide an accurate reflection of the report as a whole. Alvin Weinberg immediately noted that this report failed to pass that bar. But he went much further. The report was “so seriously flawed in its underlying analysis and in its conclusions,” he wrote, that he hardly knew where to begin. It flew in the face of virtually every other scientific analysis of the issue, yet presented almost no evidence to support its radically divergent conclusions…

    William Nierenberg did not attempt to block consensus on particular scientific claims about climate. Instead, he found a way to challenge the inferences that colleagues were drawing from those claims, and to reframe the existing knowledge as “not a problem.” And this was just the beginning of Nierenberg’s involvement in the climate change controversy. The following year, Nierenberg would become a co-founder of the George C. Marshall Institute, which in the late 1980s and throughout the 1990s was a major source of claims that climate scientists were in error: that global warming was not actually occurring, or if it was it was simply natural variability.’

    Dit roept de vraag op hoe wetenschappelijk de houding van m.n. Nierenberg, Nordhaus en Schelling in feite was. Nathaniel Rich schreef hierover in 2018 in de NYT: https://www.nytimes.com/interactive/2018/08/01/magazine/climate-change-losing-earth.html

    ‘Though “Changing Climate” urged an accelerated transition to renewable fuels, noting that it would take thousands of years for the atmosphere to recover from the damage of the last century, Nierenberg recommended “caution, not panic.” Better to wait and see… Nierenberg had also served on Reagan’s transition team. Nobody believed that he had been directly influenced by his political connections, but his views — optimistic about the saving graces of market forces, pessimistic about the value of government regulation — reflected all the ardor of his party… On “CBS Evening News,” Dan Rather said the academy had given “a cold shoulder” to a grim, 200-page E.P.A. assessment published earlier that week (titled “Can We Delay a Greenhouse Warming?”; the E.P.A.’s answer, reduced to a word, was no)… Reagan’s science adviser… used Nierenberg’s optimism as reason to discount the E.P.A.’s “unwarranted and unnecessarily alarmist” report and warned against taking any “near-term corrective action” on global warming.’

    Dit terwijl op een symposium in 1982 de hoofdonderzoeker van Exxon nog had aangegeven dat door de inertie in het klimaatsysteem “anticipation” nodig was om “break down” van het systeem te voorkomen. Hansen et al zeiden hierover in een artikel dat eind 2022 is ingediend voor peer review: https://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/2212/2212.04474.pdf

    ‘E.E. David, Jr., President of Exxon Research and Engineering, in his keynote talk at the symposium insightfully noted: “The critical problem is that the environmental impacts of the CO2 buildup may be so long delayed. A look at the theory of feedback systems shows that where there is such a long delay, the system breaks down, unless there is anticipation built into the loop.”’

    Het lijkt er dus sterk op dat onder politieke druk het NAS-rapport tot zeer behoudende conclusies kwam, die in feite niet echt gedeeld werden door de meeste terzake kundige wetenschappers zelf, zowel bij NAS, als bij Exxon, als elders. In hoeverre die politieke druk dan weer (mede) een gevolg was van druk vanuit de fossiele industrie, zou dan een logische vervolgvraag zijn.

    Like

  43. Hans Custers

    Lennart,

    Zo blijven we bezig. Je kunt je op basis van (al dan niet selectief bij elkaar gezochte) citaten en links van alles afvragen. En je kunt van alles suggereren of vermoeden. Maar het verandert niks aan het feit dat er in de jaren ’80 nog op allerlei niveaus en in allerlei gremia gedebatteerd werd over de noodzaak en urgentie van klimaatmaatregelen.

    Dus, nogmaals, ik heb nergens ontkend dat je de nodige bronnen en citaten kunt vinden waarmee je de indruk kunt wekken dat daar al brede overeenstemming was. Maar je zou, als je dat zou willen, net zo makkelijk een hele hoop ‘bewijzen’ kunnen vinden van het tegenovergestelde.

    Vandaar nogmaals het dringende verzoek om op te houden deze draad te blijven vullen met steeds weer andere citaten en links die niets toevoegen aan je eerder reacties. Zie de huisregels: geen eindeloze herhaling van hetzelfde punt.

    Like

  44. Lennart van der Linde

    Ok, Hans, ik zal hier op jouw dringende verzoek verder niks meer aan toevoegen. Wel nog een slotopmerking: pseudo-sceptici zullen ongetwijfeld zeggen en met citaten onderbouwen dat ook na publicatie van de diverse IPCC-rapporten nog geen sprake was was consensus, want er was op allerlei plekken nog debat, zoals bv bleek uit de poging van Trump c.s. om de VS uit het Parijs-akkoord terug te trekken. Bovendien hoeven niet alle wetenschappers het met ieders conclusies eens te zijn, zolang ze maar erkennen dat er gedegen aanwijzingen zijn voor aanzienlijke risico’s en dat die zo mogelijk uit voorzorg beperkt kunnen en moeten worden. Verder kan hopelijk een ieder obv het voorgaande eigen voorlopige conclusies trekken en verdere vragen stellen over de (mogelijke) rol van de fossiele industrie in het vertragen van m.n. politieke consensus over klimaatbeleid.

    Like

  45. Hans Custers

    pseudo-sceptici zullen ongetwijfeld zeggen en met citaten onderbouwen dat ook na publicatie van de diverse IPCC-rapporten nog geen sprake was was consensus‘”

    Dat is nou precies wat ik je duidelijk wilde maken. Je kunt voor elk standpunt, hoe redelijk of onredelijk ook, waslijsten aan links en citaten vinden.

    Like

  46. Lennart van der Linde

    “hoe redelijk of onredelijk ook”: de vraag is dus steeds hoe de redelijkheid van een standpunt te bepalen, en welke criteria cq belangen van invloed zijn op die bepaling, bewust of onbewust. Misschien kan historisch en juridisch onderzoek daar (enig) verder inzicht in geven. We zullen zien.

    Like

  47. Ben 69 jaar oud en mij staat nog heel duidelijk bij dat er een periode dat er GEWAARSCHUWD WERD VOOR EEN NIEUWE IJSTIJD.
    Ik weet niet meer of dat voor of tijdens de publicatie van de Club van Rome was?
    Ik ben verbaasd dat dit belangrijke feit in dit artikel niet genoemd word en suggereerd dat bijna alle wetenschappers, al 130 jaar, de huidige opwarmingsgedachte onderschrijven.
    Wil men hiermee andersdenkenden HET GEVOEL GEVEN DAT MEN NIET GOED BIJ ZIJN HOOFD IS en dat deze dus maar beter kunnen zwijgen?

    Die indruk krijg ik hier vaker. Bijvoorbeeld ook bij de, op dir forum, veel voorkomende bewering dat van de wetenschappers het 97 % eens is en maar 3 % oneens.
    DIT IS VOLSTREKTE ONZIN!
    Want dat zou betekenen dat er GEEN (dus 0,0%) terzake zeer kundige wetenschappers zijn die zolang ze twijfele geen mening hebben, die hun geloofwaardigheid beschermen door geen uitspraken te doen buiten hun eigen onderzoeksgebied en/of die geen partij in onzinnige welles/nietes/goed/fout/gelijk/ongelijk discussies willen zijn.

    Like

  48. Hans Custers

    Huub,

    Je zegt:

    Ik ben verbaasd dat dit belangrijke feit in dit artikel niet genoemd word en suggereerd dat bijna alle wetenschappers, al 130 jaar, de huidige opwarmingsgedachte onderschrijven.

    Ik raad je aan het artikel nog eens goed te lezen. Wat jij beweert dat er staat of wordt gesuggereerd, staat er juist niet.

    Geliked door 1 persoon

  49. Beste Huub,

    Je roept: “GEWAARSCHUWD WERD VOOR EEN NIEUWE IJSTIJD.

    Dit is algemeen bekend en het is al vele malen besproken, ook op dit blog. Alleen… die waarschuwing kwam van één journalist, Peter Gwynne, die er op 28 april 1975 in het tijdschrift Newsweek over publiceerde. Dit werd ook overgenomen in Time Magazine:

    Dit verhaal werd vervolgens in Engeland en Europa gepopulariseerd en verspreid door een andere journalist, Nigel Calder.

    Alleen klopte het niet. Peter Gwynne was veel te hard van stapel gelopen in zijn artikel in Newsweek en hij overdreef de mate van zekerheid. Dit bleek al heel snel, binnen 1 á 2 jaren na dat artikel.

    Kort voor dat artikel was er voor de allereerste keer een diepe ijskern geboord uit de ijskap van Groenland. Die boring ging nog niet zó diep en haalde net het einde van het vorige interglaciaal. In deze allereerste ijskern leek het nét alsof PLOTSKLAPS dit vorige interglaciaal eindigde en overging in een ijstijd. Dit was wat er toen voeding gaf aan het idee van Peter Gwynne…

    Alleen, in de jaren daarna werden er véél meer ijskernen geboord en geanalyseerd. Naarmate er veel meer data kwam werd duidelijk dat dit vorige interglaciaal helemaal niet zo plotseling eindigde! Ook werd het glashelder dat CO2 een sleutelrol speelt bij deze veranderingen: als er veel CO2 in de lucht zit (zoals nu)… dan KAN er helemaal geen ijstijd volgen!

    Dit werd duidelijk nadat er meer ijskernen geboord werden. Peter Gwynne was te voorbarig. Dit artikel beschrijft meer in detail, hoe hij in die fout is getrapt:

    In 1975, Newsweek Predicted A New Ice Age. We’re Still Living with the Consequences.

    Gwynne heeft hier in 2014 zijn spijt voor betuigd, in een artikel dat ook in Newsweek is verschenen: https://insidescience.org/news/my-1975-cooling-world-story-doesnt-make-todays-climate-scientists-wrong

    Like

  50. Beste Bob,

    Bedankt voor je informatie.
    Mijn opmerking over het overslaan van het ijstijd narratief was onterecht en dus voorbarig. Mijn excuus daarvoor.

    Hiermee bevestig je 2 dingen namelijk:
    – Dat mijn geheugen nog werkt.
    – Dat jullie je uitzonderlijk goed informeren.

    Hoop dat je/jullie ook mijn opmerking dat je, bij oprecht geïnteresseerde leken zoals ik, met stellingen over de 97% gelovige en 3% ongelovige wetenschappers meer wantrouwen zaait dan vertrouwen oogst begrijpt.

    Like

  51. Beste Huub,

    Er is wel vaker gesproken over dit voorbarige artikel van Peter Gwynne uit 1975. Er is een ‘moraal’ aan dit verhaal die nog weleens aan de aandacht ontsnapt:

    – als er een tegenspraak is (of lijkt te zijn) tussen de theorie en de metingen;

    – is het niet altijd zo dat de theorie DUS fout is.

    Het kan namelijk ook zo zijn dat de waarnemingen of metingen onvolledig zijn, of zelfs helemaal onjuist. En het is ook mogelijk dat de waarnemingen niet helemaal goed begrepen worden.

    Het verhaal van Peter Gwynne is daar een voorbeeld van. Op zich was die allereerste ijskern zeker een belangrijke wetenschappelijke vooruitgang. Alleen… één ijskern is geen representatieve steekproef! Je kijkt dan slechts op die ene plek op de aardbol en ook begint de ijskern dan specifiek op één tijdstip/periode in het verleden. Daardoor ontbrak toen nog de bredere context, die je opbouwt door vele verschillende ijskernen te analyseren.

    De theorie van Arrhenius was correct en de (voorbarige) uitleg van die waarneming bleek foutief te zijn. Dat was ook het geval met de experimenten van Ångström en Koch, hier onder het kopje ‘Rekenen of meten?‘ in het artikel van Hans:

    Een oude mythe over het verzadigde broeikaseffect

    In dat geval bleek ook dat de theorie, het ‘rekenen’, het uiteindelijk won van de (verkeerd uitgevoerde of althans verkeerd begrepen) metingen door Ångström en Koch. Meten is niet altijd weten.

    Like

  52. Hoewel er in de klimaatwetenschap een ontwikkeling was en is van toenemende consensus (zoals door Hans geschetst wordt), zien we volgens mij dat er buiten de wetenschap nog volop twijfel wordt gezaaid. Kennelijk is er een voedingsbodem voor desinformatie. En misschien wel in toenemende mate gezien de polarisatie en nu het aankomt op pijnlijke maatregelen. Trouw van gisteren geeft hiervan een aardig inkijkje. Het artikel gaat over Jordan Peterson. (https://www.trouw.nl/duurzaamheid-economie/de-zorgwekkende-transformatie-van-jordan-peterson~b375b262/.)

    Het artikel schetst het volgende beeld (ik citeer):

    Volgens Peterson is het allemaal één grote ‘globalistische woke utopische nachtmerrie’, puur het product van het fictieve ‘apocalyptische narratief’ dat de wereld zou vergaan. Al jaren verspreidt Peterson desinformatie over klimaatverandering. Het probleem is dat deze man, hoewel geen klimaatwetenschapper, desondanks door velen als autoriteit wordt gezien.
    Anders dan veel andere individuele klimaatsceptici heeft Peterson een gigantisch publiek, dat deels uit jonge mannen bestaat die hem zien als baken van wijsheid in een roerige tijd, en die zich voeden met zijn uitspraken.

    Nederlandse klimaatsceptici maken als opiniemakers dankbaar gebruik van Petersons inspanningen.

    Peterson neemt deel aan de bredere anti-woke-ideologie: alles wat progressief is, van genderneutrale toiletten tot zonnepanelen, is in wezen een poging van de totalitaire elite en overbemoeierige overheden om het traditionele leven kapot te maken. Dit past in een libertarische traditie waarin elke (klimaat)maatregel automatisch al ‘totalitair’ of ‘onderdrukkend’ is, ook als ze het maatschappelijk belang dienen.

    “Een aversie tegen overheidsingrijpen ligt vaak ten grondslag aan klimaatscepticisme”, zegt Van Soest (auteur van ‘De twijfelbrigade’ (2014). Hij legt uit dat de ‘klimaatontkenner’ van vandaag niet meer dezelfde is als die van twintig jaar geleden, en ze steeds in nieuwe ‘fases’ belanden naarmate de werkelijkheid van door mensen veroorzaakte klimaatverandering steeds duidelijker wordt, met temperatuurstijgingen, zeespiegelstijging en extreme weersomstandigheden. “Eerst zeiden ze: het klimaat verandert niet. Toen was het: het verandert wel, maar dat komt niet door mensen. Toen: het komt wel door mensen, maar slechts een klein beetje, of we weten niet hoeveel. Nu is het vaak: het komt wel door mensen maar de gevolgen zijn niet erg, of we vinden wel een oplossing.” Door al die fases heen blijft de kern volgens Van Soest hetzelfde: twijfel en verwarring zaaien, het debat verstoren en klimaatactie uitstellen.

    Hoe groot is de voedingsbodem voor klimaatsceptici in Nederland? / Twintig jaar geleden twijfelden relatief veel Nederlanders nog over de vraag of klimaatverandering echt is, of het door mensen komt en in hoeverre het gevaarlijke gevolgen heeft. Klimaatontkenners hadden destijds een plek in het publieke debat, en worden anno 2023 niet meer bij de gemiddelde talkshow uitgenodigd. Toch bestaat er nog steeds een aanzienlijke voedingsbodem voor de klimaattwijfel van sceptici zoals Peterson. In 2020 geloofde 94 procent van de Nederlanders dat het klimaat aan het veranderen is, blijkt uit CBS-onderzoek. 60 procent geloofde dat dit geheel of vooral door de mens komt. Onderzoek van I&O Research uit oktober 2022 stelt dat het klimaatbewustzijn toeneemt in Nederland, maar dat de groep die de hakken in het zand zet eveneens groeit. Meer mensen dan het jaar ervoor – 19 procent tegenover 10 procent – vinden dat het kabinet minder moet doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Uit onderzoek van Sire voor de campagne Verlies elkaar niet bleek dat ‘klimaat’ het vijfde meest polariserende onderwerp in Nederland is. Immigratie en corona zorgen voor nog meer ruzie in familie en vriendengroepen, maar ook discussies over het klimaatprobleem zorgen volgens Sire voor ‘problematische tegenstellingen waarbij mensen niet meer naar elkaar luisteren. En elkaar soms zelfs gaan haten vanwege meningsverschillen.’
    (einde citaten)

    Politieke wil dan wel onwil, aanwezigheid of gebrek aan draagvlak, (des)informatie vanuit pseudo-autoriteiten, polarisatie in de samenleving, al deze zaken spelen NU en geven mijns inziens extra context en relativering aan “Wat Shell wist” en “de stand van de wetenschap in de jaren ’70 en vroege jaren ’80”.

    Like

  53. Lennart van der Linde

    Jaap, zou het niet zo kunnen zijn dat de desinformatie die de afgelopen decennia mede door de fossiele industrie verspreid is, ervoor gezorgd heeft dat er nu nog steeds zo’n grote voedingsbodem voor zulke opvattingen blijkt te zijn?

    Like

  54. Hans Custers

    Helemaal aan het begin van de jaren ’70 was er overigens nog wel wat meer discussie over opwarming of afkoeling. Het ging over de vraag wat de overhand zou krijgen: opwarming door de uitstoot van broeikasgassen of afkoeling door aerosolen. Een artikel uit 1971 van Rasool en Schneider trok toen de aandacht (zie dit stuk van Jos van enkele jaren geleden). Zij schreven dat een verviervoudiging van een uitstoot van aerosolen een ijstijd zou kunnen veroorzaken. Dat was natuurlijk geen harde voorspelling en die toename van die uitstoot is er ook nooit gekomen. Bovendien erkenden ze niet veel later dat ze de invloed van broeikasgassen niet correct hadden meegenomen in hun analyse.

    En verder lukte het destijds nog niet om het puzzeltje rond de Milanković-cycli helemaal te leggen. Daardoor was er wat meer aanleiding om te twijfelen aan het verband tussen die cycli en de ijstijden, wat zou kunnen betekenen dat er nog iets belangrijks ontbrak in de kennis. Een groot deel van die puzzel werd in de loop van de jaren ’70 opgelost, waardoor er daarna geen aanleiding was om te denken dat we onaangekondigd verrast zouden kunnen worden door het begin van een nieuwe ijstijd.

    Like

  55. Hoi Hans,

    Ja, inderdaad. Ik versimpel de gang van zaken rond het artikel van Peter Gwynne in Newsweek (1975) wel iets. Dit om het verhaal niet al te lang en ingewikkeld te maken.

    Het is zeker waar dat Peter Gwynne zich toen gedeeltelijk baseerde op wat de, net beginnende, klimaatwetenschapper Stephen Schneider en zijn collega’s publiceerden in 1971. Zat Stephen Schneider er dan helemaal naast? Nee, eigenlijk niet. Wat Schneider en collega’s toen wél heel correct begonnen te begrijpen:

    –> het ‘touwtrekken’ tussen de verkoelende zwavel-aërosolen (korte termijn) en opwarmende CO2/CH4-emissies (lange termijn);

    –> en de enorme uitbouw van kolencentrales en industrie in die jaren, zorgde volop voor verkoelende zwavel-aërosolen die een enorme ‘smog’ veroorzaakten in de VS, Europa en de Sovjet-Unie. Dit maskeerde enige tijd de opwarming (als gevolg van extra broeikasgassen):

    Alleen was er toen nog onduidelijkheid wélke van die twee tegengestelde forceringen sterker zou blijken te zijn. Als ik het me goed herinner, gaven Stephen Schneider en collega’s aan dat ALS de zwavel-emissies nog 4 x groter zouden worden DAN er een afkoeling naar een ijstijd in gang gezet zou _kunnen_ worden.

    Stephen Schneider kwam daar echter snel op terug, pas enkele jaren later. Toen had Peter Gwynne al het voorbarige ‘Global Cooling’ gepubliceerd in de populaire pers.

    Like

  56. Hans Custers

    Bob,

    Schneider had die ‘voorspelling’ (die eigenlijk geen voorspelling was, maar een voorwaardelijke voorspelling) al ruim voor 1975 behoorlijk genuanceerd. Zelfs al in 1971, in een ingezonden brief in de New York Times, waar hij schreef dat het niet te voorspellen was of aerosolen of broeikasgassen de overhand zouden krijgen. In dit artikel uit 1974 ligt de nadruk alweer meer op opwarming door CO2, en worden aerosolen als onzekere factor gezien.

    Like

  57. Lennart,
    “Onderzoek van I&O Research uit oktober 2022 stelt dat het klimaatbewustzijn toeneemt in Nederland, maar dat de groep die de hakken in het zand zet eveneens groeit. Meer mensen dan het jaar ervoor – 19 procent tegenover 10 procent – vinden dat het kabinet minder moet doen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.” Deze constatering in het Trouwartikel, – dat die groep groeiende is en dat polarisatie toeneemt – , duidt erop dat er vele sterke krachten en tegenkrachten in het spel zijn. Met name de niet-rationele krachten worden sterker. Daarom ook hebben de partijen van de redelijkheid het moeilijk, lees het boek ‘rechtvaardigheidsgevoel’ van de Amerikaanse sociaal-psycholoog Jonathan Haidt. Die krachten hebben hun eigen logica. Desinformatie speelt een rol – GERELATEEERD (en daarmee dus ook te RELATIVEREN) aan deze context.

    Like

  58. Hans,

    Dank voor de verwijzing! Dit is echt een geweldig verhaal en ik had ’t nog nooit gehoord…:

    https://www.realclimate.org/index.php/archives/2011/04/steve-schneiders-first-letter-to-the-editor/

    In 1971 veegt de jonge Stephen Schneider de vloer aan, in een ingezonden brief in de New York Times, met de tendentieuze onzin van ene Eugene Guccione.

    Vervolgens wordt Schneider door zijn baas ontslagen bij NASA (over de telefoon), omdat hij geen toestemming gevraagd had voor de ingezonden brief. En daarna… wordt Schneider meteen weer in dienst genomen bij NASA door het hogere NASA management! 🙂

    In de brief schetst Schneider glashelder dit touwtrekken tussen verkoelende aërosolen en opwarmende CO2-emissies. Hij gaf ook aan, toen in 1971: “We do not yet know the magnitudes of these influences well enough to be certain which, if either, of these effects might predominate.

    Dit is een plezier om te lezen. Zo bekeken was journalist Peter Gwynne niet alleen ‘voorbarig’, ook liep hij in 1975 al achter bij de wetenschappelijke inzichten.

    Like

  59. Lennart van der Linde

    Jaap, zoals ik hierboven al eens aangaf in reactie op jou zie ik desinformatie zeker niet als enige verklaring voor toenemende polarisatie: “toenemende polarisatie kan best meerdere oorzaken hebben, waaronder ecologisch-klimatologische, maar zoals Hans zegt inderdaad ook desinformatie, en waarschijnlijk ook toenemende politiek-economische ongelijkheid”.

    Wat is jouw idee over de “sterke krachten en tegenkrachten” die in het spel zijn bij de toenemende polarisatie? Waar denk je meer specifiek aan, naast de ecologisch-klimatologisch factor die je al noemde?

    Like

  60. Lennart, dat zijn de fundamentele krachten die geschetst worden door realisten zoals bijvoorbeeld Rob de Wijk, Machiavelli, de klimaatgeneraal, Jonathan Haidt en vele anderen. Dezen spelen op in tijden van toenemende spanningen, wanneer zelfbehoud, of behoud van de eigen leefstijl, of de eigen cultuur op het spel staat. Het verspreiden van alternatieve feiten is in bepaalde zin logisch, d.w.z.: het wordt niet per ongeluk gedaan en is dan ook net zo goed gevolg als oorzaak. Rationalisten en sciëntisten willen deze krachten nog weleens over het hoofd zien.

    Like

  61. Beste Huub,

    Dan nog iets anders, hierboven schreef je:

    “Die indruk krijg ik hier vaker. Bijvoorbeeld ook bij de, op dir forum, veel voorkomende bewering dat van de wetenschappers het 97 % eens is en maar 3 % oneens. DIT IS VOLSTREKTE ONZIN!
    Want dat zou betekenen dat er GEEN (dus 0,0%) …”

    Dit is een misverstand. De 97% klopt wel degelijk.

    Alleen gaat het NIET over “de wetenschappers”. Kaakchirurgen, sociologen en andragogen zijn immers toch ook wetenschappers? Die hebben de ballen verstand van het klimaatonderzoek! Het doet er niet toe, wat hun ‘opinie’ is…

    Laat me het beknopt uitleggen. Er zijn twee verschillende soorten onderzoeken:

    1) Tellingen van alle wetenschappelijke publicaties in het klimaatonderzoek. Bijvoorbeeld tellingen over de afgelopen 20 jaar of over de laatste 8 jaar. Dit is mogelijk doordat er databases bestaan waarin álle wetenschappelijke studies (gepubliceerd in serieuze wetenschappelijke tijdschriften) geïndexeerd worden, inclusief de sleutelwoorden.

    2) Enquêtes onder klimaatonderzoekers. Dit zijn vragenlijsten die naar een grote groep klimaatonderzoekers gestuurd worden, met het vriendelijke verzoek om de vragenlijst in te vullen en terug te sturen.

    De eerste categorie onderzoek gaat over wetenschappelijke publicaties en NIET over “de wetenschappers”. De uitkomst is helder: ruim méér dan 97% van alle wetenschappelijke studies die een uitspraak bevatten (wat dan ook) over de oorzaken van de klimaatverandering… komen overeen met de IPCC conclusies.

    De tweede categorie is wat meer gespreid: het hangt er vanaf WIE je precies meetelt als klimaatonderzoeker? Tel je iedere persoon mee die ooit weleens iets geschreven heeft over klimaatverandering (ook in niet-wetenschappelijke tijdschriften)? Of het andere uiterste: alléén ervaren klimaatonderzoekers die minimaal 10 studies in de wetenschappelijke journals hebben staan? Dat verschilt nogal…

    Bart Verheggen bracht dit in kaart in een heel uitgebreide enquête-studie (2014), met een aantal collega’s én samen met ‘klimaatsceptici’. Enkele van de uitkomsten:

    Over deze enquête, lees hier verder: https://klimaatveranda.nl/2014/08/11/enquete-bevestigt-wetenschappelijke-consensus-over-door-de-mens-veroorzaakte-opwarming/

    Like

  62. Lennart van der Linde

    Jaap, het ontstaan en de beoogde functie van desinformatie is wetenschappelijk inderdaad best te verklaren, of je dat nou realisme of rationalisme noemt, of waar het niet effectief blijkt een vorm van idealisme of utopisme. Zelf heb ik me in mijn studie bestuurskunde destijds o.a. verdiept in werk van De Wijk, Machiavelli, Morgenthau, Huntington, Fukuyama, Chomsky en diverse anderen. Op dit moment kan ik me goed vinden in de benadering van Carpenter, Scheffer e.a. in hun artikel uit 2019 met als titel “Dancing on the volcano”: https://www.ecologyandsociety.org/vol24/iss1/art23/

    Als samenvatting zeggen ze:
    “Radical recent developments such as Brexit, the rise of extreme nationalism, the gilets jaunes, polarizing leaders, the Arab Spring, and fundamentalist movements are indications of societal discontent with the status quo. Other societal phenomena such as gender fluidity, veganism, and bartering are also associated with a perceived need to change. The context is the Anthropocene, a human-dominated biosphere challenging the resilience of a livable planet. Such a broad set of developments may be interpreted in the light of new insights from theory of complex systems about what happens as resilience of the current pathway (societal organization as we know it) decreases. Rising fluctuations characterize a phase of uncertainty and exploration, potentially leading into a transition of the system toward a new pathway. We reflect on global changes that may contribute to social destabilization such as rising wealth concentration and environmental degradation and ask how responses may be understood from social-psychological forces such as the need for group identity and managing the terror of mortality. The emerging image is that of a society engaged in multifaceted experimentation. Maintaining such experimentation may help inspire novel pathways to desirable futures, but there is a risk of societies becoming trapped in backward-looking narratives that threaten long-term sustainable outcomes.”

    Een weg vooruit schetsen ze onder meer als volgt:
    “Most of all we need for people of very different worldviews to find ways to talk and work together about desirable common futures in a time of extraordinary change. We need to be able to connect across diversity, and we need to engage our collective imaginations. Fortunately, there is evidence that alongside the spurious fads and reactions, social innovation is occurring all over the world, and some of this will be sustainable.”

    Bv gelote burgerberaden lijken me een vorm van sociale innovatie die behulpzaam en duurzaam zou kunnen zijn, mits op de goede manier uitgevoerd. Een soort mondiaal waarheids- en verzoeningsproces, zoals na de Apartheid in Zuid-Afrika is georganiseerd, kan wellicht ook helpen om de huidige destabiliserende krachten op een duurzame manier te temmen. Dat zou misschien ook kunnen voorkomen dat we in eindeloze juridische of zelfs gewelddadige conflicten belanden. Gedegen historisch onderzoek kan bijdragen aan die waarheidsvinding en daarmee hopelijk aan uiteindelijke verzoening. Hoe zie jij dat?

    Like

  63. Lennart,
    de ‘Klimaatgeneraal’ zegt op blz. 150: “de problemen zijn onmogelijk op te lossen zonder naar de grondoorzaken te kijken: voedselonzekerheid, ondervoeding, armoede, corruptie, criminaliteit, geweld. In dat rijtje horen ook de implicaties van klimaatverandering thuis.”

    Zo’n rijtje suggereert dat klimaatverandering van dezelfde orde is als de overige genoemde zaken. Wat mij betreft had hij het sterker mogen uitdrukken, bijvoorbeeld: Klimaatverandering VERSTERKT alle bovenvermelde grondoorzaken. Immers, er is geen duurzame oplossing mogelijk als het resterend budget voor broeikasgassen om binnen leefbare grenzen te blijven wordt overschreden. Elke oplossing is dan dweilen met de kraan open. Ook de onmacht van wereldorganisaties zoals de VN druipt er vanaf.

    Hoe ik het zie is verder een kwestie van mens- en wereldbeeld. We kunnen de wereld realistisch bekijken, bijvoorbeeld vanuit machtsverhoudingen. Macht (vermogen) en machtsstrijd zien we overal in de natuur. Het kan zowel positieve effecten hebben (vermogen tot opbouw, liefde) als ook negatieve (afbraak, desinformatie, oorlog, gore samenzwering). Dit lijkt mij een universeel verschijnsel te zijn, inherent aan de natuur, waar de menselijke natuur deel van uit maakt. Natuurlijke krachten, met hun eigen irrationele niet-wetenschappelijke logica.

    Je zou de mensengeschiedenis kunnen zien als een doorlopende aaneenschakeling van crisissen. Altijd al geweest, d.w.z. ‘we’ zijn er altijd weer bovenop gekomen. Toch lijkt mij de huidige ontwikkeling anders te zijn dan alle eerdere periodes. De moderne kwetsbaarheden zijn mondiaal: 1. Het aantal wereldbewoners is nog nooit zo groot geweest. 2. De complexiteit en vervlechting van technologische, energetische en maatschappelijke systemen is nog nooit zo groot geweest. 3. De wereld gaat volgens de klimaatwetenschappers warmer worden dan zij in de mensengeschiedenis ooit is geweest. 4. De milieuvervuiling is nog nooit zo groot geweest. 5. De unieke nucleaire dreiging. 6. Tegelijk is onze welvaart (in dit werelddeel), die door dit alles op het spel staat, nog nooit zo groot geweest.

    Deze huidige uitzonderlijke ontwikkeling versterkt het proces van de ‘gangbare doorlopende aaneenschakeling van crisissen die van alle tijden zijn’. Het komt erbovenop. Leefbaarheid en vooruitgang blijken niet gegarandeerd te zijn. Maar de reacties op deze existentiële dreiging blijken ambivalent te zijn. En ook afhankelijk van waar we de oorzaak willen zien. We zitten in een bijzonder interessante, unieke scharniertijd van de mensengeschiedenis. Alle moderne, complexe en daarmee kwetsbare, maatschappelijke verworvenheden (democratie, handelsafspraken, vredesverdragen, enz. ) staan onder druk.

    Lennart, ik heb tot slot nog een verzoek. Wat mij betreft laat je je Engelse teksten achterwege of vertaal je ze naar het Nederlands. Ik ben het Engels onvoldoende machtig.

    Like

  64. Lennart van der Linde

    Jaap, ik kan me grotendeels vinden in wat je schrijft. Mensen proberen doorgaans hun doelen te bereiken door diverse combinaties van samenwerking en conflict, competitie en geweld. In de huidige tijd zijn de risico’s van geweldsescalatie zo groot, dat samenwerking me sowieso de meest kansrijke optie lijkt. Maar zolang er bij veel mensen en staten nog te veel wantrouwen en misbruik van macht bestaat, blijft het moeilijk om tot voldoende mondiale samenwerking te komen.

    Toch lijkt dat de richting die we de afgelopen eeuw sinds de League of Nations en Verenigde Naties zijn ingeslagen en ondanks steeds weer oplaaiende conflicten het beste kunnen voortzetten. Een taal als Engels is handig voor de internationale communicatie, die we daarbij nodig zullen hebben. Voor het gesprek op dit blog probeer ik het in dit geval graag bij het Nederlands te houden, of waar mogelijk relevante teksten te vertalen/parafraseren.

    Like

Plaats een reactie