Categorie archief: journalistiek

De “nieuwe inzichten” van Simon Rozendaal in Elsevier: een fact-check

Afgelopen week verscheen in Elsevier een stuk [link naar de pdf van dit stuk op last van Elsevier verwijderd, we mogen alleen linken naar de versie achter de betaalmuur] van Simon Rozendaal – die zich afgelopen najaar tijdens een paneldiscussie in Delft net iets te nadrukkelijk uitriep tot “objectief wetenschapsjournalist”– onder de kop: “Opwarming valt toch mee.” Het verhaal is grotendeels gebaseerd op uitlatingen van Nic Lewis en Marcel Crok en bevat dan ook vooral argumenten van deze twee, waarvan er vele al herhaaldelijk zijn genuanceerd of weerlegd. Ook op dit blog. Daarover verderop in dit stuk meer.

Wellicht interessanter dan het voor de zoveelste keer herhalen van bekende argumenten, is de wat subtielere manoeuvre die Rozendaal maakt wanneer het even echt over nieuwe wetenschappelijke inzichten gaat. Hij lijkt wederhoor te plegen bij wetenschappers van het KNMI, maar weet de informatie die hem daar wordt aangereikt met de hulp van zijn andere twee geïnterviewden toch weer in de richting van de vooraf gewenste conclusie te draaien. Door van de uitkomst van wetenschappelijke analyse iets heel anders te maken.

De argumenten van de mensen van het KNMI liggen in de lijn van het recente onderzoek van Richardson et al, waar ik eind juni over schreef: verschillen tussen klimaatmodellen en waarnemingen horen bij de normale wetenschappelijke onzekerheid, ze worden steeds beter begrepen en vormen dus geen reden om modelanalyses simpelweg terzijde te schuiven. Rozendaal gaat daarna door over Richardson et al.. Deze onderzoekers constateren, om het nog eens kort samen te vatten, dat de mondiaal gemiddelde temperatuur uit modelberekeningen niet helemaal vergelijkbaar is met de mondiaal gemiddelde temperatuur uit observaties. Het heeft te maken met de beperkte dekkingsgraad van metingen in bepaalde delen van de wereld, die in modellen niet bestaat, en met het feit dat modelresultaten de temperatuur geven van de atmosfeer vlak boven het aardoppervlak, terwijl in de observaties de temperatuur van de atmosfeer boven land en zeeijs wordt gecombineerd met die van het water aan het oceaanoppervlak. Ze laten vervolgens zien dat modelresultaten veel dichter bij de observaties liggen als er rekening wordt gehouden met deze verschillen. Ze presenteren deze bevinding voor wat het is: een interessante uitkomst van een interessante analyse. Wetenschap dus.

Laten we nu eens kijken wat in Elsevier staat:

De Amerikaanse klimaatonderzoeker Mark Richardson schreef eind juni met drie collega’s in Nature Climate Change eveneens dat thermometers niet de ‘echte’ temperatuur weergeven. Op zijn blog Climate Lab Book schreef de Britse onderzoeker Ed Hawkins vorige week dat de ‘echte’ opwarming 24 procent groter is dan het wereldwijde meetnetwerk HadCRUT4 aangeeft, door alle klimaatdeskundigen als toonaangevend beschouwd. In werkelijkheid zou de gemiddelde temperatuur op aarde 0,2 graden hoger zijn dan de thermometers aangeven.

Dat is koren op de molen van klimaatsceptici. Er blijkt een kloof te bestaan tussen de computers en de thermometers, en wat doen de bouwers en beheerders van de modellen? Ze zeggen dat de thermometers de verkeerde temperatuur aangeven en corrigeren met behulp van de computermodellen. Dat is misschien geen gesjoemel, maar wel gegoochel.

Wat in het artikel van Richardson nog een interessante wetenschappelijke verklaring van het verschil tussen observaties en modellen was, is hier iets heel anders geworden: een waardeoordeel. Zo’n zelfverzonnen waardeoordeel is veel makkelijker aan te vallen dan een droge wetenschappelijke conclusie. Voor de zekerheid – misschien is de manoeuvre voor sommige lezers te subtiel- worden dan nog de kwalificaties “gesjoemel” en “gegoochel” toegevoegd. Wie nog eens kijkt naar wat de onderzoekers echt hebben geschreven, zowel in hun artikel als in de blogstukken erover, zal zien dat ze juist heel zorgvuldig elk waardeoordeel vermijden. Omdat het, wetenschappelijk gezien, niet interessant is. En omdat wetenschappers allang weten dat noch observaties, noch modellen de “echte” temperatuur weergeven. Elk wetenschappelijk model heeft zijn beperkingen en elke wetenschappelijke waarneming heeft zijn onzekerheden. Het idee dat we een van de twee zouden moeten kiezen om zoiets als “de waarheid” te weten is niet bepaald wetenschappelijk. De suggestie dat Richardson et al. zoiets doen is zelfs anti-wetenschappelijk te noemen, omdat het volledig haaks staat op waar het in hun onderzoek, en in de wetenschap in het algemeen, om draait: begrijpen en verklaren. Daarmee komt de wetenschap vooruit. De verschillen tussen wetenschappelijke modellen en waarnemingen, of de onderlinge verschillen tussen diverse modellen en analysemethodes, markeren in elke wetenschappelijke discipline het terrein waar er vooruitgang te boeken is. Richardson en zijn collega’s hebben zich op dat terrein begeven en een aannemelijke verklaring gevonden voor een flink deel van het verschil tussen klimaatmodellen en observaties. Wie in die verklaring een opportunistische claim leest, of een waardeoordeel, diskwalificeert de verklaring niet, of de onderzoekers die die verklaring vonden, maar alleen zichzelf. Het heeft er alle schijn van dat Rozendaal (al dan niet op gezag van Crok en Lewis) zijn eigen onvermogen om wetenschappelijke resultaten los te zien van zijn persoonlijke opvattingen en voorkeuren projecteert op de onderzoekers, die zich juist uiterst zorgvuldig beperken tot nuchtere wetenschappelijke constateringen. Lees verder

Wordt de klimaatwetenschap goed weergegeven in de media?

Ik was uitgenodigd om als bloggende wetenschapper deel te nemen aan een paneldiscussie over “De media en het klimaat”. In de vorige blogpost gaf ik een impressie van wat de verschillende panelleden te zeggen hadden. We schreven hier eerder een stuk over de rol van de media bij berichtgeving over klimaatverandering, waarin met name het ‘false balance’ aspect uitgebreid aan de orde kwam n.a.v. een casus bij de Volkskrant.

In deze blogpost licht ik mijn pleidooi toe (pdf slides Media en Klimaat). Daarin wilde ik kritisch reflecteren op hoe ik als wetenschapper de mediaberichtgeving over de klimaatwetenschap bezie, en daarnaast iets zeggen over bloggen. Met als overkoepelende vraag: Wordt de klimaatwetenschap goed weergegeven in de media?

Slide1

Nee, lang niet altijd, is daarop mijn antwoord. En in die gevallen waar de klimaatwetenschap er bekaaid vanaf komt, is dat vaker doordat klimaatverandering gebagatelliseerd wordt dan dat het overdreven wordt. Zogenaamde “sceptische” geluiden worden in de media uitvergroot, relatief ten opzichte van het wetenschappelijke domein. Dat is aangetoond op basis van onderzoeken naar media zelf (o.a. door Max Boykoff) alsmede het enquêteren van wetenschappers met o.a. de vraag hoe vaak ze in de media komen (o.a. door mijzelf).

Tegenstrijdige berichtgeving zorgt voor verwarring

De berichtgeving in de media is vaak zeer tegenstrijdig: Stijgt de zeespiegel nu wel of niet snel? Groeit of slinkt de ijskap op Antarctica nu? Is de opwarming gestopt of juist versneld? Het gevolg is natuurlijk dat de gemiddelde lezer het spoor helemaal bijster raakt, en dan wellicht concludeert dat de wetenschap er nog geen snars van snapt, of dat de waarheid wel in het midden zal liggen (en het dus wel mee zal vallen). Beide conclusies zijn volgens mij onterecht.

Lees verder

De Media en het Klimaat: verslag van een paneldiscussie

Afgelopen dinsdag was er een interessante paneldiscussie over “De media en het klimaat”, georganiseerd door het Climate Institute van de TU Delft. Het panel bestond uit Maarten Keulemans (De Volkskrant), Simon Rozendaal (Elsevier), Joep Engels (Trouw), Jelmer Mommers (De Correspondent), en mijzelf (wetenschapper/docent/blogger). Een gemêleerd gezelschap dus, wat voor enig vuurwerk zorgde.Hieronder volgt een korte impressie van wat de verschillende deelnemers te zeggen hadden.

TUDelft - climate and media

Luisterend naar Simon Rozendaal. Foto Alexander Pleijter, de discussieleider van de avond.

Lees verder

Bart en Bart reageren op opiniestuk van Maarten Keulemans over de klimaatenquête

Op de site van De Volkskrant verscheen afgelopen vrijdag een antwoord van Bart Strengers en Bart Verheggen op een opiniestuk van Maarten Keulemans van eerder in de week. Dat stukje van Keulemans kende een voorgeschiedenis. Het begon op Twitter. Daar meldde Keulemans dat hij het artikel over de PBL enquête van juli vorig jaar had gevonden en dat hij het maar onzin vond. Al snel bleek het voor Keulemans allemaal om de antwoorden op één van de 19 vragen te gaan; de weergave daarvan in het artikel kan worden gezien als een zweempje van kritiek op de mondiale media. Meer of minder diplomatiek geformuleerde tegenargumenten van enkelen van ons wilden er niet in bij Keulemans. Integendeel, binnen de kortste keren was er geen houden meer aan; beschuldigingen van fraude en belangenverstrengeling, kreten als “pseudowetenschap” en “klimaatactivisten”, een juichtweet over een citaat uit een commentaar op het artikel dat vol stond met complottheorieën (zie hier het antwoord op dat commentaar), het kwam allemaal voorbij alsof het niks was.

es-2014-01998e_0009

Het hete hangijzer: geënquêteerden die de menselijke invloed op het klimaat laag inschatten geven aan relatief vaak in de media op te treden

Als er al eens iets inhoudelijks kwam van Keulemans dan was de kwaliteit al niet veel beter, zoals het stuk van Bart en Bart laat zien. Al had hij, eerlijk is eerlijk, op één punt niet helemaal ongelijk. Bij de openingszin van het artikel, die zegt dat de publieke opinie verdeeld is over de menselijke invloed op het veranderende klimaat, staat maar één referentie, en wel naar een onderzoek dat zich uitsluitend op Amerika richt. Dat is wat mager. Deze Wikipedia pagina laat zien dat er heel wat meer informatie beschikbaar is; informatie waaruit blijkt dat die verdeeldheid ook in andere landen bestaat, niet het minst in Nederland. De mediaberichtgeving, en de zogenaamde “false balance” daarin, is ook onderzocht. Bijvoorbeeld door Max Boykoff, maar ook in Nederland, door het Rathenau instituut. Volgens dit onderzoek wordt in de Nederlandse media de mainstream wetenschappelijke visie 2,5 keer zo vaak genoemd als de zogenaamd sceptische visie, terwijl de verhouding in de wetenschap ongeveer 9:1 is. Dit is consistent met de conclusie uit de klimaatenquête hierover. Hoe dan ook, wat extra referenties hadden hier geen kwaad gekund. Maar laat ook duidelijk zijn dat dit de inleiding van het artikel betreft, waarin de achtergronden van het onderzoek worden geschetst, en dat het allemaal geen enkele invloed op de resultaten en de conclusies heeft. Lees verder

Opwarming aan oppervlak tijdelijk minder, in oceaan des te meer

Er was veel te lezen over klimaatverandering in de landelijke dagbladen afgelopen zaterdag. Aanleiding is natuurlijk het vijfde IPCC rapport waarvan aanstaande vrijdag het eerste deel (over “the physical basis”) uitkomt.

Daarnaast blijkt de minder sterke oppervlakte-opwarming van de afgelopen ~15 jaar voor velen een aanleiding om zichzelf en de klimaatwetenschap achter de oren te krabben. Daar is op zich niets mis mee natuurlijk, al wordt er soms wat snel naar niet logisch volgende conclusies toegewerkt (zie bijv “De ramp die niet kwam” in NRC).

In het stuk in Trouw worden Marcel Crok, Han Dolman (VU) en ik aan het woord gelaten door Joep Engels. Een deel van het artikel was zelfs voorpaginanieuws, al was de teneur in dat gedeelte wel wat voorbarig. Alsof “de klimaatsceptici een beetje gelijk krijgen”. Was het maar waar! Het artikel gaat verder op p12 van het katern “de verdieping” en geeft op zich een heel aardig overzicht van verschillende gezichtspunten.

De punten die ik naar voren wilde brengen waren de volgende:

Korte termijn variatie vs lange termijn trend. Van maand tot maand, en zelfs van jaar tot jaar, vertoont de globaal gemiddelde temperatuur veel variatie. Dat zorgt ervoor dat over tijdsschalen korter dan ruwweg 10-15 jaar de onderliggende trend niet goed zichtbaar is.

Zie bijv onderstaande plaatje van Jos Hagelaars waarin de trend in oppervlaktetemperatuur wordt weergegeven, gemiddeld over 10 (rood) en over 30 (blauw) jaar. De langjarige trend (1975-2013) schommelt rond de 0.17 graden per decenium, en zoals te verwachten is de kortstondige trend veel variabeler, soms groter dan de langjarige trend en soms (zoals nu) kleiner.

Opwarmingsnelheid-10-30-Jaar_500

Lees verder

Doemscenario’s, risico’s en de twijfels van een wetenschapsjournalist

Gastblog van Hans Custers, in reactie op Maarten Keulemans

Beste Maarten (ja, je mag zo vrij zijn; graag zelfs)

Ik waardeer het bijzonder dat je de tijd hebt genomen om zo uitgebreid op mijn open brief te antwoorden. Bestaat er een beter blijk van waardering dan een pittige repliek?

De politieke en maatschappelijke discussie

Je vraagt me wat het probleem eigenlijk is. Het probleem is om te beginnen dat je een karikatuur maakt van de opvattingen van een groot aantal mensen die meedoen aan de discussie over het klimaat. Je schildert een hele groep mensen af als doemdenkende idealisten met een Calimero-complex. Klimaatsceptici, die in mijn ogen een anti-wetenschapscampagne voeren, schetsen regelmatig vrijwel dezelfde karikatuur. Je gaat dus, ik neem aan onbedoeld, mee in de manier waarop zij de discussie “framen”. Dat probleem is er niet kleiner op geworden, omdat jij dit punt, de allereerste alinea van mijn open brief, helemaal gemist lijkt te hebben. In je antwoord draaf je nog eens vrolijk door over “de cultuursociologische dimensie” van “het voorspellen van acute ecologische rampspoed . En dan haal je de “binaire opposities” er ook nog even bij, terwijl ik jou nu net probeerde te vertellen dat jouw voorstelling van zaken zo zwart-wit is. Als klap op de vuurpijl trek je dan ook nog mijn oprechtheid in twijfel, met de vraag of ik misschien “belang bij het problematiseren van de opwarming van de aarde” heb. Zullen we afspreken dat dat een vergissing was?

Waar ik en vele anderen allereerst op uit zijn is een normale politieke en maatschappelijke discussie over de risico’s van klimaatverandering, en wat we daar mee zouden kunnen of moeten doen. Daarom ageer ik tegen de klimaatsceptische campagne, die stelselmatig probeert juist die discussie te saboteren. Ben ik een paniekzaaier omdat ik het over risico’s van klimaatverandering heb? Dan zijn alle honderdvijftig Tweede Kamerleden paniekzaaiers. Politieke discussies gaan vrijwel altijd over het afwegen van risico’s: het risico voor de nationale veiligheid als we bezuinigen op defensie, of het risico dat de internationale gemeenschap ons niet meer voor vol aanziet; de financiële risico’s van de vergrijzing en de steeds maar stijgende zorgkosten; de risico’s van bezuinigingen voor de economie op korte termijn en de risico’s van niet bezuinigen voor de overheidsfinanciën op lange termijn, enzovoort. Ik moet bekennen dat aan zo’n afweging van risico’s wel een mespuntje apocalyps te pas komt, omdat we de scenario’s met een kleine kans maar grote gevolgen niet zomaar kunnen negeren. Ik neem aan dat jij erkent dat zulke scenario’s bestaan.

Lees verder

Evenwicht in de wetenschapsjournalistiek; een open brief aan Maarten Keulemans

Gast-blog van Hans Custers

Beste Maarten Keulemans,

Ik ben zo iemand die klimaatverandering als een van de grote problemen van deze tijd beschouwt en die deze mening ook met enig fanatisme uitdraagt. Ik zal in uw ogen dus wel een klimaatalarmist zijn. Maar ik vertel nooit apocalyptische, zondvloedachtige verhalen, ik kom maar zelden medestanders tegen in het klimaatdebat die dat wel doen en ook van de media verwacht ik zeker geen nodeloze bangmakerij. Verhalen over het einde van de wereld of de mensheid moeten we maar gewoon aan Hollywood overlaten. Ik beschouw mezelf ook allerminst als een arme groene idealist die dapper strijdt tegen Big Oil. Het valt mij in het debat van alledag juist op dat zo veel zelfverklaarde sceptici zich wentelen in de rol van de underdog; dat zij zichzelf vaak zien als het kleine groepje dat dapper standhoudt in de strijd tegen een kongsi van internationale organen, overheden, wetenschappelijke bolwerken en natuurlijk de media.

Wat mij motiveert in deze discussie is dat er een campagne wordt gevoerd waarin de wetenschap in diskrediet wordt gebracht om allerlei redenen, die maar hoogst zelden iets met de wetenschap zelf te maken hebben. Die campagne verspreidt stelselmatig desinformatie, besmeurt en belastert wetenschappers en maakt ze verdacht, alleen maar omdat hun onderzoeksresultaten conflicteren met bepaalde ideologieën of belangen. En die campagne probeert mij, en iedereen die het opneemt voor de wetenschap, af te schilderen als onbespoten­geitenwollen­sokkendragende onheilsprofeten.

Lees verder

Dilemma’s in wetenschapscommunicatie

Naar aanleiding van de interessante bijeenkomst over de zogenaamde vertrouwenscrisis van de wetenschap ga ik hier nog even in op de diverse parallellen en (schijnbare) tegenstellingen die naar boven kwamen drijven.

Cees van Woerkum: Moderne vs traditionele communicatie

Cees van Woerkum gaf aan dat het traditionele communicatiemodel van een ‘zender’ en een ‘ontvanger’ van communicatie niet langer geldig is (als het al ooit geldig is geweest). De hedendaagse communicatie kenmerkt zich door een veel actievere rol van het publiek bij het selecteren welke informatie zij tot zich neemt. Ook is er geen sprake van een inerte ‘boodschap’ die een bepaalde route aflegt. De betekenis van het gecommuniceerde wordt geconstrueerd in een sociale context; het is een actief proces.

Aan de hand van voorbeelden zoals biotechnologie, koolstofopslag en vaccinaties illustreerde hij dat wetenschapscommunicatie moet leren om de zorgen van verontruste burgers serieus te nemen: Iemand uitlachen die biotechnologie “onnatuurlijk” noemt, zal diens zorgen niet ineens wegnemen of hem op andere gedachten brengen. Zorgen over bijwerkingen van vaccinaties neerzetten als “gevaarlijke onzin” werkt waarschijnlijk ook niet; zeker niet als die zorgen al in belangrijke mate zijn verankerd door sociale constructie. Als je zegt dat de kans op een grootschalig CO2 lek maar heel klein is, krijg je als weerwoord “maar het is dus niet onmogelijk?!” Als mogelijke uitweg gaf hij aan om door te vragen wat er achter de zorgen schuilgaat: “Waarom vindt U dat onnatuurlijk”?

Jona Lendering: Een ander wetenschapsgebied dat te kampen heeft met desinformatie op grote schaal

De presentatie van Jona Lendering was vooral een feest van herkenning, maar dan bezien vanuit een voor mij grotendeels onbekend vakgebied. Hij vertelde hoe de Iranologie wordt aangevallen door “anti-wetenschappelijke geluiden”, die vooral lijken te komen van Iraanse ballingen die trouw zijn aan de Shah. Het oude Perzië wordt door hen voorgesteld als de bakermat van de moderne beschaving, iets dat volgens Lendering wetenschappelijke gezien onzin is.

Aangezien het wetenschappelijk establishment zich niet of nauwelijks in de publieke discussie op internet mengt, krijgen deze anti-wetenschappelijke geluiden steeds meer invloed op de publieke opinie: De wetenschap faalt in haar (vaak verwaarloosde) taak om het publiek te informeren. Het gevolg is: “bad information drives out good information”. Ook hekelde hij de “intense haat” waarmee de “aanvalsmachines” de wetenschap bestoken. Het was alsof ik naar een klimaatwetenschapper zoals Kevin Trenberth aan het luisteren was; de dynamiek tussen een sceptisch-cynisch deelpubliek en de gevestigde wetenschap was precies eender. Ook gaf hij een voorbeeld van hoe een blogger fouten bij een onderzoeksinstituut herkende en aanstipte (om aan te geven dat blogs niet alleen maar een vehikel voor “desinformatie” zijn).

Bart Verheggen: Dilemma’s in wetenschapscommunicatie

Ik had het daarna vooral over de dynamiek van de blog discussies en over de dilemma’s waarmee je te maken krijgt als je probeert wetenschappelijke inzichten over de brede bühne te brengen (presentatie slides zijn hier na te lezen). Daarbij greep ik geregeld terug op hetgeen door mijn voorgangers was verteld; er waren vele relevante dwarsstraatjes op te noemen. De dilemma’s die ik noemde zaten vooral op het vlak van de begrijpelijkheid tegenover de volledigheid. Zo wordt onzekerheid vaak anders geïnterpreteerd door het brede publiek dan door wetenschappers (zoals ook duidelijk wordt in het voorbeeld van van Woerkum over het ontsnappende CO2).

Cees van Woerkum gaf impliciet ook een ander dilemma aan (de laatstgenoemde in lijstje hierboven; nadien toegevoegd): Als wetenschapper kun je je niet zo eenvoudig meer beroepen op “luister maar naar mij, ik vertel wel hoe het zit” en moet je de zorgen van het publiek serieus nemen. Maar wat doe je als wetenschapper als de zorgen niet direct geuit worden, maar verkapt worden in wetenschappelijk klinkende (maar onjuiste of soms zelfs onzinnige) argumenten? “klimaatverandering komt door de zon” of “Iran is de bakermat vd westerse beschaving” of “van vaccinaties krijg je autisme”? De onderliggende reden voor dergelijke wetenschapsscepsis wordt vaak verbloemd. Je wordt als wetenschapper dus in een quasi-wetenschappelijk argument gezogen. Hoe anders kun je dan reageren dan te zeggen: “nee, zo zit het niet. Het zit zo, om deze en deze redenen”. Een dergelijke reactie wordt dan weer weggezet als “onterechte superioriteit van de wetenschap” (zie bijv het verslag van klimaatscepticus Theo Wolters over deze meeting ) Is “uitleggen hoe het volgens de wetenschap waarschijnlijk zit” een heilloze strategie? Hierover discussieerden Theo en ik op mijn blog nog verder. Jona Lendering deed ook nog een duit in het zakje op zijn blog.

In lijn met van Woerkum denk ik dat het vooral belangrijk is om in te gaan op de achterliggende ongenoegen over de klimaatwetenschap: We zouden tot de kern moeten doordringen van waarom we het zo oneens zijn over klimaatverandering (bijvoorbeeld door verschillen in wereldbeeld of risicobeleving) en het daarover hebben. Discussies over temperatuurreconstructies en feedbacks zijn heel interessant, maar raken niet aan de crux van waarom er zo’n heftig en gepolitiseerd publiek debat plaatsvindt over klimaatverandering. Per slot van rekening hebben we geen verhitte publieke discussies over het paringsgedrag van fruitvliegjes.

Botsing van ideologieen: De waarheid ligt niet per se in het midden

Martijn van Calmthout en Maarten Keulemans merken heel terecht het volgende op:

Klimaatdebat gaat niet om wetenschap maar om botsing van ideologieën

in hun reactie op de sceptische Wall Street Journal vertaling in de Volkskrant:

De critici hebben gelijk dat er politieke, maatschappelijke en economische krachten zijn die er baat bij hebben hel en verdoemenis te preken. Maar omgekeerd laten ook veel critici zich leiden door belangen, uiteenlopend van het in stand houden van de olie-economie tot de typisch Amerikaanse afkeer van staatsbemoeienis.

In dat intens gepolitiseerde krachtenveld vullen beide kampen de wetenschappelijke onzekerheidsmarges naar eigen believen in en misbruikt zowel links als rechts de wetenschap om zijn gelijk te halen.

Deze analyse klopt volgens mij, maar is tegelijkertijd incompleet. De (implicaties van de) klimaatwetenschappelijke inzichten conflicteren veel sterker met de ene dan met de andere ideologie: Aanhangers van de “anti-overheid” ideologie zijn daarom veel meer geneigd om die wetenschappelijke inzichten te vervormen. Bij andere wetenschappelijke thema’s (bijvoorbeeld vaccinaties) is het andersom, en wordt de wetenschap veeleer vervormd door aanhangers van een andere (“natuurlijkheids”) ideologie. Er is dus niets inherents goeds of fouts aan deze of gene ideologie, maar zij hebben allen hun eigen specifieke blinde vlekken wat betreft hun kijk op de werkelijkheid:

Rather than facts driving beliefs, our beliefs can dictate the facts we chose to accept

Van Calmthout en Keulemans proberen zichzelf in een objectief middenveld te manoeuvreren door beide kanten in gelijke mate te bekritiseren. De opmerking over Al Gore past daar ook heel goed bij. De waarheid heeft echter de vervelende eigenschap om zich niets aan te trekken van wat deze of genen erover zeggen, en dus ligt de waarheid niet per se in het midden. Het is heel goed mogelijk, en in dit geval zelfs waarschijnlijk, dat de ene kant de werkelijkheid meer geweld aandoet dan de andere kant.

(cartoon Tom Toles, via SkS)

De volgende tweet van Maarten Keulemans is illustratief voor het diepgewortelde geloof in hoe de waarheid wordt beïnvloed door het spectrum aan meningen:

Hoop lof over klimaatstuk met @vancalmthout in #vk. Paar linksen die het te rechts vonden. En paar rechtsen die het te links was. #inbalans

Een balans van meningen kan een bias betekenen qua wetenschappelijke geloofwaardigheid. Hoe daarmee om te gaan vormt een grote uitdaging voor de wetenschapsjournalistiek.

Lees ook deze schitterende parodie op de onenigheid tussen twee wetenschappers over de aard van een beestje: Is het eend of niet? Een zeer gebalanceerde journalist concludeert:

“Reputable scientists disagree. There is a debate. The question is far from settled. The truth probably lies between the two extremes of duck and not-duck.”

Over ideologische motieven om de wetenschappelijke inzichten geweld aan te doen schreef ik eerder het volgende (wie heeft er gelijk?):

Hoe verleidelijk is het om vanuit een wereldbeeld waarin elk overheidsingrijpen wordt verafschuwd, de bewijsvoering geweld aan te doen, als die zou kunnen leiden tot een sterkere roep voor overheidsmaatregelen? En hoe verleidelijk is het om vanuit een wereldbeeld waarin problemen juist het best door de overheid kunnen worden opgelost, een nepprobleem te verzinnen (of een bestaand probleem uit te vergroten) om daartegen maatregelen te verlangen? Is er een gebrek aan potentiële problemen dan, waar de overheid zich op zou kunnen storten?