
De cartoon hierboven (van Jens von Bergmann) gaat natuurlijk over de covid-epidemie van de afgelopen jaren. Maar hij gaat ook over exponentiële groei, hoe lastig dat fenomeen te begrijpen is en hoe makkelijk het daardoor onderschat kan worden. Volgens de cartoon zou je natuurwetenschapper moeten zijn om te begrijpen hoe je overvallen kunt worden door exponentiële groei, als die uit de hand begint te lopen. Dat lijkt me overdreven, maar een beetje wiskundig inzicht helpt vermoedelijk wel.
Oneindige exponentiële groei is onmogelijk in het fysieke universum. Ooit moet er een eind aan komen en meestal gebeurt dat abrupt en met ingrijpende gevolgen. Epidemiologen weten dat, zoals de afgelopen jaren is gebleken. Ecologen weten het ook. Als bijvoorbeeld een insectenpopulatie exponentieel groeit, dan wordt het een plaag die hele ecosystemen of oogsten kan vernietigen, waarna ook de insecten zelf massaal sterven omdat ze hun voedselbron hebben uitgeput. Chemici blijven liever uit de buurt bij een reactie die exponentieel versnelt, want dat eindigt nogal eens met een explosie. Kernfysici denken er exact zo over. En sommige kosmologen verwachten dat de exponentiële toename van de uitdijing van het heelal uiteindelijk het einde ervan zal betekenen.
De tijdschaal waarop exponentiële groei uit de hand loopt kan sterk verschillen. Een eventuele ‘big rip’ of ‘big chill’ is vermoedelijk nog miljarden jaren van ons verwijderd. Een epidemie of een insectenplaag kan binnen enkele weken tot maanden helemaal uit de hand lopen. En bij sommige chemische en nucleaire reacties gebeurt het in een fractie van een seconde. Wetenschappelijke kennis van de onderliggende mechanismes kan helpen om de groei en de te verwachten gevolgen te voorspellen of zelfs te beheersen. Als er nog veel onzekerheden zijn, dan is het verstandig om op je hoede te zijn als ergens exponentiële groei optreedt. Merk je te laat op dat er problemen ontstaan, dan zijn er vaak rigoureuze maatregelen nodig om de situatie beheersbaar te krijgen. Zit je aan de linkerkant van de groeicurve in het plaatje hierboven, dan heb je de gelegenheid om geleidelijk de curve naar beneden af te laten buigen. Maar zit je aan de rechterkant, dan kun je alleen nog maar vol op de rem. Hoe dat uitpakt hebben we de afgelopen jaren kunnen zien, met maatregelen als lockdowns en een avondklok.
Exponentiële groei is, kortom, een verraderlijk fenomeen. Toch ziet de hoofdstroom van de economische wetenschap het juist als voorwaarde voor een gezonde maatschappij. Voor zover ik weet is het de enige wetenschappelijke discipline die eindeloze exponentiële groei niet als iets onmogelijks beschouwt, of als oorzaak van grote problemen, maar als vanzelfsprekendheid of zelfs noodzakelijkheid.
Waarom ik nu, na jaren bloggen over klimaatwetenschap, nu ineens over de economie begin te schrijven? Ik had, in vervolg op mijn boek, het overmoedige plan opgevat om me ook eens wat meer te verdiepen in de economische kennis over klimaatverandering, en de geschiedenis daarvan. Een boek zal er wel niet van komen. Of, mocht dat toch gebeuren, dan op zijn vroegst over een jaar of vijf, zes. Voorlopig ben ik nog een beginneling op dit onderwerp. En dus loop ik het risico de plank helemaal mis te slaan in dit stuk. Maar mijn verwondering over die exponentiële groei moet er even uit.
Exponentiële groei is namelijk al decennia een thema van discussie onder economen als het over klimaatverandering gaat. Of eigenlijk zelfs het thema. En dan gaat het niet zozeer om de vraag of je wel uit zou moeten gaan van exponentiële groei, maar vooral om welk getalletje de goede exponent is. Concreet gaat het dan over de discontovoet. Dat is niet exact hetzelfde als economische groei, maar hangt er wel direct mee samen. Traditioneel staat het voor het rendement dat je in de kapitaalmarkt kunt maken op een investering. Volgens economen van de neoklassieke school kun je investeringen in klimaatbeleid, of in duurzaamheid in bredere zin, beter uitstellen als die een rendement (hoe je dat rendement zou moeten bepalen is een ingewikkelde kwestie waar ik hier verder niet op inga) opleveren dat lager is dan de discontovoet. Andere investeringen leveren dan meer op, zodat je in de toekomst meer geld hebt voor klimaatbeleid. William Nordhaus is de bekendste, ehhh, exponent van die school. Het wonderlijke is dat exponentiële groei van de economie hier ineens niet meer de evidente oorzaak van duurzaamheidsproblemen is, maar juist de oplossing. Zie daar maar eens een geloofwaardig verhaal van te maken. In mijn ogen lukt dat de neoklassieke economen dan ook niet zo goed. De afgelopen decennia hebben we bijvoorbeeld gezien dat die doorgaande groei ook tot een toenemende afhankelijkheid van fossiele brandstof leidde. Ik betwijfel of de energietransitie daarmee betaalbaarder is geworden, of eenvoudiger. Urgenter, dat wel. Toch kreeg Nordhaus vier jaar geleden nog de Prijs van de Zweedse Rijksbank, ook wel Nobelprijs voor economie genoemd. Het idee dat je exponentiële groei nodig hebt om de problematische gevolgen van exponentiële groei aan te pakken lijkt nog springlevend in de mainstream economie.
Natuurlijk wordt er gezocht naar manieren om die vicieuze cirkel te doorbreken. Door neoklassieke economen en door anderen. De bekendste naam uit die tweede groep is Nicholas Stern. Maar er zijn niet veel economen te vinden die de exponentiële groei op zich ter discussie stellen. Ze zoeken vooral naar een andere vorm, die dan leidt tot een andere definitie en een andere waarde van de discontovoet. Ze proberen zogenaamde externaliteiten, zoals gezondheidsschade of afnemende biodiversiteit, mee te wegen in die waarde. Het resultaat is nog steeds een exponent, maar die is wel lager dan in de neoklassieke benadering. De uitkomst van een analyse kan hierdoor anders uitvallen, maar het fundament blijft hetzelfde. Er zijn ook economen die verder gaan en (al dan niet exponentiële) groei zelf ter discussie stellen, maar die hebben niet of nauwelijks invloed op het overheersende denken.
Als onverbeterlijke bèta is het mijn stellige overtuiging dat er iets niet klopt aan een wetenschappelijk model dat uitgaat van oneindige exponentiële groei. Voor een korte periode kan zo’n model best goed werken, maar op langere termijn loopt het spaak. Want dergelijke groei is in het beste geval een illusie, en in het slechtste geval het recept voor een enorme catastrofe. Dat betekent niet dat er helemaal geen groei mogelijk is. De menselijke inventiviteit en creativiteit zullen voor vooruitgang blijven zorgen. Waarschijnlijk zullen er altijd wel stukjes van de economie zijn die een tijdlang exponentieel groeien. Maar exponentiële groei van het geheel zal moet ooit op zijn grenzen botsen. Dat is simpele rekenkundige logica.
Natuurlijk spelen vragen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van groei vooral rond klimaatverandering en andere duurzaamheidskwesties. Maar daaronder zit een meer fundamentele vraag: is het niet onvermijdelijk dat een exponentieel groeiend, complex systeem vroeg of laat een kantelpunt bereikt? Als dat gebeurt stopt de groei, of kan het systeem zelfs helemaal instorten. Een wetenschappelijk model dat gebaseerd is op exponentiële groei van zo’n systeem heeft dan een beperkte geldigheid. Daar zou rekening mee gehouden moeten worden als dat model wordt toegepast, zeker wanneer moeilijk te bepalen is waar de grens van de geldigheid ligt. Of mogen we toch aannemen dat de mens in staat is tot iets dat in de natuur onmogelijk is: oneindige exponentiële groei?
Ik deel je verwondering, Hans, en volgens mij sla je de spijker op de kop met je vraag of de economie oneindig exponentieel kan blijven groeien. Materieel/kwantitatief gezien lijkt dat op relatief korte termijn onmogelijk. Immaterieel/kwalitatief zou dat volgens de onlangs overleden ecologisch econoom Herman Daly, in navolging van John Stuart Mill, misschien wel mogelijk zijn, volgens dit recente In Memoriam van Daniel O’Neill in Nature: https://www.nature.com/articles/s41893-022-01041-0
‘Ultimately, there are limits on the resources that nature can provide and the pollutants that it can absorb. These limits led Herman to develop what is arguably his greatest contribution to sustainability science — the concept of a “steady-state economy”7. Drawing on the work of classical economists such as John Stuart Mill, Herman argued in favour of an economy where the goal is qualitative development, not quantitative growth. He defined a steady-state economy as one where material and energy use are stabilized and kept within ecological limits. Fairness is an explicit goal for such an economy: with non-growing resource use, inequality can only be addressed by the fairer distribution of existing resources. Herman discussed a number of the changes that would be needed to achieve a steady-state economy. These include caps on resource use, limits on income and wealth inequality, working-time reduction, re-regulation of international trade, full-reserve banking, a stable population, and new measures of progress to replace gross domestic product (GDP).’
LikeLike
Lennart,
Dat we immaterieel/kwalitatief kunnen blijven groeien denk ik. Menselijke inventiviteit en creativiteit zullen blijven bestaan, zolang er mensen zijn.
Maar ik denk dat exponentiële groei altijd vroeg of laat op grenzen stuit. Er moet altijd iets zijn dat die groei voedt en dat is nooit onbeperkt. Of het nu energie is, of grondstoffen, of arbeidskracht of menselijk intellect, niets van dat alles is in oneindige hoeveelheden beschikbaar.
LikeLike
Hans,
Ik denk dat je gelijk hebt: ik drukte me onzorgvuldig uit, aangezien Daly ook niet zegt dat voortgaande kwalitatieve groei exponentieel zal zijn. Hij spreekt dan ook ook liever van kwalitatieve ontwikkeling dan van groei.
In zoverre die ontwikkeling samengaat met groei van welzijn, lijkt me dat welzijn waarschijnlijk ook niet oneindig kan groeien, maar eerder een soort limiet zal benaderen. Er is dan wellicht niet meer zozeer sprake van groeien, maar meer van bloeien.
LikeLike
Ik bedacht me dat een rekenvoorbeeld het punt van dit verhaal misschien nog wat kan verduidelijken.
Stel er is elk jaar 2% economische groei. Dan verdubbelt de economie elke 35 jaar. Dat zou betekenen dat de wereldbevolking over (een beetje afgerond) 100 jaar 8 keer zo rijk is als nu. En over 200 jaar: 64 keer. Wie weet kan dat, maar ik zou er mijn hand niet voor in het vuur steken.
En je kunt nog even verder rekenen, natuurlijk. Over 300 jaar: 512 keer. Over 400 jaar: 4.096 keer. En, om het nog wat extremer te maken, over 2.000 jaar kom je dan uit op meer dan 1.000.000.000.000.000.000 (dat zijn 18 nullen) keer zo rijk. Nu haalt natuurlijk niemand het in zijn hoofd om economische voorspellingen te doen voor een periode van 2.000 jaar, maar die absurde uitkomst maakt wel duidelijk dat er ergens een eind moet komen aan die exponentiële groei. Waar en wanneer is niet duidelijk, maar juist daarom zou je voorzichtig moeten zijn met aannames dat die groei nog lang door zou kunnen gaan.
LikeLike
Hans, je zegt:
“Stel er is elk jaar 2% economische groei. Dan verdubbelt de economie elke 35 jaar. Dat zou betekenen dat de wereldbevolking over (een beetje afgerond) 100 jaar 8 keer zo rijk is als nu.”
Je gaat er hierbij blijkbaar vanuit dat rijkdom en de omvang van de economie 1-op-1 met elkaar samenhangen. Maar in hoeverre is dat een redelijke aanname?
Voor zover de omvang van de economie en rijkdom met elkaar samenhangen, lijkt de mate van rijkdom me o.a. afhankelijk van de omvang van de economie per hoofd van de bevolking, van de kwaliteit van de economische activiteiten en van de verdeling van de kosten en baten daarvan, en uiteindelijk van de mate waarin die kwaliteit door de gebruikte meetmethode accuraat gemeten wordt.
Als bv de wereldbevolking over 100 jaar met 25% gegroeid zou zijn, van 8 naar 10 miljard mensen, dan zou de gemiddelde “rijkdom” per hoofd met 800/125 gegroeid zijn, dus per hoofd zou de wereldbevolking dan niet 8x, maar 6,4x zo “rijk” zijn.
Als die “rijkdom” daarnaast nog een stuk ongelijker verdeeld zou zijn dan vandaag, dan is het ervaren welzijn per hoofd misschien nog wel een stuk minder dan 6,4 zo groot geworden. Of andersom: als de welvaart juist een stuk gelijker verdeeld zou zijn, zou het ervaren welzijn per hoofd misschien wel een stuk meer dan 6,4 zo groot geworden zijn.
Als de omvang van de economie per hoofd 6,4x zo groot geworden zou zijn, is een andere vraag bv hoeveel uur/week mensen daarvoor betaald zouden moeten werken en hoe mensen de kwaliteit van dat werk zouden waarderen in verhouding tot de kwaliteit van hun onbetaalde activiteiten en van allerlei externaliteiten die doorgaans niet in economische groeicijfers meegenomen (kunnen?) worden.
De vraag zou ook zijn hoe zulke economische groei verklaard zou kunnen worden: bv door een groeiend gebruik van natuurlijke hulpbronnen en/of door een doelmatiger gebruik daarvan? Of bv door een verschuiving van onbetaalde naar betaalde activiteiten? Of vooral door een verdere groei van de financieel-monetaire economie in verhouding tot de werkelijk productieve economie van goederen en (niet-financieel/monetaire) diensten.
Zolang het jaarlijkse gebruik van natuurlijke hulpbronnen/sinks groter zou zijn dan wat de aarde en zon in een jaar aan grondstoffen/sinks en energie kunnen leveren/regenereren, zouden we als mensheid (versneld) interen op het natuurlijke kapitaal dat aarde en zon ons (vooralsnog) leveren. Kunnen we dan per saldo nog spreken van economische groei, of zouden we met Herman Daly beter kunnen spreken van on-economische groei?
LikeLike
Hans, Lennart,
Het klimaatprobleem als economisch probleem lijkt mij de spijker op de kop.
Wat groeit er eigenlijk als de economie groeit? Waarde. Dat is iets dat voor een belangrijk deel tussen de oren zit.
Tussen de oren is ook alles exponentieel. Het verschil is dat het daar altijd twee kanten opgaat: bij elke oorzaak voor exponentiële groei is er ook een oorzaak voor exponentiële krimp. Bij elke stimulus hoort een inhibitor. Op het moment dat insuline aangemaakt wordt, beginnen de stoffen die het afbreken zich al te roeren.
In de economie moet je kijken naar de inhibitoren, niet alleen naar de stimuli.
Wat blijkt: waar de economie het sterkst groeit, neemt de ongelijkheid het sterkst toe. Op den duur moet de kleine club mensen die passief rijk zijn geworden, bediend worden door de grote massa slovende werkenden.
Dat stopt een keer. Sociale onrust, revolutie, chaos, oorlog, ecologische rampen: dat zijn de tegenhangers van economische groei.
Wil je dit voorkomen, dan moet je andere inhibitoren zoeken, bijvoorbeeld een veel aggressievere herverdeling van passief opgebouwde vermogens.
Ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat de strijd om het klimaat precies hier gevoerd moet worden: in het vinden van vreedzame inhibitoren van de economische groei.
LikeLike
Inderdaad zijn ‘groei’ of ‘rijkdom’ nogal abstracte begrippen. Wat mij betreft draagt dat bij aan de verwondering over hoe veel vooraanstaande economen hiermee omgaan. Want er wordt nogal eens plompverloren beweerd dat ‘we’ over 50 of 100 jaar 3 of 4 of 5 keer rijker zijn. De vaagheid van zo’n opmerking is wat mij betreft alleen maar meer reden voor scepsis. En dat geldt nog meer voor de conclusies die eraan worden verbonden, bijvoorbeeld met betrekking tot de oplosbaarheid van grote problemen.
De vraag is waar de overtuiging van alsmaar doorgaande exponentiële groei op is gebaseerd. Het idee lijkt toch vooral te zijn dat behaalde resultaten in het verleden een garantie zijn voor de toekomst. Wat ik niet heel erg overtuigend vind. Of zijn er ook betere argumenten?
LikeLike
Dirk,
Je zegt:
‘Ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat de strijd om het klimaat precies hier gevoerd moet worden: in het vinden van vreedzame inhibitoren van de economische groei.‘
Dat vind ik een mooie formulering. Je zou dan misschien ook mogen verwachten dat dit een van de belangrijkste onderwerpen is voor wetenschappelijk economisch onderzoek en debat.
LikeLike
Dirk, je zegt:
“Wat groeit er eigenlijk als de economie groeit? Waarde. Dat is iets dat voor een belangrijk deel tussen de oren zit.”
Als economische groei op een goede manier gemeten zou worden, dan zou inderdaad de waarde van de economische activiteiten gemeten moeten worden. De vraag is in hoeverre dat het geval is. Want hoe meet je die waarde, te meer daar waarde inderdaad voor een belangrijk deel tussen de oren zit en deels gebaseerd is op vertrouwen? En hoe meet je het deel van de waarde dat niet tussen de oren zit?
Traditioneel wordt economische waarde uitgedrukt in geld. Maar wat is geld precies? In hoeverre is geldschepping een economisch proces en in hoeverre een politiek proces? En in hoeverre komt de waarde van geld overeen met wat waardevol is voor mensen? Of: waardevol voor welke mensen?
Is een aankoop met een waarde van 1 miljoen euro door een miljardair 1000 keer zoveel waard als een aankoop van 1000 euro door iemand met een minimumloon en zonder eigen vermogen?
De basis van elke economie lijkt me de productie/oogst van energie, inclusief voedsel als brandstof voor mensen zelf. Met die energie kunnen vervolgens grondstoffen gewonnen en bewerkt worden, waarmee goederen en diensten geproduceerd kunnen worden. De afvalproducten van de diverse productieprocessen komen uiteindelijk weer in de natuur terecht, met alle gevolgen vandien.
Gek genoeg houden veel economische modellen (nog altijd) geen rekening met de beschikbare hoeveelheid energie, grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen cq ecosysteemdiensten. Ook houden ze geen rekening met de politieke dimensie van de geldschepping en de verdeling van economische waarde. Critici die hier sinds minimaal de jaren ’70 op wijzen worden door mainstream economen, politici en burgers nog altijd niet (voldoende) serieus genomen.
Voorbeeld van zo’n criticus is Steve Keen, die pleit voor een Copernicaanse omwenteling in de economie:
Het kan even duren voor die omwenteling gerealiseerd is, maar ik vermoed dat een bloeiende economie in de relatief nabije toekomst alleen mogelijk zal zijn na realisatie van deze omwenteling.
LikeLike
Lennart,
Dat filmpje geeft een briljant beeld van de Copernicaanse wending in de sterrekunde. Maar de aard van een soortgelijke wending in de economie komt minder aan bod.
Een paar gedachten die richting op:
De notie kapitaal is belangrijker dan het begrip geld.
Kapitaal zijn dingen van waarde die je wettelijk kunt beschermen, zodat je er lang eigenaar van kan zijn, maar waar je ook van af kunt als je iets anders wilt.
Zie Katharina Pistor: The code of capital. How the law creates wealth and inequality. (https://press.princeton.edu/books/hardcover/9780691178974/the-code-of-capital).
Om succesvol met kapitaal om te gaan heb je een markt nodig. Hoe meer de dingen van waarde gekapitaliseerd worden, hoe belangrijker die markt.
Markt heeft wel een bijwerking, vooral wanneer dingen als land, menselijke arbeid, en schulden gekapitaliseerd raken: sociale erosie. Dit is heel mooi beschreven door Bas van Bavel in: The invisible hand?: How market economies have emerged and declined since AD 500. (https://link.springer.com/article/10.1007/s00712-017-0525-9)
Om het tij te keren zou je de markt weer moeten terugdringen. Hoe dan? Precies daar waar het gaat over zaken die niet op basis van materie en energie te waarderen zijn, maar op basis van menselijke kwaliteiten, zoals kinderopvang, onderwijs, zorg, cultuur, natuur. Deze zaken passen beter in cooperatieve systemen, als sociaal kapitaal, dan in de markt van echt kapitaal.
Sociaal kapitaal is het idee dat mensen de maatschappij beter maken door zich ergens voor in te zetten. Met de verwachting te kunnen genieten van de inzet van anderen.
Niet alles leent zich voor sociaal kapitaal. Maar wel meer dan we nu doen.
Dit laat onverlet dat de dingen die jij noemt, als achterkant van de materiële economie (ecosysteemdiensten, politiek, etc.) ook essentieel zijn voor een hervormde economische wetenschap.
Misschien helpt het om die zaken niet bij nader inzien ook bij de economie te betrekken, maar om de economie bij voorbaat zo te definiëren dat het er al onder valt.
LikeLike
Dirk,
Een interessante conclusie. Maar je zou er ook wat anders tegenaan kunnen kijken.
Traditioneel is de economie de wetenschap van de handel. Wat mij is opgevallen, nu ik me er meer in heb ingelezen, is de ambitie van veel economen om tot zoiets als een ‘economische theorie van alles’ te komen. Waarbij allerlei zaken die buiten de traditionele economie vallen, van het door jou genoemde sociale kapitaal tot biodiversiteit of levensverwachting, worden ‘geëconomiseerd’. In de praktijk worden ze dan meestal gemonitariseerd. En dat valt naar mijn mening nogal eens ongelukkig uit. (Misschien dat ik daar binnenkort nog een apart blogstuk over schrijf.) Omdat het gereedschap waarover economen beschikken hier simpelweg niet heel goed werkt.
Misschien is het gewoon niet realistisch om te verwachten dat een wetenschappelijke discipline zo’n breed gebied in zijn eentje kan bestrijken. Complexe onderwerpen zoals klimaat en duurzaamheid zijn dan alleen multidisciplinair te benaderen. Waarbij je rekening houdt met niet alleen de kennis, maar ook de beperkingen van de individuele disciplines. Economie blijft dan in de kern gewoon de wetenschap van de handel. Heel belangrijk en al ingewikkeld genoeg, ook zonder dat we er een ‘wetenschap van alles’ van proberen te maken.
LikeLike
Dirk, Hans,
Pistor en Van Bavel zijn denk ik goede voorbeelden van een economisch jurist en historicus die het economisch onderzoek naar een hoger wetenschappelijk niveau brengen, evenals economen als Herman Daly en Steve Keen. Het filmpje met Keen lijkt de eerste in een langere reeks te moeten zijn, dus hopelijk geven de vervolgfilmpjes meer inhoud aan de door hem voorgestelde Copernicaanse wending in de (politieke) economie.
In hoeverre de grenzen tussen diverse wetenschaps- cq onderzoeksgebieden en schaalniveaus heel scherp te markeren (zouden moeten) zijn, vraag ik me af. Het blijft denk ik steeds zoeken en uitproberen welke onderscheiden en verbanden bijdragen aan beter inzicht in (en daarmee wellicht grip op?) de werkelijkheid. Dat blijft vermoedelijk steeds een interactie tussen meer analytisch en meer synthetisch onderzoek enerzijds en tussen meer theoretisch en meer praktisch onderzoek anderzijds.
LikeLike
Lennart, Dirk,
Ik denk dat er in het economisch onderzoek genoeg goede ideeën zijn en dat die er ook al best lang zijn. Volgens mij is het probleem vooral dat die ideeën niet of nauwelijks hun weg naar de mainstream vinden. En daarmee ook naar allerlei adviesrapporten en -organen. Dat lijkt me ook de boodschap van die video van Steve Keen.
Mijn indruk is dat hoofdstroom meer bezig is met het toepassen van de oude ideeën en werkwijzen op nieuwe onderwerpen, dan met vernieuwing van de kijk op het traditionele onderwerp van de economische wetenschap.
De hamvraag is dus: hoe krijg je die conservatieve hoofdstroom in beweging?
LikeLike
Hans,
Die laatste vraag is precies waar Rethinking Economics, een internationale beweging van studenten en anderen, een antwoord op probeert te geven: https://www.rethinkeconomics.org/about/
Samen met diverse andere initiatieven lijkt het hen wel te lukken de discussie en vernieuwing op gang te brengen, maar het zal nog wel even duren voordat het omslagpunt in de mainstream bereikt is.
LikeLike
Hans, Lennart en Dirk,
De schaarste van goederen en productiemiddelen, en het beheer daarvan vormt de vraagstelling voor de economie als wetenschap. De kernvraag voor de economie als wetenschap is de optimale verdeling van de schaarste. Er moeten keuzen worden gemaakt.
De economische wetenschap bestudeert de factoren die deze keuzes bepalen. Prijzen zijn hierbij belangrijk. (Wikipedia)
Het lijkt mij interessant (in deze discussie) om nog explicieter de link te leggen tussen economische wetenschap en de klimaatverandering. Immers, door de klimaatverandering worden bepaalde ‘producten’ die nu niet schaars zijn, in toenemende mate schaarser.
Jaap Lont
LikeLike
Beste Jaap,
Optimale verdeling van schaarste lijkt me zeker een kernvraag van de economie. En (geld-) prijzen spelen daarbij inderdaad een rol. Punt is alleen dat veel schaarse goederen en diensten niet o.b.v. geldprijzen verdeeld worden, maar o.b.v. andere mechanismen, die in de mainstream-economie vaak onderbelicht zijn gebleven.
Daardoor heeft ook de economie van klimaatverandering zich tot dusver nogal eenzijdig ontwikkeld, is mijn overtuiging. Daarin wordt bv zoals Hans aangaf vaak simpelweg aangenomen dat er (voorlopig) voldoende natuurlijke hulpbronnen beschikbaar blijven om voortgaande groei van economische activiteiten mogelijk te maken, terwijl ecologisch economen daar grote vraagtekens bij zetten.
Als de ecologisch economen gelijk hebben, wordt de vraag waarschijnlijk niet zozeer hoe voortgaande groei te stimuleren, maar eerder hoe we zo lang en eerlijk mogelijk met de beschikbare hulpbronnen tot een optimaal niveau van welzijn voor zoveel mogelijk mensen kunnen komen, of iets in die richting.
Tegen zo’n vraagstelling blijkt echter nog altijd de nodige weerstand te bestaan, die m.i. niet zozeer rationeel, maar vooral ideologisch cq politiek gedreven lijkt. Een beweging als Rethinking Economics stelt dit volgens mij terecht aan de kaak en probeert het economisch onderzoek te verbreden naar productie- en verdelingsfactoren die tot dusver verwaarloosd zijn.
Maar wellicht doel je op specifiekere vragen of verbanden die ons verder zouden kunnen helpen?
LikeLike
Lennart,
Het bruto binnenlands product (bbp) is een maat voor de omvang van de economie. De toename van de waarde van het bbp, gecorrigeerd voor inflatie, wordt volumegroei genoemd en wordt gebruikt als een indicatie van de reële toename van de materiële welvaart. (omschrijving CBS)
Reële toename van de materiële welvaart, oftewel economische groei zou, in de ideale situatie, in mijn optiek betekenen: afnemende materiële schaarste. De huidige klimaatverandering impliceert echter toenemende schaarste, zowel materiële als immateriële. Schaarste, nood en gebrek, aan primaire levensbenodigdheden, aan levensvatbare leefomgeving, aan essentiële hulpbronnen. Waar ligt het kantelpunt tussen afnemende en toenemende materiële schaarste?
Binnen de klimaatwetenschap is er volgens mij veel consensus, ook over het identificeren van kantelpunten. Binnen de economische wetenschappen is consensus denk ik veel meer afhankelijk van welke theorie en vooronderstellingen men aanhangt. Vaak ideologisch gedreven. In geval van ‘vooruitgangsgeloof’ zijn er economen die zeggen: economische groei is nodig om de klimaatoplossingen te kunnen financieren. Inmiddels gaat het om 3 soorten financiering: financiering voor mitigatie, voor adaptatie en voor verlies&schade.
Het zijn juist deze kosten die wellicht exponentieel gaan groeien. Het is de toenemende schaarste aan leefbare omstandigheden die wellicht exponentieel gaat groeien. Ze doen exponentiële economische groei omslaan in haar tegendeel. Kantelpunten dus, voer voor de economische wetenschap, lijkt mij.
Behalve de oriëntatie op kantelpunten gaat het ook om de oriëntatie op scenario’s. Wat-als-scenario’s, zoals: wat als de temperatuur stijgt met 1,5 – 2 – 2,5 – 3 graden, met welke bedragen zouden dan de respectievelijke financiële potten voor (huidige en toekomstige) mitigatie, adaptatie en verlies&schade moeten worden gevuld.
En, wat als de temperatuur stijgt met 1,5 – 2 – 2,5 – 3 graden, wat zijn dan in die situaties de bijbehorende schaarstecoëfficienten. Ik kom dit begrip niet tegen op internet. Schaarste is altijd relatief. Materiële schaarste neemt toe of af, dus is er, althans in theorie, een berekening op los te laten. De toenemende schaarste in beeld brengen. Misschien kunnen economen hier iets mee als mede-indicator naast de huidige traditionele meetmethode voor economische groei. Economische groei zou behalve voor inflatie mogelijk ook gecorrigeerd kunnen worden voor exponentiële toekomstige schaarste. Berekening van schade door toekomstige schaarste zou toegerekend moeten worden aan de huidige producten. Eens kijken waar de prijs van een vliegticket dan op uitkomt.
De klimaatwetenschap onderzoekt kantelpunten en scenario’s om politiek en publiek te informeren. De economiewetenschappen zouden wellicht iets van jullie kunnen leren?
Jaap Lont
LikeLike
Jaap,
Op basis van wat ik tot nu toe heb gelezen heb ik misschien wel een idee over iets dat veel economen zouden kunnen leren van wetenschappers uit andere disciplines: meer aandacht voor onzekerheden en leemtes in kennis in hun vak en wat meer voorzichtigheid bij het formuleren van stellige conclusies.
De klimaatonderzoekers die zich vanaf de tweede helft van de jaren ’50 uitspraken over opwarming door de mens hebben decennialang benadrukt dat er nog grote onzekerheden waren en dat er dus nog heel veel te onderzoeken was. Pas in de loop van de jaren ’80 begonnen ze geleidelijk aan een beroep op de politiek te doen om het probleem op te pakken. Die terughoudendheid heb ik niet gezien bij economen, die zich ongeveer vanaf die tijd zijn gaan uitspreken over klimaatverandering. Eigenlijk heeft de economische wetenschap niet zo’n goed gereedschap om een probleem als klimaatverandering aan te pakken. Heel begrijpelijk, want het is een uniek en complex probleem. Dus ze hoeven zich daar niet voor te schamen. Maar toch lijken veel economen het lastig te vinden om openlijk te zeggen dat ze het niet goed weten.
LikeLike
Beste Jaap,
Het CBS lijkt me met die omschrijving niet het meest vooruitstrevende instituut, want het is volgens serieuze critici toch echt twijfelachtig of een groeiend BBP vanaf een bepaalde omvang nog substantieel bijdraagt aan meer welvaart en/of welzijn. Zie bv het verschil met een alternatieve indicator als de Genuine Progress Indicator (waarbij uiteraard ook kanttekeningen te maken zijn): https://en.wikipedia.org/wiki/Genuine_progress_indicator
Of zie bv wat een relatieve mainstream econoom als Stiglitz zegt over de beperkte waarde van de indicator BBP/GDP: https://www.scientificamerican.com/article/gdp-is-the-wrong-tool-for-measuring-what-matters/
Misschien is een analogie met eten zinvol: een ondervoed mens heeft aanvankelijk baat bij een groeiende dagelijkse hoeveelheid voedsel, maar op een gegeven wordt niet zozeer de totale hoeveelheid belangrijk, maar vooral de juiste balans tussen diverse belangrijke voedingsstoffen in die totale hoeveelheid. En vanaf een bepaalde totale en/of eenzijdige hoeveelheid is nog meer voedsel eerder schadelijk dan bevorderlijk voor de gezondheid.
Zo kan nog meer en/of de verkeerde economische activiteit vanaf een bepaalde omvang en samenstelling van activiteiten waarschijnlijk ook eerder schadelijk dan bevorderlijk zijn voor ons niveau van welvaart en/of welzijn. Dat kan zich uiten in schade door klimaatopwarming, afnemende biodiversiteit, toenemende schaarste aan (andere) natuurlijke hulpbronnen, toenemende geopolitieke spanning/conflicten, etc.
De huidige economische modellen lijken het zicht op dit soort mogelijke ontwikkelingen eerder te ontnemen dan te verhelderen en kunnen daardoor wel eens erg misleidend zijn, onder andere inderdaad omdat zij vooralsnog weinig te zeggen hebben over mogelijke sociaal-economische kantelpunten in relatie tot kantelpunten in het klimaatsysteem.
Meer onderzoek in die richting, voor zover mogelijk, lijkt mij dus zeker belangrijk, evenals intussen meer kwalitatieve analyse van dergelijke mogelijke kantelpunten vanuit een besef van de grenzen van de huidige kwantitatieve modellen. Er lijkt inmiddels ook vanuit mainstream instellingen als de OECD wel meer in deze richting gedacht te worden, blijkens bv https://www.oecd.org/naec/projects/Beyond_Growth_33a25ba3-en.pdf
Als dat denken doorzet, zou dat uiteindelijk misschien tot de paradigma-omwenteling kunnen leiden die economen als Keen voorstaan. We kunnen aan die beweging denk ik allemaal vanuit onze eigen rol en positie/netwerken naar vermogen een bijdrage leveren. Wie weet hoe de wereld er dan over 50, 100, 500 of 1000 jaar uitziet (om niet nog verder vooruit te speculeren)?
LikeLike
Lennart en Hans,
Bij mogelijke kantelpunten zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar de Sustainable Development Goals van de VN. Elke SDG heeft klimatologische, ecologische en economische aspecten. Bijvoorbeeld SDG1 Uitbannen van alle vormen van (extreme) armoede: hoe zit het met de mondiale trend ervan? Zitten we op een kantelpunt? Idem SDG2 Einde aan honger, zorgen voor voedselzekerheid en duurzame landbouw; idem SDG6 Schoon water en sanitaire voorzieningen voor iedereen; idem SDG7 Toegang tot betaalbare en duurzame energie voor iedereen; idem SDG12 Duurzame consumptie en productie. Alle doelen draaien om de vraag: komen ze in de loop van de tijd meer binnen bereik of dreigen ze buiten bereik te raken. Binnen bereik: afnemende schaarste, buiten bereik: toenemende schaarste. Hoe kan de economische wetenschap bijdragen aan het eerste om het tweede te verminderen? Dan gaat het ook om de factor tijd. Economische groei op korte termijn kan haaks staan op economische groei op lange termijn.
Net als de nadelen van de traditionele berekening van economische groei heeft denk ik ook het traditionele idee van staatsschuld zijn nadelen. In de staatsschulden is bijvoorbeeld niet meegenomen de toekomstige loss and damage. Wat zal de gezamenlijke, mondiale staatschuld zijn wanneer dat wel getracht wordt? Dan gaat het ook hier om wat-als scenario’s. Wat is de mondiale staatsschuld inclusief die toekomstige schade bij 1,5 – 2 – 2,5 – 3 graden opwarming? Ook dan zou mogelijk beter aan het licht komen: exponentiële groei – van gezamenlijke schulden in dit geval. De economische wetenschap zou denk ik, zoals de klimaatwetenschap doet, moeten zoeken naar gereedschappen, om kantelpunten en scenario’s te presenteren aan beleidsmakers en publiek. Inderdaad, met alle aandacht voor onzekerheden en leemtes en voorzichtigheid bij het formuleren van conclusies. Mogelijk blijven het theoretische exercities, maar desalniettemin belangrijk voor de beeldvorming.
LikeLike
Lijken me goede suggesties, Jaap, hoewel het begrip kantelpunt in dit verband misschien iets specifiekere uitwerking vraagt.
Wat die staatsschuld in relatie tot ecologische schuld betreft: ik herinner me dat rond de verkiezingen in 1994 Wouter van Dieren precies dat punt op televisie nadrukkelijk neerzette, maar helaas vervolgens zonder al te veel bijval vanuit de nieuwe 2e Kamer/regering, ondanks deelname van iemand als Jan Pronk aan die regering.
LikeLike
De opmerking van Van Dieren was bij nader inzien waarschijnlijk rond de verkiezingen van 1998, niet die van 1994, aangezien Margreet de Boer toen als minister ook in die uitzending zat.
LikeLike
Lennart,
Ja, de uitwerking van kantelpunten: het zal gaan om negatieve kantelpunten (sprak de pessimist). Eigenlijk: de omslag van positieve trendmatige structurele ontwikkelingen in hun tegendeel. Uitgaande van de vooronderstelling dat er grenzen zijn aan de groei. We zijn gewend geraakt aan toenemende welvaart, met alle positieve ontwikkelingen daarbij, zoals langere levensduur, minder kindersterfte, minder armoede, noem maar op. Een schrijver die onder andere publiceert in het weekblad van ‘eerst de feiten’ noemt zich op zijn website zowel vooruitgangsoptimist als wetenschapsjournalist. Het is misschien de vraag of die twee wel samen kunnen gaan. Is dit soort optimisme wel te baseren op feiten? Ook een structurele trend van tweehonderd jaren lang wil volgens mij nog niet zeggen dat deze naar de toekomst toe kan worden doorgetrokken. Grenzen aan al dan niet exponentiële economische groei zouden kunnen worden aangetoond bij de identificatie van structurele omslagpunten van huidige trendmatigheden. En wat gebeurt er zodra deze omslagpunten zich voordoen? Instorting, verval, afbraak, chaos zou zich weleens exponentieel veel sneller kunnen voordoen dan de afgelopen ontwikkeling van opbouw en orde. Uiteraard gaat het dan om alle aspecten die samenhangen met onze existentie, niet alleen de economische.
LikeLike
Jaap,
Trends naar boven of beneden die van richting veranderen hebben misschien nog niet meteen een omslagpunt bereikt in de zin zoals dat begrip denk ik meestal gebruikt/bedoeld wordt. Zie bv: https://en.wikipedia.org/wiki/Tipping_point
Het kan wel een indicatie zijn dat een omslagpunt in zicht komt, of zelfs al overschreden is, waarna de trend door positieve terugkoppeling versneld en/of abrupt omhoog of omlaag verder gaat en/of van richting verandert, en dan voor langere tijd in een nieuwe meer stabiele situatie komt. Zie bv wat Marten Scheffer hierover zegt in deze PBL-lezing: https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/Verslag_Marten_Scheffer_def_FdB.pdf
Verder kan ik me goed vinden in wat je zegt.
LikeLike
Lennart,
Als je de wereld bekijkt vanuit machtsverhoudingen, dan: economische groei betekent economische macht betekent politieke macht. Dat betekent ook dat een verandering in het economisch denken – van het heersende paradigma van economische groei en kapitalisme naar ecologische economie -, niet zomaar plaats gaat vinden. Een kwestie van krachten en tegenkrachten.
De ellende van kantelpunten zit hem het onomkeerbare, de versnelling, het exponentiële. Dat maakt de verandering onvoorspelbaar en met name onvoorstelbaar. Er is geen weg terug. Wat de economische wetenschap volgens mij zou kunnen proberen is de ‘tipping point redenering” veel meer dan nu gebeurt gaan inzetten bij de beeldvorming in de communicatie richting beleidsmakers en publiek.
Het is een waarnemingsprobleem. We zien het moment van kantelpunten niet aankomen, plots doen ze zich voor. En dan nog is op dat moment de vraag: is dit een trendbeuk in de conjunctuur, bv. een recessie die weer gevolgd wordt door een economische opleving, of is het een structurele trendbreuk. Pas achteraf kan het ‘moment-waarop’ worden vastgesteld. En dan zijn we te laat. Zo het er nu voor ligt faalt ons collectieve brein. Het moment van structurele kantelpunten kunnen we misschien niet zien aankomen, maar de economen zouden ze in het aspect van de werkelijkheid dat zij bestuderen wellicht wel kunnen identificeren.
Het is een paradigmaprobleem, ofwel een ideologisch probleem, een waardenprobleem. Economische wetenschap en beleid is, vermoed ik, veel meer gekoppeld aan basale vooronderstellingen dan de fysische wetenschapen. We zitten vast in de oude patronen van het economische paradigma, in de vooronderstelling dat de verandering rustig en geleidelijk verloopt. De energietransitie denken we te kunnen plannen vanuit het idee van maakbaarheid, en zo kijken we naar jaartallen (2030, 2050, 2100).
Terzijde: oorlogen worden nog niet met elektrische tanks gevoerd. En de huidige oorlog betekent meer bruinkool. Dit soort opmerkingen, daar kunnen de economen natuurlijk niets mee, maar hebben denk ik wel betrekking op onvoorstelbare en onvoorspelbare pleuris. Als deze uitbreekt -mondiaal, existentieel – dan zou de wet van behoud van ellende weleens kunnen muteren in de wet van toenemende ellende. En deze opmerking, daar kan niemand iets mee.
LikeLike
Ook hierin kan ik me goed vinden, Jaap. Dat velen daar wellicht nog niet zoveel mee kunnen, betekent hopelijk niet dat sommigen de zin van dergelijke suggesties niet kunnen inzien en daar ook handelingsconsequenties uit weten te trekken. Wellicht dat daarmee uiteindelijk ook een sociaal omslagpunt bereikt kan worden, waarmee ons economisch-ecologisch systeem tot een nieuw relatief stabiele, duurzame en bloeiende fase zou kunnen komen, al of niet na een periode van verder toenemende chaos.
De machtsvraag en machtsongelijkheid zijn daarbij inderdaad denk ik vrij cruciaal om verdere escalatie en ineenstorting van het huidige systeem voor zover mogelijk nog te voorkomen. Zie bv ook wat Scheffer, Van Bavel et al daarover in 2017 schreven in PNAS: https://www.pnas.org/doi/10.1073/pnas.1706412114
Ook dit gesprek van Nate Hagens met William Rees over overshoot en ecologie kan misschien bijdragen aan beter begrip van onze huidige situatie dan de mainstream economie tot dusver weet te bieden: https://www.youtube.com/watch?v=LQTuDttP2Yg
Hagens schreef daarover in 2020 een m.i. erg goed stuk in Ecological Economics: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0921800919310067
Zijn conclusie samengevat:
“Our environment and economy are at a crossroads. This paper attempts a cohesive narrative on how human evolved behavior, money, energy, economy and the environment fit together. Humans strive for the same emotional state of our successful ancestors. In a resource rich environment, we coordinate in groups, corporations and nations, to maximize financial surplus, tethered to energy, tethered to carbon. At global scales, the emergent result of this combination is a mindless, energy hungry, CO2 emitting Superorganism. Under this dynamic we are now behaviorally ‘growth constrained’ and will use any means possible to avoid facing this reality. The farther we kick the can, the larger the disconnect between our financial and physical reality becomes. The moment of this recalibration will be a watershed time for our culture, but could also be the birth of a new ‘systems economics’. and resultant different ways of living. The next 30 years are the time to apply all we’ve learned during the past 30 years. We’ve arrived at a species level conversation.”
LikeLike
Jaap,
Je zegt: ‘Economische wetenschap en beleid is, vermoed ik, veel meer gekoppeld aan basale vooronderstellingen dan de fysische wetenschapen.‘
Dat doet me denken aan wat de Stern Review zegt over ecnomische modellen, vergeleken met klimaatmodellen:
‘Climate models use the laws of nature to simulate the radiative balance and flows of energy and materials. These models are vastly different from those generally used in economic analyses, which rely predominantly on curve fitting.’
Dat ‘curve fitting’ zal dan grotendeels neerkomen op het doortrekken van ontwikkelingen uit het verleden. En juist bij exponentiële groei, of bij de mogelijke kantelpunten in het systeem, kan dat heel verraderlijk uitpakken.
Overigens is de Stern Review wel alweer 17 jaar oud, dus mogelijk is dit niet meer helemaal in overeenstemming met de actuele situatie. Al heb ik ook weer niet de indruk dat er heel veel is veranderd.
LikeLike
Ik lees het volgende in een rapport uit 2015 van het CPB voor de leefomgeving. TOEKOMSTVERKENNING WELVAART EN LEEFOMGEVING (WLO) Nederland in 2030 en 2050; twee referentiescenario’s. (genoemd Hoog en Laag). Ik licht daar uit:
3.3 Macro-economie. Economische groei is naast demografische groei één van de belangrijkste drijvende krachten achter ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Meer productie en hogere inkomens leiden in de regel tot meer energieverbruik, meer mobiliteit en een groter beslag op land.
Minder groei dan in het verleden. Op basis van beschikbaar empirisch – historisch – bewijsmateriaal en kwalitatieve argumenten en verhaallijnen in de wetenschappelijke literatuur, associëren we het scenario Hoog met op de lange termijn een bbp-groei van 2 procent per jaar, en het scenario Laag op de lange termijn met een bbp-groei van 1 procent per jaar. De groeipercentages van 2 en 1 procent sporen goed met wat andere internationale studies voor Nederland berekenen. Deze groeipercentages zijn haalbaar, ondanks de mogelijk negatieve effecten van verdergaande klimaatverandering, uitputting van grondstoffen en verlies van natuur. Voor Nederland zijn die negatieve effecten in de periode tot 2050 namelijk beperkt.
Met name die laatste 2 zinnen lijken mij cruciaal. Het zal vast waar zijn. En als je ‘voor Nederland’ leest als ‘voor de hele wereld’, dan zou het ook nog steeds waar kunnen zijn. Een schoolvoorbeeld van de bevestiging van onze huidige paradigma’s, dunkt mij. Het getuigt niet van anticipatie op de lange termijn. Je zou hierin kunnen lezen: laten we in de periode tot 2050 rustig doorgaan met het vergroten van systeemrisico’s. Want het systeem blijft toch nog wel een tijdje stabiel.
Marten Scheffer (dank Lennart) heeft het over de veerkrachtfactoren van een systeem dat onder druk komt te staan. Als de veerkracht afneemt nadert het systeem het kantelpunt.
Dit zou betekenen dat er voortekenen zijn, ook op het gebied van het economische systeem. Die voortekenen voelen velen denk ik ook wel aan. Maar een gevoel is nog geen wetenschap. Die voortekenen, die veerkrachtfactoren, lijken mij, ook voor de economiewetenschappers, van belang om aan het licht te brengen.
Wel voegt het CPB een disclaimer toe, terecht lijkt mij: 2.4 Beperkingen van de WLO. Deze toekomstverkenning heeft een aantal beperkingen. Drie belangrijke beperkingen zijn i) het uitwerken van slechts twee, rustige, scenario’s, (genoemd Hoog en Laag JL) ii) het inperken van het aantal beleidsterreinen, en iii) het niet zelf uitwerken van een buitenlandbeeld. Door slechts twee scenario’s uit te werken doen we misschien onvoldoende recht aan de (vele) fundamentele onzekerheden over toekomstige ontwikkelingen. Door rustige, beleidsarme scenario’s te ontwikkelen bevestigen we in zekere mate de status quo.
Curve fitting inderdaad. Wel worden er onzekerheidsverkenningen gedaan, maar dan in de zin van ‘meer of minder’ binnen die twee scenario’s, bv. migratie, levensverwachting, vruchtbaarheid, etc..
Bij de wee, my english can not come an end. But it goos om the goals. That are counting ….
LikeLike
Jaap, goed dat je op die WLO-scenario’s wijst. Het achtergrondrapport daarbij over klimaat en energie, uit 2016, laat zien welke onderliggende aannames die scenario’s bevatten: https://media.acc.wlo2015.nl/upload/pbl-2016-wlo-achtergronddocument-klimaat-en-energie-1775.pdf
Het lage ambitie scenario komt uit op 3,5-4 graden opwarming en het hoge ambitie scenario op 2,5-3 graden, met een emissie-reductie van 65% in Nederland in 2050. Obv deze destijds al achterhaalde cijfers worden vervolgens doorrekeningen gemaakt voor de verwachte ontwikkelingen in sectoren als verkeer, gebouwde omgeving, etc. Die doorrekeningen zijn vervolgens mede-bepalend bij de afweging van allerlei grootschalige beleidskeuzes, bv via MKBA’s op gebied van investeringen in verkeersinfrastructuur.
N.a.v. het Parijs-akkoord is ook een 2-graden-scenario doorgerekend, dat uitgaat van 80% emissie-reductie in Nederland in 2050. Over scenario’s gericht op ruim onder 2 graden of 1,5 graad wordt niet of nauwelijks iets gezegd. Het Parijs-akkoord impliceerde echter mondiale scenario’s gericht op 100% CO2-reductie in 2050 met voor rijke landen als Nederland dus reducties van 100% rond 2040.
Inmiddels wordt gewerkt aan nieuwe WLO-scenario’s die in 2024 zouden moeten verschijnen, volgens: https://www.pbl.nl/publicaties/wlo-2024-hoe-combineren-we-de-klimaattransitie-in-de-mobiliteit-met-een-bruikbare-bandbreedte
Daarin wordt als meest ambitieuze scenario uitgegaan van 2 graden opwarming en 100% reductie in EU-verband in 2050. Mij is niet duidelijk waarom niet ook scenario’s worden doorgerekend die meer in lijn zijn met het Parijs-akkoord. Dit soort bewust conservatieve doorrekeningen lijken bij te dragen aan de legitimatie van allerlei sectorale beleidskeuzes die het realiseren van het Parijs-akkoord nog moeilijker maken dan het al is.
Dit gaat alleen nog over de aannames over klimaatbeleid, dus nog zonder te kijken naar aannames over beschikbare hoeveelheden grondstoffen en andere ecologische grenzen, die de veronderstelde economische groei zouden kunnen beperken, al of niet onder invloed van beleid. Dit soort scenario’s lijkt dus inderdaad een bevestiging van de status quo en en daarmee een vertragende factor in de maatschappelijk gewenste transitie.
Of zijn er wellicht redenen waarom het niet zinvol is in de WLO-studies ook een stuk ambitieuzere scenario’s door te rekenen?
LikeLike
Lennart,
Er zijn alle redenen, denk ik, om juist ook de ambitieuzere scenario’s door te rekenen, juist vanwege de veerkracht van onze leefomgeving. Als de veerkracht afneemt nadert een systeem (in dit geval een maatschappelijk systeem) een kantelpunt. Die veerkrachtfactoren en de kantelpunten, daar wordt door de klimaat- en ecologiewetenschappers volop onderzoek naar gedaan. Maar wat zijn nu de veerkrachtfactoren in de sociale systemen zoals democratie en economie. De elasticiteit van een maatschappelijk systeem: hoeveel rek zit er nog in? Er lijkt me een samenhang te zijn van veerkrachtfactoren, stressfactoren, kantelpunten, systeemrisico’s, elasticiteit, systeemgrenzen, (nieuwe) productiefactoren en preventieve bijsturing. Wat zijn de indicatoren hiervoor?
Met de productiefactor kunstmest hebben we de mondiale systeemgrenzen kunnen oprekken. Als we de huidige ontwikkeltrend van de mensheid als een systeem zien dat we in stand willen houden, wat valt er dan wetenschappelijk te onderzoeken ten aanzien van de genoemde factoren?
De toenemende polarisatie, populisme, activisme, extremisme wordt vaak gezien als oorzaak van maatschappelijke instabiliteit. Vandaar die SIRE-campagne, vermoed ik. Maar het zou juist weleens precies andersom kunnen zijn: maatschappelijke systeeminstabiliteit als oorzaak van reactionair gedrag. En dan zijn het juist indicatoren, die toenemende polarisatie enzovoorts.
Dat de 1,5 graad doelstelling kennelijk niet meer wordt doorgerekend is misschien ook wel weer realistisch.
LikeLike
Jaap, die 1,5 graad lijkt inderdaad een gepasseerd station inmiddels, misschien mede doordat er 5-10 jaar geleden nog zo weinig onderzoek gedaan werd naar wat daarvoor nodig zou zijn. Scheffer zegt in zijn PBL-lezing van 2015 al dat de klimaatwetenschap waarschijnlijk jarenlang te voorzichtig is geweest uit angst om beschuldigd te worden van alarmisme, met als gevolg “erring on the side of least drama”.
Scheffer heeft het in zijn lezing ook over voortekenen die een omslagpunt kunnen aankondigen: “critical slowing down” en “flickering”. Scheffer et al 2012 geeft een eerste indruk daarvan: https://www.uu.nl/sites/default/files/scheffer_science_2012.pdf
Misschien kan toenemende polarisatie als een voorbode gezien worden van een transitie naar een nieuwe stabielere situatie, gelet op wat bv Carpenter, Scheffer et al 2019 daarover zeggen: https://www.ecologyandsociety.org/vol24/iss1/art23/
“Radical recent developments such as Brexit, the rise of extreme nationalism, the gilets jaunes, polarizing leaders, the Arab Spring, and fundamentalist movements are indications of societal discontent with the status quo. Other societal phenomena such as gender fluidity, veganism, and bartering are also associated with a perceived need to change. The context is the Anthropocene, a human-dominated biosphere challenging the resilience of a livable planet. Such a broad set of developments may be interpreted in the light of new insights from theory of complex systems about what happens as resilience of the current pathway (societal organization as we know it) decreases. Rising fluctuations characterize a phase of uncertainty and exploration, potentially leading into a transition of the system toward a new pathway. We reflect on global changes that may contribute to social destabilization such as rising wealth concentration and environmental degradation and ask how responses may be understood from social-psychological forces such as the need for group identity and managing the terror of mortality. The emerging image is that of a society engaged in multifaceted experimentation. Maintaining such experimentation may help inspire novel pathways to desirable futures, but there is a risk of societies becoming trapped in backward-looking narratives that threaten long-term sustainable outcomes.”
Zo’n transitie en kanteling zal onvermijdelijk met de nodige chaos gepaard gaan, zoals iemand als Jan Rotmans benadrukt: https://www.vn.nl/omarm-de-chaos-jan-rotmans/
Te hopen valt dat die chaos niet zodanig uit de hand loopt dat het leidt tot nuclaire oorlog en/of ecologische ineenstorting, waar iemand als Noam Chomsky voor waarschuwt: https://www.commondreams.org/news/2022/04/06/most-dangerous-point-human-history-looming-warns-noam-chomsky-0
Om dat te voorkomen denk ik dat we die hoop moeten omzetten in actie gericht op versterking van sociale omslagpunten, zoals voorgesteld door bv Otto et al 2020: https://www.pnas.org/doi/10.1073/pnas.1900577117
“Safely achieving the goals of the Paris Climate Agreement requires a worldwide transformation to carbon-neutral societies within the next 30 y. Accelerated technological progress and policy implementations are required to deliver emissions reductions at rates sufficiently fast to avoid crossing dangerous tipping points in the Earth’s climate system. Here, we discuss and evaluate the potential of social tipping interventions (STIs) that can activate contagious processes of rapidly spreading technologies, behaviors, social norms, and structural reorganization within their functional domains that we refer to as social tipping elements (STEs). STEs are subdomains of the planetary socioeconomic system where the required disruptive change may take place and lead to a sufficiently fast reduction in anthropogenic greenhouse gas emissions.”
Smith et al 2020 wijzen vervolgens op de rol van sociale bewegingen in het op gang brengen en versterken van sociale omslagprocessen: https://www.pnas.org/doi/10.1073/pnas.2002331117
‘Otto et al.’s evaluation of “social tipping interventions” (STIs) for accelerating a global transformation to carbon neutrality by 2050 is an important sociopolitical contribution to a debate that is all-too-often technocentric in focus… However, in considering how this “defining task for humanity” is to be achieved, a deeper analysis of social change processes and social movement theory would be beneficial. All of the proposed STIs require radical government action, either at national or local level. In labeling their STIs as “starting points” in the transformation process, Otto et al. thereby fail to ask: Who initiates deliberate, radical change in the collective interest? Does it tend to be government, the private sector, or civil society? The evidence points to civil society and social movements as initiators of social transformations. Otto et al. do refer to the role of social movements in changing social norms and values, citing historical examples such as the slavery abolition movement, but fail to understand social transformation as a dynamic social process that results in, rather than begins with, government intervention. The process is better understood as a sequence of tipping points, which begins when a sufficiently broad, motivated coalition of people and organizations mobilize around a common cause, eventually reaching a critical “mass” and “momentum” for change. Only then can politicians feel sufficiently emboldened to build their own coalitions that lead to government action.’
LikeLike
Lennart,
“… dat de klimaatwetenschap waarschijnlijk jarenlang te voorzichtig is geweest …”
Betekent dat dat de klimaatmodellen afhankelijk zijn van psychologische factoren?
LikeLike
Jaap, die “scientific reticence” geldt of gold misschien vooral voor de grotere assessments, zoals van het IPCC, volgens bv Brysse et al 2013: http://www.phys.uri.edu/nigh/FFRI/LeastDrama.pdf
Wellicht zijn daardoor inderdaad meer extreme scenario’s minder of pas later (voldoende) in de modellen opgenomen (belicht), en mogelijk is ook te veel alleen op modellen afgegaan ipv op andere bronnen van wetenschappelijk inzicht, zoals paleo-informatie of expert-judgement.
Over “scientific reticence” schreef Jim Hansen al in 2007: https://pubs.giss.nasa.gov/docs/2007/2007_Hansen_ha01210n.pdf
Mijn indruk is dat een deel van de wetenschappers zich inmiddels meer van dit soort processen/risico’s bewust is en daarom een mogelijke druk tot enige zelf-censuur actiever proberen te weerstaan. In hoeverre dat ook werkelijk lukt, vind ik moeilijk in te schatten.
LikeLike
Overigens in het verlengde hiervan was gisteravond een documentaire te zien over Johan van Veen die jarenlang waarschuwde tegen het risico van een watersnoodramp, maar pas gehoor kreeg nadat die ramp in 1953 had plaatsgevonden: https://www.npostart.nl/het-water-komt/13-01-2023/VPWON_1339674
Hij schreef ook een tijdje onder pseudoniem als Dr. Cassandra, uit de Griekse mythologie. Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Ook de oude bijbelse profeten kunnen erover meepraten…
LikeLike
Lennart, ik heb die documentaire ook gezien (op het puntje van mijn stoel).
Bij elke ramp is er wel iemand te vinden die hem had voorspeld.
Dat maakt het serieus luisteren naar een rampvoorspeller moeilijker.
Johan van Veen heeft werkelijk zijn uiterste best gedaan om zijn voorspelling gehoor te laten vinden, en toch lukte het hem niet.
Er werd gezegd dat hij, door ver op de troepen vooruit te lopen, niet begrepen werd. Hij concentreerde zich op inhoud, maar de inhoud kwam niet aan.
Een goede waarschuwing is als een bom: hij moet goed gericht en goed getimed zijn, anders heeft de ontploffing niet het gewenste effect.
(Nu moet ik nog wat langer kauwen op alle bovenstaande reacties).
LikeLike
Hans,
je schrijft: “Traditioneel is de economie de wetenschap van de handel.”
Wikipedia: “Economics is the social science that studies the production, distribution, and consumption of goods and services.”
Dit lijkt me een samenhangend wetenschapsgebied.
Handel valt onder dan de distributie.
Schaarste is later (1932) in de definitie van economie geslopen:
“Economics is the science which studies human behaviour as a relationship between ends and scarce means which have alternative uses.”
Kortom, beperking van de economie tot de “wetenschap van de handel” zie ik niet terug.
Is de economie een theorie van alles? Ik denk dat je dan moet kijken naar de methoden en interesses van de economische wetenschappers. Dat legt de nodige beperkingen bloot.
Iets dergelijks heb je ook met de wetenschap van anthropologie. Je zou zeggen dat psychologie en sociologie er onder zouden moeten vallen, maar het blijkt dat de antropologie ook gedefinieerd wordt door zijn methoden (kwalitatieve participerende waarneming) en dan vallen psychologie en sociologie er duidelijk niet onder.
Terug naar de economie: onze beschaving heeft een enorm gebouw opgericht om de logistiek van hulpbronnen te reguleren.
Dat gebouw is zo groot dat het een aparte wetenschap rechtvaardigt, en dat lijkt me de economie.
Zie de expositie van Carlijn Kingma in het Rijksmuseum Twente of alhier: https://www.ftm.nl/waterwerk
LikeLike
Dirk,
Misschien was de formulering wat kort door de bocht. Ik bedoelde te zeggen dat het in de economie traditioneel draait om (productie, distributie en consumptie) van goederen en diensten die worden verhandeld.
En mijn waarneming is dat economen de methoden die ze hebben ontwikkeld ook proberen toe te passen voor andere onderwerpen, zoals levensverwachting, gezondheid, biodiversiteit of welzijn. Sommige economen claimen ook letterlijk dat hun vakgebied het laatste woord zou moeten hebben in beleidsadviezen over alle onderwerpen. Dat omschreef ik als de ambitie om een ‘wetenschap van alles’ te worden.
Ik bestrijd dus zeker niet het bestaansrecht van economie als wetenschappelijk vakgebied. Maar zoals elke wetenschappelijke discipline heeft de economie ook zijn beperkingen. De methoden en denkwijzen van de economie zijn grotendeels ontwikkeld binnen dat traditionele werkveld. De uitbreiding naar andere onderwerpen valt in mijn ogen niet altijd heel gelukkig uit.
LikeLike
Lennart, Dirk, Hans,
In die documentaire over de watersnoodramp komt ook naar voren dat zowel tijdens de oorlog als na de oorlog in de periode van de wederopbouw de financieel-economische prioriteiten duidelijk elders lagen. De rapporten van Johan van Veen kwamen mede om die reden onderin de la. Misschien een kwestie van strijd tussen kortetermijn- en langetermijnbelangen. Hetzelfde zien we nu ook gebeuren, laten we dat het bruinkoolscenario noemen. Staten kunnen het zich zowel binnenlands (sociale onrust) als buitenlands (de internationale machtsverhoudingen) niet veroorloven om in een (diepe) recessie en energiecrisis te geraken. Er is zo gezien een sterke relatie tussen economie, economische groei en politieke kortetermijnbelangen. Een bepaald soort logica.
Alle rampen die de mensensoort tot nu toe heeft meegemaakt waren nog van het type ‘luctor ET emergo’. Het emergo is er tot nu toe nog steeds bij aan te pas gekomen, gezien vanuit de existentie van de mensensoort. Nu kunnen we weten, dat we het over een aanstaande ‘luctor’ hebben die zich op een geheel andere schaal gaat afspelen. Misschien zitten we wel in een bijzonder interessante scharniertijd.
LikeLike
Jaap, Lennart, Hans
in jullie reacties komt het sociale aspect naar voren.
Ik pik er dit uit (en misschien voeg ik stiekem iets toe):
1. het mainstream economisch denken is verankerd in de maatschappij als een paradigma.
2. Datzelfde paradigma loopt tegen grenzen aan: economsiche groei gaat ten koste van sociale gelijkheid en de kwaliteit van de natuur.
3. Sociale onrust kun je waarnemen, maar hoe neem je dat mee in je modellen of berekeningen?
4. En als dat al lukt, dan zullen dat niet de modellen van het heersende paradigma zijn.
Kortom, veranderingsgezinde krachten staan op achterstand.
Totdat de mismatch tussen paradigma en werkelijkheid (economische groei versus sociale ongelijkheid) zo groot is geworden dat het draagvlak instort.
Dat instorten zal een tipping point zijn, waarna geen weg terug meer is.
Het is dus van belang om de stemmen die buiten het paradigma om gaan te herkennen en meer aandacht te geven.
Bijvoorbeeld Elinor Ostrom (heeft al een Nobelprijs).
> Ostrom sought to explore that nebulous middle ground where *communities* rather than individuals or formal governments held property rights.
Dit vind ik interessant.
Ik hoorde op de radio ook René Cuperus (Atlas van afgehaakt Nederland). Quote: je kunt beter werkloos zijn in Beilen dan in Zoetermeer. Omdat in Noord-Oost Nederland meer sociale cohesie is. Mensen blijken iets gelukkiger te zijn als de sociale cohesie iets groter is.
Dit is een interessante waarde waarvan de distributie niet via een markt gaat. Misschien kunnen mensen die op deze manier gelukkig zijn gemakkelijker genoegen nemen met een leven dat minder energie verbruikt.
LikeLike
Dirk,
Wat dat eerste punt uit je lijstje betreft, gaat het mij vooral om paradigma’s die dominant zijn in de economische wetenschap. Natuurlijk wegen die door in de maatschappij, omdat economen een behoorlijk stempel drukken op overheidsbeleid. Maar een omslag in het denken zal – als die nodig is en dat stellige vermoeden heb ik – vanuit de academische wereld moeten komen, om vervolgens door te dringen naar de rest van de wereld.
LikeLike
Behalve een omslag in denken heeft de wetenschap nog iets anders te bieden volgens mij. Er is een wisselwerking tussen aanpassingsvermogen kwetsbaarheid, risico’s, stress en instorting van (sociale) systemen. Bij klimaatverandering zal het gaan om een samenhangend complex van systemen op wereldwijde schaal. Het bankentoezicht voert stresstesten uit om na te gaan hoe goed banken financiële en economische schokken kunnen weerstaan. Zoiets zou ook op systemen en situaties toegepast kunnen worden die klimaatgerelateerde risico’s in zich hebben.
Op die manier zou door de wetenschap naar de huidige klimaatramp in Pakistan kunnen worden gekeken. Deze kan bijvoorbeeld in wat-als-scenario’s worden geplaatst. Wanneer huidige regionale klimaatrampen zich in grotere aantallen en met grotere gevolgen wereldwijd voordoen dan wordt ‘geen financiering van buitenaf’ + ‘geen humanitaire hulp van buitenaf’ + ‘geen vluchtmogelijkheden naar gebieden elders’ meer en meer realistisch. Ik noem er nu drie, maar er zijn vast meer te bedenken. Daar zijn wat-als-scenario’s op los te laten. Dus: hoe ziet dezelfde ramp eruit als die drie factoren erbovenop komen. Zo zou ook de Sahel-regio kunnen worden bekeken.
Dus de signaalfunctie van de (sociale) wetenschappen.
LikeGeliked door 1 persoon
Hans,
“Maar een omslag in het denken zal – als die nodig is en dat stellige vermoeden heb ik – vanuit de academische wereld moeten komen, om vervolgens door te dringen naar de rest van de wereld.”
Ik ben het zeker met je eens dat er een cruciale rol is weggelegd voor de wetenschap om ons door die omslag heen te loodsen. Met paradigmaverandering heeft ze al een paar eeuw ervaring.
Ik denk wel dat het een wisselwerking is. Immers, goede wetenschap kijkt naar de werkelijkheid, en vormt dan theorieën. De eerder genoemde Elinor Ostrom heeft goed gekeken naar hoe gemeenschappen met hun gezamenlijke hulpbronnen omgaan, en heeft op basis daarvan globale regels gevonden die helpen de “tragedy of the commons” te voorkomen.
En er is een andere wisselwerking: de inhoud van het economische onderwijs is waarschijnlijk niet geheel academisch vrij. Maatschappij en wetenschap moeten samen zorgen dat de macht van lobbies over de inhoud van het economische onderwijs gebroken wordt. Zodat nieuwe praktijken en theorieën een kans maken om zich te ontwikkelen.
Veelzeggend vind ik Ostrom’s wet:
“A resource arrangement that works in practice can work in theory”.
Waarom verzint iemand zo’n wet? Zij zag dingen in werkelijkheid gebeuren die volgens heersende economische theorieën niet mogelijk waren.
LikeLike
Dirk, Jaap,
Jullie zeggen over de waarschuwingen van Johan van Veen:
“Er werd gezegd dat hij, door ver op de troepen vooruit te lopen, niet begrepen werd. Hij concentreerde zich op inhoud, maar de inhoud kwam niet aan.”
En:
“In die documentaire over de watersnoodramp komt ook naar voren dat zowel tijdens de oorlog als na de oorlog in de periode van de wederopbouw de financieel-economische prioriteiten duidelijk elders lagen. De rapporten van Johan van Veen kwamen mede om die reden onderin de la.”
In de docu werd ook gezegd dat Elsevier hem interviewde, maar zijn waarschuwingen uiteindelijk niet publiceerde, omdat ze dachten dat het paniekzaaierij was.
En er werd gezegd dat binnen drie weken na de watersnoodramp in 1953 de Deltacommissie, met Van Veen als secretaris, zijn plannen voor de Deltawerken had overgenomen.
Wat kunnen we van dit voorbeeld als samenleving leren? Ik heb geen panklaar antwoord, maar ik zou me kunnen voorstellen dat de zorgen en waarschuwingen van Van Veen voor, tijdens en na de oorlog minstens tot nader onderzoek/overleg had kunnen leiden door een soort voorloper van de uiteindelijke Deltacommissie. Dat had misschien met relatief beperkte inzet van middelen gekund, ook in de toenmalige omstandigheden waarin financieel-economische prioriteiten elders lagen.
Die andere prioriteiten kunnen zeker legitiem geweest zijn als reden om de voorstellen van Van Veen niet meteen over te nemen, maar zijn misschien ook te veel als excuus gebruikt om geen nader onderzoek/overleg te hoeven organiseren dat tot wellicht ongemakkelijke uitkomsten had kunnen leiden, of had moeten leiden. Is dat niet de verantwoordelijkheid van een overheid, ook in de moeilijke omstandigheden van destijds?
De vergelijking met de huidige tijd dringt zich op: een overheid die klimaatafspraken onvoldoende nakomt en door de rechter aangespoord moet worden om de eigen zorgplicht serieus te nemen. Waarom voert de overheid klimaatafspraken onvoldoende uit? Het draagvlak in de samenleving is groot genoeg, volgens onderzoek, maar blijkbaar zijn er invloedrijke krachten/lobbies die sterker zijn dan de wil van de meerderheid.
Ik denk dat daar het voornaamste knelpunt zit, en dat dit knelpunt blijft bestaan zolang we dat als burgers onvoldoende beseffen en ons niet voldoende weten te organiseren om die tegenkrachten te overwinnen, inclusief de tegenkracht van de dominantie van de mainstream economie. Dit wordt m.i. erg goed uiteengezet in Stoddard et al 2021: https://www.annualreviews.org/doi/full/10.1146/annurev-environ-012220-011104
Zij zeggen kort samengevat:
“Despite three decades of political efforts and a wealth of research on the causes and catastrophic impacts of climate change, global carbon dioxide emissions have continued to rise and are 60% higher today than they were in 1990. Exploring this rise through nine thematic lenses—covering issues of climate governance, the fossil fuel industry, geopolitics, economics, mitigation modeling, energy systems, inequity, lifestyles, and social imaginaries—draws out multifaceted reasons for our collective failure to bend the global emissions curve. However, a common thread that emerges across the reviewed literature is the central role of power, manifest in many forms, from a dogmatic political-economic hegemony and influential vested interests to narrow techno-economic mindsets and ideologies of control. Synthesizing the various impediments to mitigation reveals how delivering on the commitments enshrined in the Paris Agreement now requires an urgent and unprecedented transformation away from today’s carbon- and energy-intensive development paradigm.”
Mijn indruk is dat initiatieven als Extinction Rebellion dit inzicht vanuit de wetenschap onderkennen en proberen om te zetten in effectieve invloed op politiek, media en samenleving. Benieuwd hoe jullie dat zien.
LikeLike
Ik denk overigens zeker dat het werk van Ostrom kan helpen om de economie/samenleving zodanig te organiseren dat we onze gemeenschappelijke erfenis nog zo lang en goed mogelijk kunnen benutten en onderhouden cq opnieuw tot bloei kunnen brengen.
LikeLike
En die “stresstests” lijken me ook goed om veel uitgebreider toe te passen dan tot dusver gebeurt.
LikeLike
Lennart,
Het lijkt me wel belangrijk om je te blijven realiseren dat hindsight bias het heel veel makkelijker maakt om waarschuwingen zoals die van Johan van Veen serieus te nemen. Over die waarschuwing is 70 jaar later een documentaire gemaakt omdat hij is uitgekomen.
Er zijn vast wel de nodige anderen geweest die voor groot onheil hebben gewaarschuwd en die geen gelijk hebben gekregen. Omdat ze het verkeerd zagen, of misschien ook gewoon omdat het toevallig anders is gelopen dan destijds aannemelijk was.
Achteraf is het makkelijk om de terechte waarschuwing eruit te pikken. Vooraf is dat heel, heel veel moeilijker.
LikeLike
Hans,
Over ‘hindsight bias’ lees ik dat daarbij o.a. ook het begrip ‘standard of care’ betrokken wordt: https://en.wikipedia.org/wiki/Hindsight_bias#Outcome_valence_and_intensity
De vraag is dan hoe we in specifieke gevallen of in het algemeen kunnen bepalen wat een goede ‘zorgstandaard’ of ‘zorgplicht’ is, of zou zijn geweest. Dat kan inderdaad best ingewikkelder zijn dan het achteraf misschien lijkt, maar wil ook weer niet zeggen dat het onmogelijk is, of dat we er niet naar moeten streven.
In het geval van Van Veen vraag ik me af of de overheid haar zorgplicht voldoende ingevuld heeft. Als er informatie zou zijn dat zijn waarschuwingen serieus bekeken en afgewogen zijn, dan zou die vraag makkelijker te beantwoorden zijn.
LikeLike
Lennart, Hans, Dirk,
Wat betreft Extinction Rebellion: de enige manier van actie voeren die juist is, is uiteraard binnen de kaders van de wet; activisten dienen zich volgens verwachting te gedragen; Gretha Tunberg et al. is door de politie opgepakt in het belang van haar eigen veiligheid. Gretha had immers zomaar in het ravijn van de mijn kunnen storten. Is er een veldwachter in de buurt die voorkomt dat wij met z’n allen in het ravijn storten?
Ik bedoel: bij wie ligt de wettelijke zorgplicht in de aanstaande mondiale systeemcrisis? Er is geen wereldregering, de VN is het niet, het WEF is het niet. Alle moderne, complexe en daarmee kwetsbare, maatschappelijke internationale verworvenheden bestaan op basis van al dan niet juridische afspraken en vallen bij vertrouwen dat zomaar te paard kan gaan. Het geldsysteem, daar ligt geen reële waarde onder, anders dan vertrouwen. De dollar is nu nog de wereldstandaard op basis van enkel vertrouwen, maar dat vertrouwen staat onder druk. China heeft er nu nog geen belang bij om deze ‘nucleaire bom’ te laten ontploffen.
Ik lees op Wikipedia dat de belangrijkste kenmerken van een internationale organisatie zijn: zij bezit rechtspersoonlijkheid; leden kunnen niet gedwongen worden tot lidmaatschap, het is vrijwillig; de organisatie is van permanente aard; de organisatie heeft een (formele) structuur die wordt erkend door alle leden.
Die kenmerken bevatten in zichzelf kwetsbaarheden, zoals (machtige) landen die de status van rechtspersoonlijkheid niet erkennen, (machtige) landen die hun lidmaatschap opzeggen. Die permanente aard zou weleens betrekkelijk kunnen zijn. De internationale organisaties zijn complex en daarmee kwetsbaar en kunnen makkelijk worden ondermijnd.
Dit risico wordt alsmaar groter, in mijn ogen, door een toenemende mondiale klimaat- en ecologiecrisis. De VN bestaat uit een complex van deelsystemen waaronder de Veiligheidsraad, en het Internationaal Gerechtshof. De VN met haar deelsystemen zou gestresstest kunnen worden in wat-als-scenario’s. Hoe robuust is de VN? De toenemende polarisatie die we wereldwijd zien, als deze doorzet legt deze de conflicten van de toekomst bloot. Daar zijn denk ik wetenschappelijk onderbouwde exercities op los te laten. Dus: wat-als de polarisatie , lees toenemend wantrouwen doorzet, wat betekent dat voor de robuustheid cq kwetsbaarheid van de VN?
LikeLike
Jaap,
“de enige manier van actie voeren die juist is, is uiteraard binnen de kaders van de wet;”
Dat vraag ik mij af. Lao Tse zei al zoiets als: wil je een volk moreel besef geven, dan moet je de wetten afschaffen.
Ons moreel besef valt niet samen met de wetten van het land. Als je ook nog in een situatie zit waarin zelfs de overheid zijn eigen wetten niet handhaaft, dan is het ook niet gezegd dat actievoeren altijd binnen de kaders van de wet moet blijven.
Wat je ziet is dat actievoerende groepen hun eigen normen aan het opstellen zijn en die ook bekend maken. Dat is uiterst productief voor het moreel besef.
Daar komt nog bij dat het moreel besef zelf aan het veranderen is. Bij studenten in Amsterdam gaat het dat kant op dat Shell vies is, en dat je besmeurd kunt raken door elke interactie met dat bedrijf.
Dat is geen algemeen gevoeld besef, maar het is wel een groeiend gevoel.
Als tijdens een actie de wetshandhavers tegenover de actievoerders komen te staan, heb je dus een moreel diffuus beeld. Op dit moment kan ik nog meevoelen met beide kanten, maar ook mijn gevoel is aan het verschuiven.
Wat ik wel heel smakeloos vind is de smoes van “voor je eigen veiligheid”. Dat is een soort codetaal voor: eigenlijk zijn we het met je eens, maar we worden zelf gedwongen in te grijpen, maar dat willen we zo niet zeggen, en om er mee weg te komen zeggen we dat het is om je te beschermen.
Een overheidsdienaar belemmert een actievoerder voor diens eigen veiligheid. Een actievoerder overtreedt de wet om de overheid een handje te helpen. Beide is waar.
Tegelijk moet je uiterst voorzichtig zijn om buiten de wet om te gaan. Want als jij het doet, kan je buurman het ook doen, voor een tegengesteld belang. Uiteindelijk moet je de overheid meekrijgen.
Tot dusver vind ik de Extinction Rebellion acties op het scherp van de snede, en niet over de schreef. Rondjes fietsen om privé-jets heen, briljant.
LikeLike
Dirk,
De ironie (misschien wel het cynisme) van mijn opmerkingen is misschien niet helemaal overgekomen.
Wat inderdaad wel een kwestie is, zoals je aan de orde stelt: hoe zorg je ervoor dat je acties zo effectief mogelijk zijn in het kader van je doelstelling. Als de doelstelling van Greta et al. (smiley) is om zoveel mogelijk publiciteit te veroorzaken, dan is dat nog iets anders dan het doel om beleidsbeslissers te beïnvloeden door met hen in gesprek te gaan. Dat laatste doet bijvoorbeeld Urgenda; dan gaat het om haalbaarheid van daadwerkelijk klimaatbeleid, voor zover mogelijk in overleg, met alle beperkingen van dien. Beide vormen van klimaatactie hebben hun functie en hun beperkingen, hun voordelen en hun nadelen.
Je zou de effectiviteit van Extinction Rebellion dan wel Urgenda ergens aan moeten kunnen afmeten. In geval van ER zijn de reacties van de publieke opinie zeer divers en tegenstrijdig, het roept bij sommigen (of velen?) ook antipathie op. En ook al heb je sympathie voor ER, dan nog kan het zijn dat je je drie vliegreisjes per jaar niet wilt opgeven …
LikeLike
Jaap,
Extinction Rebellion beargumenteert dat de urgentie van de klimaatcrisis burgerlijke ongehoorzaamheid legitimeert. Ethisch is er volgens mij een vrije sterke onderbouwing te geven van die legitimatie. Burgerlijke ongehoorzaamheid moet ook aan een aantal criteria voldoen om ethisch legitiem te zijn. Zie bv: https://nl.wikipedia.org/wiki/Burgerlijke_ongehoorzaamheid
Je opmerkingen en vragen over het belang van internationale organisatie en samenwerking onderschrijf ik. De VN zou daarvoor de aangewezen organisatie, maar vooralsnog zijn de grootmachten niet bereid tot verdergaande samenwerking. Ook hier is denk ik een mondiale burgerbeweging nodig die hier bij de relevante VN-lidstaten steeds sterker op aandringt.
Een bijdrage aan die beweging levert m.i. de Global Assembly, een mondiaal geloot burgerberaad waar eind 2021 een eerste experiment mee gedaan is: https://en.wikipedia.org/wiki/Global_Assembly Dat experiment ging over het klimaatbeleid, maar misschien zou een volgende ronde ook over hervorming van de VN zelf kunnen gaan.
LikeLike
Ah, inderdaad had ik die ironie niet goed gelezen, Jaap.
LikeLike
Lennart,
Je zou de mensengeschiedenis kunnen zien als een aaneenschakeling van crisissen. Maar wat maakt de huidige situatie dan toch anders dan alle eerdere periodes? Er zijn wel een aantal moderne kwetsbaarheden te benoemen: 1. Het aantal wereldbewoners is nog nooit zo groot geweest. 2. De complexiteit en vervlechting van technologische, energetische en maatschappelijke systemen is nog nooit zo groot geweest. 3. De wereld gaat warmer worden dan zij in de mensengeschiedenis ooit is geweest. 4. De milieuvervuiling is nog nooit zo groot geweest.
Die maatschappelijke (nationale, internationale en supranationale) systemen en processen die mogelijk onder druk komen te staan door klimaat- en ecologieverandering zouden op een rijtje kunnen worden gezet, zoals ook in de klimaatwetenschap de mogelijke kantelpunten/kwetsbaarheden op een rijtje worden gezet naar de mate van opwarming. Bijvoorbeeld de verworvenheid van (internationale) rechtsinstituten en de 30 essentiële rechten beschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de mens.
Overigens, de Veiligheidsraad van de VN valt niet te hervormen door het vetorecht. Wat betekent dit voor existentiële veiligheidsvraagstukken?
LikeLike
Jaap,
Op korte termijn zullen de leden van de VN-Veiligheidsraad hun veto inderdaad niet opgeven. Op iets langere termijn zullen zij dat onvermijdelijk wel (moeten) doen. Door van onderop de druk daartoe steeds verder op te voeren, moeten we proberen die termijn zo kort mogelijk te houden. Waarom zou op mondiaal niveau niet mogelijk zijn, wat op Europees deels al realiteit is geworden? Verder helemaal eens met je opmerkingen.
LikeLike
Jaap,
ik zie de ironie in je reactie na herlezing luid en duidelijk. Ik had duidelijk een andere leesbril op.
LikeLike
Hans, Lennart, Dirk,
Nog eens terug naar de tekst van Hans Custers. Hans zegt over het paradigma van exponentiële groei in de mainstream economie: “ … er zijn niet veel economen te vinden die de exponentiële groei op zich ter discussie stellen. Ze zoeken vooral naar een andere vorm, die dan leidt tot een andere definitie en een andere waarde van de discontovoet. Ze proberen zogenaamde externaliteiten, zoals gezondheidsschade of afnemende biodiversiteit, mee te wegen in die waarde. Het resultaat is nog steeds een exponent, maar die is wel lager dan in de neoklassieke benadering.”
Is het mogelijk om toekomstige externaliteiten in de formule van de huidige economische groei mee te nemen? Zo ja, dan zou dat een goed hulpmiddel zijn met voorspellende waarde. Ook de economische leefomstandigheden van de mensensoort hebben kritische grenswaarden die meer en meer onder druk komen te staan door klimaatverandering en afnemende biodiversiteit.
Dan gaat het om een inventarisatie van
1. die externaliteiten
2. het bepalen van welke economische waarde ken je daaraan toe
3. het bepalen van kritische grenswaarden in economische zin
Als die zaken in de (huidige) economische-groei-berekening worden meegenomen, dan zou de werkelijke staat van de huidige en vooral toekomstige economie wellicht veel scherper aan het licht komen.
LikeLike
Jaap,
Er zijn inderdaad methoden om externaliteiten mee te nemen in economische analyses. Stern doet dat bijvoorbeeld. Dat is een van de redenen waarom hij op een ander groeipercentage uitkomt dan Nordhaus. Maar ook daaraan zitten de nodige haken en ogen.
Die heb ik bewust buiten mijn blogstuk gelaten, omdat het anders een te uitgebreid verhaal zou worden. Een ook wel omdat ik nog bezig ben me daar wat meer in te verdiepen. Een belangrijke complicatie is dat in dergelijke analyses onvergelijkbare zaken (productie en consumptie van goederen en diensten, kwaliteit van natuur en milieu, gezondheid) toch tegen elkaar worden afgewogen. Dat kan niet zonder normatieve aannames of keuzes, die uiteindelijk niet meer zichtbaar zijn in het eindresultaat van een analyse.
De kwalitatieve beschrijving van dit soort kwesties in (bijvoorbeeld) de Stern review vind ik best sterk. Maar ik heb nog mijn bedenkingen bij de kwantitatieve uitwerking.
Misschien komt er nog een keer een apart blogje over deze problemen. Maar dat zou nog wel even kunnen duren.
LikeLike
Hans,
Ik lees : Bruto Binnenlands Product 2015, vanuit de productie/objectieve methode: Output tegen basisprijzen 1339; Intermediair verbruik –718 ; Toegevoegde waarde in basisprijzen 621; Saldo productgebonden belastingen/subsidies 69; resultaat 690. Vervolgens trekt Klaas Knot en zijn kornuiten daar geen externaliteiten vanaf. Ik ben een leek, maar zijn we dat niet allemaal als het gaat om een paradigma-switch – van achterhaald naar passend – op economisch gebied?
Sommige TOEKOMSTIGE externaliteiten zullen normatief zijn, maar sommige ook niet, volgens mij. De niet-normatieve zijn schattingen van TOEKOMSTIGE kosten, die NU zouden moeten worden meegenomen (afgetrokken dus van het HUIDIGE klassieke BBP) vanwege ons HUIDIGE verzuim om die schade te voorkomen.
Immers, wij zijn het NU, die de TOEKOMSTIGE generaties opzadelt met schuld. Dat mag (moet?) dan ook in de HUIDIGE economische cijfers tot uitdrukking worden gebracht?
LikeLike
Misschien zou die inschatting van die economische schade niet alleen in het BBP, als een soort van fictieve rentekosten, tot uitdrukking kunnen komen, maar ook bij de staatsschuld kunnen worden opgeteld.
LikeLike
het gaat mij, zo vermoed ik inmiddels, om het zoeken naar mogelijkheden voor 2 dingen: paradigmaverschuiving en signaalfunctie richting politiek en publiek.
LikeLike
Jaap,
Voor een paradigmawisseling is het eerst en vooral nodig dat de mainstream beseft en erkent dat het bestaande paradigma tekortschiet.
LikeLike
Hans, je verwees een aantal keer naar Stern, en dat je je in zijn benadering nog verder aan het verdiepen bent. Mocht je dit uitgebreide artikel van Stern, Stiglitz en Taylor uit 2022 nog niet gezien hebben, dan zeer aan te bevelen, denk ik: https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/1350178X.2022.2040740
LikeLike
Dank, Lennart. Dat ziet er inderdaad interessant uit. Het gaat wel even op de (digitale) stapel ‘nog te lezen’. Ik ben me nu door de Stern Review aan het worstelen. Niet meer helemaal actueel, maar ik vind het juist interessant om te kijken hoe ideeën zich ontwikkelen. En dan moet je ook even terug in de tijd.
LikeLike