Een warm 2015 en modelvergelijkingen/prognoses

Discussies over het klimaat op het internet gaan soms over wetenschappelijke details, soms over de klimaatgevoeligheid betreffende de evenwichtssituatie honderden jaren na nu, maar er is een onderwerp dat er naar mijn gevoel ver bovenuit steekt: de temperatuur. Is het warmer of kouder geworden, is er een tijdelijke vertraging of versnelling in de temperatuurstijging, kloppen de modellen wel of niet of valt de opwarming van de aarde in de toekomst veel mee of veel tegen. Elke maand komen er nieuwe getalletjes boven tafel en elke maand wordt daar weer megabytes aan tekst over geproduceerd. Mijn prognose is dat het jaar 2015 een discussiepiek zal opleveren.

De grafiek boven het blogstuk geeft de ontwikkeling van de mondiale oppervlaktetemperatuur weer voor drie datasets, waarbij de periode 1981-2010 op 0 is gesteld. Voor het jaar 2015 zijn alleen data genomen t/m juni voor GISTEMP en t/m mei voor NOAA-NCEI en HadCRUT4. Tot nu toe steekt 2015 boven alle andere jaren uit en met de zich ontwikkelende El Niño is de kans wel erg groot dat 2015 als record de boeken in zal gaan.

De zwarte lijn in de grafiek is een zogenaamde smooth-functie (Loess) over 30 jaar. 30 Jaar is geen willekeurige keuze, maar is het aantal jaren waarop de klimaatdefinitie is gebaseerd. De natuurlijke variatie zoals de invloed van El Niño’s en La Niña’s en tijdelijke dips door vulkaanuitbarstingen worden zo weggemiddeld: deze bril van 30 jaar laat zien dat er sinds de jaren 1970 sprake is van een gestage stijging van de oppervlaktetemperatuur op aarde. Logisch, gezien de voortdurende stijging van de concentratie aan broeikasgassen in de atmosfeer.

Een vergelijking tussen de observaties en de prognoses van de klimaatmodellen voor diverse scenario’s qua broeikasgasemissies kun je regelmatig op RealClimate vinden, gemaakt door Gavin Schmidt van NASA. Zo ook dit jaar, waar hij diverse datasets vergelijkt met CMIP3 modelberekeningen (zoals gebruikt voor IPCC AR4) en CMIP5 modelberekeningen (zoals gebruikt voor IPCC AR5). Het laatste jaar in de vergelijkingen van Gavin Schmidt is het jaar 2014. De grafieken op RealClimate laten zien dat de observaties duidelijk binnen de range van de modelberekeningen vallen. Gavin Schmidt concludeert uiteindelijk dan ook:

“If this is valid (and I think it is), that places the observations well within the modified envelope, regardless of which product [de verschillende observatie datasets] you favour.”

Nu 2015 bijna (qua data) halverwege is, heb ik, gedreven door nieuwsgierigheid, de gegevens van dit warme jaar tot nu toe in de grafieken van Gavin Schmidt geplaatst. Zie het groene rechthoekje in de twee grafieken hieronder. De temperatuurwaarde van 2015 ligt redelijk dicht bij het modelgemiddelde (IPCC AR4) voor het A1B scenario zoals voorspeld is in het jaar 2000 (figuur 2). De grafiek in figuur 3 bevat naast de CMIP5 berekeningen voor IPCC AR5 tevens een update van deze berekeningen. Er zijn namelijk alweer enkele jaren verstreken sinds de CMIP5 berekeningen voor AR5 zijn uitgevoerd en inmiddels is er nieuwe informatie beschikbaar over bijvoorbeeld de zonneactiviteit, vulkanische as in de atmosfeer en de concentratie broeikasgassen. Een update van de CMIP5 berekeningen op basis van deze nieuwe informatie is als stippellijn in figuur 3 weergegeven. Het groene blokje van 2015 ligt behoorlijk dicht bij de middelste stippellijn.

Figuur 2 en 3. Boven de vergelijking tussen observaties en CMIP3 modelberekeningen (IPCC AR4) voor scenario A1B. Onder hetzelfde voor CMIP5 modelberekeningen (IPCC AR5). De grijze band bevat alle mogelijke natuurlijke variaties en de onzekerheid in de berekeningen.

Wat goed is om te weten, is dat in elke individuele run van een klimaatmodel niet de exacte timing van de natuurlijke variatie zit. Ga je verschillende modelruns middelen, zoals weergeven door de middelste zwarte lijn in de grijze vlakken van figuur 2 en 3, valt de natuurlijke variatie helemaal weg. De uitschieter door de El Niño van 1998 is bijvoorbeeld niet meer zichtbaar in die zwarte lijnen. De klimaatmodellen kunnen dus een idee geven van de ontwikkeling van het klimaat onder verschillende scenario’s, niet van het weer.

Klimaatmodellen van de zogenaamde klimaatsceptici die gebaseerd zijn op fysica, op een manier die vergelijkbaar is met de CMIP3 en CMIP5 modellen, ken ik niet. Misschien heb ik iets gemist? Ik ben in het verleden wel enkele prognoses tegengekomen en uiteraard kruipt mijn bloed dan waar het niet gaan kaan. Ik heb enkele van die prognoses vergeleken met de observaties t/m mei 2015 (van HadCRUT4). Twee wat meer ‘serieuze’ prognoses zijn weergegeven in figuur 4 en 5. Figuur 4 is afkomstig uit het boek “Die Kalte Sonne” (2012) geschreven door Fritz Vahrenholt en Sebastian Lüning en figuur 5 uit een artikel van Nicola Scafetta (2012). Respectievelijk de groene en grijze lijn zijn HadCRUT4 maanddata die ik heb toegevoegd. In beide gevallen ligt de temperatuurwaarde van 2015 buiten de bandbreedte van de gegeven prognose en dat dus al enkele jaren nadat de prognose was afgegeven.

Figuur 4 en 5. Boven de prognose uit het boek “Die Kalte Sonne”, in het groen de actuele HadCRUT4 maanddata. Onder de prognose van Scafetta in het grijs de HadCRUT4 maanddata.

De grappigste prognose is van Don Easterbrook, een emeritus professor in de Geologie. Hij heeft die gepresenteerd op een bijeenkomst van het Heartland Institute in 2010 en ook Hans Labohm heeft er in zijn discussie met Bart Strengers in 2009 serieus op gewezen. Volgens Easterbrook zou ons een flinke global cooling te wachten staan. Zie figuur 6, de groene lijn zijn opnieuw HadCRUT4 maanddata die ik in de grafiek van Easterbrook heb geplaatst. Zelfs bij zijn presentatie in 2010 klopte zijn prognose al niet. Meer info over deze scherts-prognose van de Don kun je vinden op SkepticalScience.

Figuur 6. Een prognose van geoloog Don Easterbrook uit circa 2009-2010.

Ik mag die prognose van Easterbrook dan grappig vinden, het is echter wel triest dat er toch veel mensen zijn die elke onduidelijke grafiek met lijntjes die in de toekomst niet stijgen maar dalen of gelijk blijven, serieus nemen. De wetenschap vertelt ons echter een ander en grondig onderbouwd verhaal. Het zal warmer worden de komende eeuw.

Figuur 7. De prognoses voor verschillende scenario’s voor de 21e eeuw volgens het IPCC AR5 rapport.

56 Reacties op “Een warm 2015 en modelvergelijkingen/prognoses

  1. Jan Paul van Soest

    Goeie analyse, Jos.

    Tja, die ‘sceptische’ voorspellingen, goed dat je ze nog even aanhaalt. Ze laten zien dat het niet goed mogelijk is zinvolle uitspraken over de mondiale temperatuurontwikkeling te doen als men een blinde vlek heeft voor de werking van broeikasgassen.

    Die Don Easterbrook flest de boel overigens willens en wetens, bleek me tijdens het schrijven van de Twijfelbrigade, dat zal met zijn temperatuurprognoses ook wel zo zijn.

    Like

  2. Voor zo ver ik weet hebben de klimaat-sceptici nog nooit goede voorspellingen gedaan. Mocht dat wel zo zijn dan hadden we dat wel eindeloos moeten aan horen. Wat dat betreft is het spreek woord
    “de beste stuurlui staan aan wal” heel toepasselijk.

    Like

  3. Als je naar de figuren 2 en 3 kijkt krijg je toch de indruk dat ook hier de modellen last hebben van het overschatten van de temperatuur. Blijkbaar is het ook voor ”mainstream” klimatologen erg moeilijk om de toekomst te voorspellen.

    Like

  4. Bob Brand

    Beste Raymond Horstman,

    Waarom? Leg dat eens uit aan de hand van:

    — Figuur 2 waar de huidige temperaturen (het GROEN aangegeven blokje) juist bijna exact in het midden van de verdeling van CMIP3 modelruns valt;

    — Figuur 3 waar de huidige temperaturen (het groen aangegeven blokje) praktisch samenvalt met de middelste grijze stippellijn die het midden van de CMIP5 modelruns aangeeft, indien de ‘Forcing-adjusted CMIP5 mean + spread’ gebruikt wordt.

    De huidige temperaturen vallen bijna exact in het midden van de beide verdelingen van de modelruns.

    Like

  5. Bob Brand

    Zoals Jos al uitlegt, houdt het midden (!) van de modelruns overigens geen rekening met de ‘internal variability’ die er in het klimaat aanwezig is en die pas over langere perioden van ten minste 30 jaar voldoende uitmiddelt. Deze internal variability is echter wél aanwezig in de individuele modelruns — dat is zelfs de enige reden waarom deze überhaupt onderling verschillen want de forceringen zijn voor iedere individuele modelrun exact gelijk.

    Er is dan ook geen a-priori reden waarom het midden van de verdeling van de modelruns *waarschijnlijker* zou zijn dan een uitkomst aan de rand van de verdeling. Wél is het zo dat de ‘dichtheid’ van de modelruns een maat is voor de waarschijnlijkheid van de uitkomsten — maar die dichtheid (het aantal modelruns dat binnen een bepaalde temperatuur range valt) staat hier niet aangegeven, behalve dan de 95% verdeling.

    Like

  6. Heren, wees niet zo hard voor Raymond. Je moet weten dat CMIP5 simpelweg geen rekening houdt met onvoorspelbare elementen als de zon en vulkanen. Als bijvoorbeeld Yellowstone uitbarst (wat niet te voorspellen is volgens velen) dan is het logisch dat de temperatuur gaat dalen en snel het grijze vlak gaat verlaten. Wat men dan doet is de invloed van deze elementen berekenen in een gecorrigeerde versie (de stippellijntjes).

    Wel zou het leuk zijn om de nieuwe gegevens van Zharkova al toe te voegen aan CMIP5.

    Like

  7. Bob Brand

    Hoi Leo,

    Je moet weten dat CMIP5 simpelweg geen rekening houdt met onvoorspelbare elementen als de zon en vulkanen.

    Dat is dus wél het geval indien je de ‘Forcing-adjusted CMIP5 mean + spread’ benut, dat zijn inderdaad de stippellijnen in Figuur 3.

    Daar is namelijk de gemeten ‘Radiative Forcing Due to Solar Activity and Volcanic Eruptions’ benut t/m 2013. Voor de oorspronkelijke CMIP5 modelruns (de donkergrijze band in Figuur 3) liepen de metingen van zon en vulkanische aërosolen slechts tot 2010 en daarna werden er voorlopige aannames gebruikt.

    Like

  8. @Raymond

    Zoals ik in de tekst al zeg: de modellen voorspellen het klimaat, niet het weer. De grijze band rond de modelgemiddelden is eigenlijk de interne variatie en, zoals Bob al schrijft, die is wél aanwezig in de individuele modelruns. Een mooi voorbeeld daarvan kun je hieronder zien, gemaakt door Ed Hawkins. Twee simulaties, waarbij in eentje de temperatuur tijdelijk wat minder snel stijgt. Kijk je met de lange termijn bril, verdwijnt het onderscheid tussen de twee simulaties.

    @Leo
    Er is door onderzoekers wel degelijk gerekend aan de invloed van een minder actieve zon. Zie bijv. figuur 2 in dit blogstuk:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2013/11/11/voorlopig-even-geen-nieuwe-ijstijd/
    En onlangs weer een keertje door Ineson et al.:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2013/11/11/voorlopig-even-geen-nieuwe-ijstijd/#comment-13135

    Like

  9. @Bob, ik had eigenlijk moeten zeggen, er werd wel rekening gehouden met de zon en vulkanen, maar te weinig.

    Like

  10. Bob Brand

    Hi Leo,

    Het is meer een kwestie dat de korte-termijn fluctuaties in de externe forceringen van TSI (Total Solar Irradiation) en door vulkanische aërosolen niet voorspelbaar zijn.

    Over een langere periode middelen de korte-termijn schommelingen wel uit, en over langere periodes kan je dus redelijke aannames doen over de gemiddelde zonnesterkte en over de gemiddelde frequentie van grote vulkanische erupties. Er kunnen echter ook langere perioden optreden met bijvoorbeeld relatief minder vulkanische erupties dan gewoonlijk — zie het vlakke verloop van de curve tussen 1910 en ca. 1960 in plaatje (c):

    Zoals jij terecht opmerkt: in het hypothetische geval er plotseling een enorme ‘super volcano’ op Yellowstone uit zou barsten die de planeet decennialang in afkoelende zwaveldampen gaat hullen — dan maakt het de klimaatmodellen allerminst ongeldig. Die leveren immers projecties op basis van een (ruwweg) gemiddelde TSI en vulkanische activiteit.

    Indien er onverwacht een meteoroïde in zou slaan met een diameter van een kilometer of tien… kan je de klimaatmodellen niet verwijten dat hun projecties niet meer zouden ‘kloppen’. Die klimaatmodellen zijn wellicht best wel in staat om juiste projecties te leveren MITS je daarmee de effecten van de supervulkaan of die inslag van een grote meteoroïde zou modelleren. Maar de supervulkaan of meteoroïde zélf, die kan je daarmee niet ‘voorspellen’.

    Daarom zijn het projecties en geen voorspellingen.

    Like

  11. Hallo Jos,

    Ik dacht dat de mondiale CO2-uitstoot zo’n beetje volgens RCP8.5 verloopt. Moet je de waarnemingen dan niet vergelijken met dat specifieke emissiescenario? Het grijze gebied in figuur 3 is de enveloppe van alle RCP’s (2.6-8.5)? En A1B in figuur 2 is een tussenscenario; zou je hier niet moeten vergelijken met een hoger scenario (A2 of A1F1)? Ik vermoed dat het verschil dan groter wordt.

    Like

  12. Hans Custers

    Bert,

    De projecties voor de verschillende scenario’s beginnen pas vanaf zo’n beetje 2025 enigszins uiteen te lopen. Zie figuur 7 hierboven.

    Like

  13. @Bert Amesz

    Goed punt welk scenario Schmidt gebruikt. Ik heb even teruggezocht in zijn teksten, maar kan het niet vinden. Gezien het ensemble-gemiddelde is het RCP8.5, dat ligt qua T boven het gemiddelde van het A1B scenario en dat zie je ook als je de figuren 2 en 3 bekijkt. Overigens zijn de verschillen tussen de ensemble-gemiddelden van bijv. RCP 8.5 en 6.0 niet zo groot tot circa 2020.

    De mondiale CO2 emissies volgen inderdaad het RCP8.5 scenario, maar de concentratie is iets lager dan RCP8.5. Ook de andere broeikasgassen wijken wat af van dat scenario en dus ook de forceringen. O.a. daarvoor heeft Schmidt een update aan zijn grafiek toegevoegd, de stippellijnen in figuur 3. Meer info daarover in:
    http://www.nature.com/ngeo/journal/v7/n3/full/ngeo2105.html

    Er zijn goede redenen waarom de CO2 concentratie niet 1 op 1 de emissies volgt. Dat wordt uitstekend uitgelegd in het gastblog van klimaatwetenschapper Guido van der Werf:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2014/04/16/toekomstige-co2-concentraties/

    Like

  14. Bob Brand

    Beste Bert Amesz,

    Vóór het jaar 2030 zijn de verschillen in CO2-uitstoot tussen de emissie-scenario’s RCP8.5, A1FI en A1B gering. Klik op de grafiek om de verschillen te zien:

    In feite zijn de emissies volgens RCP8.5, tot ongeveer 2030, zelfs lager dan in het ‘reductiescenario’ A1B.

    Wat echter bepalend is voor het klimaat is NIET de uitstoot… maar dat zijn juist de CO2-concentratie en de concentraties van de andere broeikasgassen. De CMIP5 modelruns gebruiken de gemeten concentraties van de broeikasgassen t/m het jaar 2005 en daarna de RCP-concentraties voor hetzij RCP8.5, RCP6.0, RCP4.5 en RCP2.6.

    Voor de met stippellijnen aangegeven ‘Forcing-adjusted CMIP5 mean + spread’ projecties in Figuur 3 worden echter juist de gemeten broeikasgas-concentraties t/m 2013 benut net zoals de gemeten TSI en vulkanische aërosolen t/m dat jaar:

    http://www.nature.com/ngeo/journal/v7/n3/full/ngeo2105.html

    Like

  15. Marcel Crok

    Bob
    er is iets vreemds aan de hand met figuur 2. De grijze range daar is veel breder dan in andere vergelijkingen tussen modellen en observaties. Gavin zegt dat hij 95% van de modelrange gebruikt. Maar in zijn Nature Geoscience paper gebruikt hij zelf ook een range die veel smaller is. Daar zie je dat GISS en HadCrut4 wel degelijk aan de onderkant van de range zitten. Vergelijkbaar met wat Lucia Liljegren hier laat zien:
    http://rankexploits.com/musings/2014/temperature-compare-to-ar4/

    Zijn CMIP5 figuur lijkt overigens wel te kloppen.

    Tel daarbij op dat de range van de modeltrends sinds bv 1990 vrijwel buiten de beste schatting van de observaties ligt:

    http://rankexploits.com/musings/2014/how-or-ar5-models-doing-end-of-2013/

    Al met al tamelijk voorbarig om te concluderen dat de observaties well within the range of the models liggen…

    Overigens, interessant dat je die updates laat zien van de Kalte Sonne en van Scafetta. Het zou interessant zijn om deze post ook in het Engels te doen en hen erop te attenderen.
    Het zou ook interessant zijn om aan Gavin te vragen waarom die range zo breed is in het geval van de CMIP3 analyse.

    groet
    Marcel

    Like

  16. Bob Brand

    Beste Marcel Crok,

    er is iets vreemds aan de hand met figuur 2. De grijze range daar is veel breder dan in andere vergelijkingen tussen modellen en observaties. Gavin zegt dat hij 95% van de modelrange gebruikt. Maar in zijn Nature Geoscience paper gebruikt hij zelf ook een range die veel smaller is.

    De enige vergelijking tussen observaties en modelruns in het Nature Geoscience paper is:

    Wat je daar ziet is NIET de figuur 2 hierboven, zoals jij beweert. Figuur 2 betreft namelijk CMIP3.

    De figuur in het Nature Geoscience paper betreft echter CMIP5 en komt overeen met Figuur 3 in het bovenstaande blogstuk.

    Like

  17. Marcel,

    De CMIP3 vergelijking (figuur 2) bevat gewoon het ensemble gemiddelde en de 95% range. Als ik de A1B simulaties neem en die berekening doe, krijg ik dezelfde figuur als Gavin Schmidt.

    De bandbreedte in de CMIP5 vergelijking in figuur 3 en het Nature artikel is exact hetzelfde, wellicht zetten de verschillende assen je op het verkeerde spoor. Hieronder een overlay van een gedeelte van het nature image en figuur 3, de blauw grijze band is de combinatie van de twee.

    Je RankExploit plaatje vergelijkt de trends vanaf 1990, logisch dat die trends van de observaties lager liggen dan de modelgemiddelden als je de trends tot ca 2014 laten lopen. Het is helemaal niet “tamelijk voorbarig om te concluderen dat de observaties well within the range of the models liggen…”, een kind kan het zien als hij/zij naar de figuren 2/3 kijkt.

    Like

  18. PS Marcel,
    “Daar zie je dat GISS en HadCrut4 wel degelijk aan de onderkant van de range zitten. Vergelijkbaar met wat Lucia Liljegren hier laat zien:”
    Het image van Liljegren toont een 1 sigma range en dat is niet hetzelfde als de meer gebruikelijke 2 sigma range (95%) die Schmidt laat zien:
    https://en.wikipedia.org/wiki/68%E2%80%9395%E2%80%9399.7_rule

    Like

  19. Jos, 2015 zal wel een warm jaar worden gezien een opkomende El Nino, maar na een El Nino wordt het koeler, zoals na 1998. Verder wil je met jouw artikel laten zien dat de 3 gebruikte metingen redelijk met de modellen kloppen. Mijn eerste vraag is: waarom laat je de 2 satellietmetingen, UAH en RSS, volledig buiten beschouwing. Mijn antwoord hierop is dat dan jouw verhaal niet meer klopt. De satellietmetingen zijn natuurlijk van immens belang, aangezien deze metingen volledig dekkend zijn en begrijpelijke correcties hebben […].

    Mijn 2de vraag is waarom je altijd terugkomt op de 30 jaar. Het moge duidelijk zijn dat na 1998 de temperatuurverhogingen anders lopen dan de modellen in die tijd hadden voorspeld. Er is duidelijk een trendbreuk en statistisch gezien moet je dan afscheid nemen van de 30 jaar en bekijken wat er aan de hand is. Wij zijn nu 17 jaar na 1998 aangekomen en dan moet het duidelijk zijn dat jouw redenatie aanpassingen nodig heeft.

    Mijn derde vraag is: waarom heb je zo’n vertrouwen in de modellen, terwijl niemand weet waarom de temperatuur stagneert.

    [JH: Anton, je gebruikelijke off-topic geklets zoals over de Kleine IJstijd, het embryonale stadium en verdachtmakingen over de oppervlaktetemperaturen zijn verwijderd (d.w.z. gewijzigd in een html comment)]

    Like

  20. @Anton

    Vraag 1, waarom geen UAH/RSS.
    De belangrijkste reden is dat de klimaatmodeldata, zoals door Schmidt gebruikt, de oppervlaktetemperaturen betreffen en niet de satelliettemperaturen van de gehele lagere troposfeer met een zwaartepunt op circa 2 km hoogte. En de mensen wonen aan het oppervlak niet halverwege de troposfeer. Daarnaast is de variatie in data bij de satelliettemperaturen veel groter dan bij de oppervlaktetemperaturen, wat de onzekerheid in trends sterk doet toenemen. Carl Mears van RSS zei het volgende over de twee soorten datasets:
    “A similar, but stronger case can be made using surface temperature datasets, which I consider to be more reliable than satellite datasets (they certainly agree with each other better than the various satellite datasets do!). “
    Over de recente updates in NOAA’s NCEI dataset en de (forse) updates in de UAH dataset zie:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2015/06/24/to-pause-or-not-to-pause/

    Vraag 2, de 30 jaar / trendbreuk.
    Zie de tekst van het blogstuk over die 30 jaar en de vergelijking met de modellen. Heb je het stuk eigenlijk wel gelezen?
    Er is geen sprake van een trendbreuk, zie onderstaande image van GISTEMP (data 19-07-2015). De blauwe lijn is de trend van 1970 – 2000. De rode lijn is die trend doorgetrokken en de stippellijnen geven het 95% onzekerheidsinterval aan.

    Vraag 3, het vertrouwen in de modellen.
    De klimaatmodellen zijn natuurlijk niet perfect, maar i.t.t. de getoonde ‘sceptische’ prognoses zijn ze gebaseerd op fysica. Die fysica vertelt ons dat het warmer zal worden, een logisch gevolg van toenemende broeikasgasconcentraties.
    Als laatste: de oppervlaktetemperatuur stagneert daarbij niet vanaf 1998, maar neemt duidelijk toe.

    Like

  21. Satellieten meten niet eens temperatuur en hebben nogal last van waterdamp. In een opwarmende wereld is dat laatste een steeds groter probleem voor de nauwkeurigheid van de metingen.

    Heel informatief.
    https://en.wikipedia.org/wiki/Satellite_temperature_measurements

    En deze is niet te versmaden.

    http://www.theguardian.com/environment/climate-consensus-97-per-cent/2015/mar/25/one-satellite-data-set-is-underestimating-global-warming

    Like

  22. Hans Custers

    Jos,

    Alle bewondering voor het geduld dat je opbrengt om het Anton Bakker nog maar ’s een keer uit te leggen. Terwijl al die zaken hem al tientallen, zo niet honderden keren zijn verteld.

    Maar goed, Anton vindt correcties in satellietmetingen veel begrijpelijker dan die in oppervlaktemetingen. Ik vermoed dat hij de enige persoon ter wereld is die er zo over denkt, want het meten van de temperatuur met een satelliet die 700 km boven de aarde hangt is oneindig veel ingewikkelder dan een thermometer aflezen en daarna de data corrigeren voor relatief eenvoudige zaken als het tijdstip van aflezen, verplaatsingen van stations, wijzigingen in apparatuur of de gebleken verschillen tussen metingen van schepen en boeien.

    Maar als Anton die correcties van satellietdata zo veel begrijpelijker vindt kunnen we daar misschien nu gebruik van maken om hem te vragen uit te leggen waarom Spencer en Christy van UAH in hun nieuwste versie van hun data de lage troposfeer een stukje naar boven hebben verschoven. Ik heb nog geen uitleg gezien waarom dat nodig is. Dus, Anton, bewijs dat je niet zomaar wat roept en deel je grote inzicht hierover met ons!

    Like

  23. Bob Brand

    Hi Hans,

    Je zegt terecht: “… want het meten van de temperatuur met een satelliet die 700 km boven de aarde hangt is oneindig veel ingewikkelder dan een thermometer aflezen …

    Niet alleen dat, bij deze satelliet-bepalingen dient er eerst een compleet klimaatmodel losgelaten te worden op de microgolf ‘luminosities’ hoger in de troposfeer (en in de stratosfeer) om de metingen om te rekenen naar een schatting van de verandering in oppervlaktetemperaturen. In zo’n model spelen dan aannames over de veranderende lapse rate in de troposfeer een belangrijke rol, zoals je eerder al beschreven hebt in:

    Hans Labohm vindt de projecties van de klimaatwetenschap te optimistisch

    Dergelijke aannames — hoe de lapse rate verandert die het temperatuurverschil tussen het oppervlak en de gemeten hoogtes in de troposfeer beschrijft — worden dan een onderdeel van deze RSS/UAH resultaten en bijvoorbeeld UAH heeft NOOIT openbaar gemaakt hoe hun model, en deze aannames, in elkaar zitten…

    Toen John Christy er vele jaren geleden naar gevraagd werd (in een verklaring voor het Congres), was zijn excuus dat het “spaghetti-code” zou zijn en toch niemand het kon ontcijferen. Het is inmiddels ruim 7 jaar later en nog stééds heeft UAH niet gepubliceerd hoe Spencer & Christy e.e.a. omrekenen naar oppervlaktetemperaturen. Nog altijd last van ‘spaghetti-code’?

    Like

  24. @Bert Amesz

    Ik heb bij Gavin Schmidt nagevraagd welk RCP scenario hij heeft gebruikt voor zijn grafiek die je hier in figuur 3 ziet. Het is het RCP4.5 scenario.

    Zoals gezegd, welk scenario ook gebruikt is, het maakt bar weinig uit daar de verschillen tussen die modelgemiddelden voor de RCP scenario’s nogal klein zijn tot circa 2020. Je kunt dat zelf controleren via de KNMI Climate Explorer:
    http://climexp.knmi.nl/cmip5_indices.cgi?id=someone@somewhere
    Overigens geeft Schmidt aan dat het aantal modelruns die hij gebruikt heeft afwijken van de KNMI Climate Explorer, je zult dus een ietwat andere spread vinden.

    Like

  25. Jos, dank, de verschillen zijn idd klein tot 2020. Enkele opmerkingen:

    1. De CMIP5-trend vanaf 2000 bedraagt 0,22 ᵒC per 10 jaar. Dat is grofweg 3 tot 4 maal zo hoog als de gemeten trend (Hadcrut4). Dat constateerde IPCC ook al;

    2. Dat grijze gebied in figuur 3 heeft betrekking op jaarlijkse/incidentele uitschieters naar boven of beneden t.o.v. het gemiddelde. Daar is hier geen sprake van: de waarnemingen zitten al 15 jaar stelselmatig onder het gemiddelde.

    3. Dat je een voorschotje neemt op een warm (El Nino) 2015: prima. Maar dan moet je ook al vast een voorschotje nemen op een wat koeler (La Nina) 2016.

    Dat de waarnemingen ‘consistent zijn met IPCC’s modelprojecties’ (jullie twitterbericht), wil er bij mij niet in.

    Like

  26. Bob Brand

    Beste Bert Amesz,

    N.a.v. je opmerkingen:

    1) De oorspronkelijke CMIP5 modelruns waren gebaseerd op geschatte forceringen uit de RCP scenario’s vanaf het jaar 2005, niet op het daadwerkelijke verloop van:

    — TSI, de zonnesterkte die de laatste cycli aanzienlijk gedaald is;
    — vulkanisme;
    — de GHG concentraties.

    Juist daarom hebben Gavin Schmidt en collega’s de CMIP5 modellen opnieuw gedraaid, maar nu met het werkelijke (gemeten) verloop van deze forceringen sinds 2005. Dan krijg je dus ook andere trends vanaf 2000. Zie met name de centrale stippellijn in Figuur 3:

    2) Het grijze gebied is de spreiding (de centrale 90%) van alle oorspronkelijke modelruns.

    Het is niet juist om te beweren dat dit de “jaarlijkse/incidentele uitschieters” zijn. In principe zijn alle uitkomsten binnen het grijze gebied even waarschijnlijk — je zou verwachten dat ca. 10% van de observaties buiten deze centrale 5% – 95% range vallen. Dat gebeurde ook even in 2011.

    3) Er is al een ‘voorschot’ genomen op een dubbele La Niña. De jaren 2010-11 en 2011-12 waren namelijk beide La Niña jaren. De oppervlaktetemperaturen zijn nog aan het herstellen van deze ongebruikelijke dubbele La Niña.

    Resumerend: als je wil beoordelen of de observaties consistent zijn met de CMIP5 modellen, dan is het van belang of de uiteindelijk gerealiseerde temperatuurstijging (het GROENE balkje in figuur 3) binnen de range valt die de modellen projecteren op basis van de werkelijke forceringen.

    Daartoe moet je dus kijken of het groene balkje tussen de beide buitenste stippellijnen valt. Niet alleen is dat het geval — maar ook valt het groene balkje bijna precies samen met de middelste stippellijn, de ‘Forcing-adjusted CMIP5 mean’.

    Like

  27. Hans Custers

    Bert

    Dat grijze gebied in figuur 3 heeft betrekking op jaarlijkse/incidentele uitschieters naar boven of beneden t.o.v. het gemiddelde. Daar is hier geen sprake van: de waarnemingen zitten al 15 jaar stelselmatig onder het gemiddelde.

    Wat is er eigenlijk geworden van de AMO en de PDO? Je weet wel, die oscillaties over meerdere decennia die je in het verleden te pas en te onpas opvoerde als verklaring voor van alles. Bestaan die ineens niet meer, en is er nu alleen nog maar jaar-tot-jaar variabiliteit in het klimaat?

    Like

  28. Spijker op z’n kop, Hans. Variaties in warmteopname/afgifte als gevolg van natuurlijke (multi)decadal ocean variability (AMOC, AMO, PDO, etc) is de reden waarom de waarnemingen achterblijven bij de modelprojecties, ook na de correcties van Gavin Schmidt.

    Maar ja, zolang jullie blijven ontkennen dat er sprake is van een verschil….

    In de periode 1975-2000 (en 1910-1940) was het omgekeerde het geval: versterkte warmteafgifte.

    IPCC houdt overigens ook rekening met model response errors.

    Like

  29. cRR Kampen

    “In de periode 1975-2000 (en 1910-1940) was het omgekeerde het geval: versterkte warmteafgifte.” – en kennelijk in 2000-2010 weer verzwakte warmteafgifte en tóch het warmste decennium van de hele reeks. Zoals het nu lopende decennium ook weer de warmste van allemaal wordt, met een iets groter verschil weer.
    Daar is inderdaad niks cyclisch aan, maar dat is er ook niet aan de toename van de CO2.

    Like

  30. Hans Custers

    Maar ja, zolang jullie blijven ontkennen dat er sprake is van een verschil….

    Stropop. Waar het om gaat is dat die interne variabiliteit meegenomen wordt in het onzekerheidsinterval. Dat onzekerheidsinterval heeft dus betrekking om meer dan alleen “jaarlijkse/incidentele uitschieters naar boven of beneden t.o.v. het gemiddelde” zoals jij vanochtend beweerde. Vraag: ben je het er mee eens dat die bewering van je onjuist was?

    Like

  31. @Bert Amesz

    “De CMIP5-trend vanaf 2000 bedraagt 0,22 ᵒC per 10 jaar. Dat is grofweg 3 tot 4 maal zo hoog als de gemeten trend (Hadcrut4). Dat constateerde IPCC ook al”

    Met ‘de CMIP5 trend’ bedoel je natuurlijk de trend van het modelgemiddelde. Ten eerste zijn de forceringen van de scenario’s hoger dan ze in werkelijkheid zijn geweest. Iets dat blijkbaar maar niet tot je doordringt. Ten tweede is de dekking van HadCRUT4 niet hetzelfde als bij de modeldata en leidt tot een onderschatting van de trend, zie Cowtan & Way 2014. Ten derde is alles binnen de grijze band van figuur 3 een mogelijke realisatie van het daadwerkelijke temperatuurverloop binnen zo’n scenario en daar passen de observaties dus gewoon in. Er is niets geks aan lage korte termijn trends in een opwarmende wereld, lees bijv. Easterling & Wehner 2009 of Meehl 2011/2013 en bekijk de animatie van Ed Hawkins hierboven nog een keertje.
    Het IPCC constateerde overigens ook het volgende:
    “Internal variability thus diminishes the relevance of trends over periods as short as 10 to 15 years for long-term climate change (Box 2.2, Section 2.4.3).”
    Jij kent daarentegen een groot gewicht toe aan de weing relevante korte termijn trends.

    “Dat je een voorschotje neemt op een warm (El Nino) 2015”

    Niks ‘voorschotje’. Er bestaat gewoon een behoorlijke kans dat 2015 nog een stuk warmer zal worden dan tot nu toe het geval is. De MEI index bijv. is pas vanaf de maand mei echt opgelopen en dat werkt met een vertraging van circa 4 maanden door in de oppervlaktetemperatuur. En ja 2016 zal mogelijk weer wat koeler zijn dan 2015.

    “In de periode 1975-2000 (en 1910-1940) was het omgekeerde het geval: versterkte warmteafgifte.”

    Voor 1975-2000 is dat in ieder geval onzin, want strijdig met de wet van behoud van energie. En dat is je al tig keer verteld. In die periode is de warmte-inhoud van het gehele klimaatsysteem toegenomen. Er is helemaal geen zogenaamde ‘versterkte warmteafgifte’.
    Het IPCC concludeert trouwens óók dat de bijdrage van de natuurlijke variatie aan de opwarming over 1951-2010 circa 0 °C bedraagt. Over die periode doen je AMOC/AMO/PDO dus gewoon niet mee. Zie figuur 4+5 en beschrijving in:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2014/10/09/jazeker-hebben-wij-mensen-voor-opwarming-gezorgd/

    Like

  32. Strijdig met de wet van behoud van energie? Natuurlijk niet. Als de warmte-inhoud van het totale klimaatsysteem toeneemt, wil dat niet zeggen dat alle componenten altijd in dezelfde mate toenemen. Extra afgifte vanuit de oceaan heeft significante gevolgen voor de atmosferische temperatuur, terwijl een dergelijk dipje in de oceaan niet meetbaar is gezien het enorme verschil in warmtecapaciteit (factor 1000). En vice versa.

    Like

  33. @Bert Amesz

    Niet alleen is de warmte-inhoud van het totale klimaatsysteem toegenomen, zeker die van de oceanen over de jaren die je noemt. Er kan dus geen sprake zijn van een ‘versterkte warmteafgifte’, dat is strijdig met de wet van behoud van energie: de oceanen hebben netto warmte opgenomen.
    Je zou kunnen stellen dat er wat meer of wat minder warmte is opgenomen door de oceanen, maar dat doe je niet. Je spreekt exliciet van ‘versterkte warmteafgifte’ en dat is onzin. En zoals gezegd: Dat is je al tig keer verteld.

    Like

  34. Hans Custers

    Overigens, over voorschotjes op El Niño gesproken, de huidige El Niño is nog maar net begonnen. De toestand van de ENSO van nu is dus (min of meer) vergelijkbaar met de zomer van 1997. En we weten wel wat er daarna gebeurde. Een voorschot nemen op een La Niña in 2016 lijkt me dan ook bijzonder voorbarig, omdat het absoluut niet ondenkbaar is dat de eerste helft van 2016 nog veel warmer uit zal vallen dan de eerste helft van dit jaar.

    Like

  35. Marcel Crok

    Bob, Jos
    dank voor jullie uitleg; klopt inderdaad dat IPCC en dus Lucia 1 sigma gebruikten in plaats van 2 sigma en ik was inderdaad een beetje op het verkeerde been gezet door de net iets andere verticale schalen die gebruikt waren in de CMIP3 en de CMIP5 vergelijking. Dus de grafieken zijn in ieder geval correct.
    Dus het komt aan op de interpretatie en hoe het zich verhoudt tot trends (feit is en blijft dat de modeltrends over de laatste 35 jaar 50% boven de waargenomen trends liggen) en zoals anderen ook al opmerkten hoe het zich verhoudt tot andere datasets zoals bv de troposfeer, maar ook hoe je bijvoorbeeld kunt verklaren dat CMIP5 modellen gemiddeld twee keer zoveel opwarming geven voor de global SST dan waargenomen:

    gr Marcel

    Like

  36. Marcel Crok

    cRR Kampen
    bespaar me dat soort teksten;
    Ik kijk uit naar jouw vergelijking van de global SST en CMIP5.

    Like

  37. Hans Custers

    Marcel Crok,

    De strekking van Jos zijn stuk is dat waarnemingen binnen het onzekerheidsinterval van klimaatmodellen vallen. Als je aan wil tonen dat dat niet klopt, neem dan op zijn minst de moeite om met een plaatje te laten zien waar dat onzekerheidsinterval in te zien is. Of moeten Bob of Jos dat maar weer allemaal uitzoeken?

    Overigens: als Tisdale het CMIP5 mulit-model ensemble mean vergelijkt met de SST (zoals er boven zijn plaatje staat) vergelijkt hij appels met peren: de temperatuur van het zeeoppervlak met projecties van de wereldtemperatuur. Het lijkt me evident dat schommelingen in SST relatief groot zijn omdat de interne variabiliteit van het klimaat zich immers in de oceanen afspeelt. (Iets vergelijkbaars geldt voor satellietmetingen van de lage troposfeer: die blijken gevoeliger voor interne variabiliteit dan oppervlaktemetingen).

    Kortom: een plaatje zonder onzekerheidsinterval bewijst niet dat waarnemingen buiten het onzekerheidsinterval vallen. En appels met peren vergelijken bewijst als helemaal niets.

    Like

  38. cRR Kampen

    “… bespaar me dat soort teksten” – waarom? Het gaat allang niet meer van één kant komen, hoor. Dus bespaar ons alsjeblieft Bob Tisdale. Of mag ik nu uitkijken naar jouw debunk van die figuur van hem? Mag anders Hans Custers een bedankje van je verwachten daar hij het geval zojuist nog eens even heeft uitgelegd?

    Like

  39. @Marcel

    “Dus het komt aan op de interpretatie en hoe het zich verhoudt tot trends..”

    Nee dus.
    Kijk naar figuur 3 in het blogstuk. Het is duidelijk dat de observaties binnen de mogelijke range van klimaatmodellen vallen en al helemaal binnen de berekeningen met de update van de forceringen. Er is dus een bepaalde timing van de natuurlijke variatie mogelijk binnen de modeluitkomsten die overeen kan komen met de waarnemingen.
    Iedereen die ooit iets met lineaire regressie heeft gedaan, kan in figuur 3 zien dat de trend van de observaties vanaf 1990 een stuk lager ligt dan de trend van het ensemble gemiddelde vanaf 1990. Logisch noemde ik dat eerder. Als je dat niet ziet, wil ik best een plaatje voor je maken waar dat uit blijkt en dat niet appels met peren vergelijkt zoals je grafiek van Tisdale.
    Zo’n lagere trend van een bepaalde realisatie binnen de modeluitkomsten is niets geks, maar behoort dus óók gewoon tot de mogelijkheden, zie bijv. Easterling & Wehner en Meehl 2011/2013. Meer info ook in:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2014/09/21/klimaatmodellen-en-de-tijdmachine-van-meehl/

    Ik stel voor dat je opnieuw een keer naar de animatie van Ed Hawkins hierboven kijkt. Zijn simulatie #1 hééft een lagere trend van circa 1990 tot 2015, ongeveer vergelijkbaar met de huidige observaties. Betekent dat automatisch dat de uiteindelijke opwarming lager zal zijn? Duidelijk niet, in 2050 zitten beide op hetzelfde hoge niveau. Je laat je (bewust?) in de luren leggen door de korte termijn variaties.

    “..hoe het zich verhoudt tot andere datasets zoals bv de troposfeer”

    Zie mijn reactie en die van Hans richting Anton Bakker:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2015/07/18/een-warm-2015-en-modelvergelijkingenprognoses/#comment-13243
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2015/07/18/een-warm-2015-en-modelvergelijkingenprognoses/#comment-13245
    Hieronder een visualisatie van de onzekerheid in de trends vanaf het beroemde jaar 1998. Het trekken van (verregaande) conclusies over dergelijke korte periodes uit de satellietdata is onzinnig.

    Like

  40. Jos, je zegt dat ‘versterkte warmteafgifte’ vanuit de oceaan strijdig is met de wet van behoud van energie. Ik ben dat niet met je eens. Voorbeeld: AMOC. Die transporteert door de tropenzon opgewarmd oceaanwater naar de noordelijke Atlantic en staat onderweg warmte af aan de atmosfeer. Die warmteafgifte is echter niet constant. Hij varieert als gevolg van (o.a.) natuurlijke (multi)decadal verandering in de circulatie van zowel oceaan als atmosfeer. Een ‘versterkte warmteafgifte’ heeft meetbare gevolgen voor de atmosferische temperatuur. In theorie vlakt de opwarmingstrend in de ‘world ocean’ dan iets af. Maar door het enorme verschil in warmtecapaciteit (en door beperkte meetgegevens), is dat effect nauwelijks vast te stellen. Ergo: versterkte warmteafgifte is niet in strijd met de wet van behoud van energie.

    Like

  41. “Eerder dit jaar liet ik al weten dat ik me niet alleen meer op klimaat wil richten. In het klimaatdebat liggen immers toch alle kaarten op tafel.”(DS)

    Marcel Crop, als alle kaarten op tafel liggen is het spel gespeeld: is dat de reden waarom je nu je pijltjes richt op de medische wetenenshap?

    Like

  42. Bert Amesz,

    Beetje late reactie van mij, maar hierbij nog een keer: Je schrijft dat in 1975-2000 er sprake is van versterkte warmteafgifte. In die periode hebben de oceanen netto geen warmte afgegeven maar juist opgenomen. Jij doet voorkomen of er netto warmte is afgegeven en dat is onzin.
    En ik wil je tevens met alle plezier nogmaals herinneren aan het feit dat het IPCC heeft geconcludeerd dat over 1951-2010 de bijdrage van de natuurlijke variatie, je AMOC/AMO/PDO et cetera, aan de opwarming circa 0 °C bedraagt.

    Like

  43. Pingback: A warm 2015 and model –data comparisons | My view on climate change

  44. Jos,
    juli 2015 was in Italia extreem warm: + 3,6º C. t.o.v. het juli-gemiddelde van afgelopen 30 jaar. Sinds de metingen (sinds 1800) in Italia de heetste juli-maand ooit. Bron: Istituto di Scienze dell’Atmosfera e del Clima del Cnr (CNR-ISAC) di Bologna; weergegeven door mijn plaatselijke weerman http://www.meteovalleditria.it/caldo-ma-con-un-po-di-vento/

    Hier ter plekke was het juli 2015-gemiddelde 27º C met 15 dagen > 32º C.. Het is te merken. Niet eerder moesten we hier water-tankwagens in de wijngaarden laten aanrukken. En niet eerder moesten we 100 m. achter de branding van de opgewarmde Adriatico doorzwemmen om de eerste vissen te zien. Anecdotische info, dat is waar. Maar Bologna geeft context:

    “Dal nostro grafico sovraimpresso, infine, spiace constatare l’innegabile linea di tendenza al rialzo della temperatura, su base trentennale.”
    Vertaald: “Het grafiekje hierboven laat helaas een niet te ontkennen opwaartse tendens van de temp zien over de afgelopen 30 jaar.

    En die context op haar beurt correleert met de context die je in je blogstuk aangeeft. Overigens, niet “komende eeuw” zoals je eindigt maar nog deze eeuw : (

    Like

  45. Hoi Goff,
    Inderdaad bedoelde ik natuurlijk deze eeuw, gek dat ik daar gewoon bij voortduring overheen heb gelezen.
    Die grafiek van de T in Locorotondo (mooie stad zo te zien) laat zeker een keurige stijgende trend zien, maar er zijn toch vast figuren die zullen proberen om dat te ontkennen.
    Gr, Jos

    Like

  46. Juli 2015 was mondiaal weer #1 der julimaanden, en mogelijk #1 aller maanden.

    Like

  47. Ik woon in Zuid Afrika, en onze Juli maand was net zoals alle vorige Juli maanden. Niet warmer of kouder. Ik heb ’n mooie privé thermometer aan mijn huis: 60m3 zwembad waarvan ik de temp grafiek bijhou. De variatie gaat van 26-27 °C in de zomer (Jan) naar 10-11 °C in de winter (Juli), ’n sinus-achtige kurve die eruit ziet zoals de Arctische ijs oppervlakte in km2. Jaar na jaar zo goed als hetzelfde verloop. Deze Juli was het minimum weer gewoon 11°C. Gewoonlijk is by 1 Sep de temp terug by 15°C maar is nu (9 Sep) nog maar 14.5 °C (wel binnen de spreiding). Wat ons betreft is Julie geen record. Lijkt mij jullie bespreken lokaal weer, niet klimaat.
    Geert F de Vries, Pretoria, 9 Sep 2015

    Like

  48. Beste Geert F. de Vries,

    Het lijkt me dat uw zwembad (op z’n best) het lokale weer vertegenwoordigt.

    Hierbij het mondiale klimaat over de maanden januari t/m juli (op het land). Zie de uitschieter over de eerste 7 maanden van 2015:

    Ik neem aan dat uw zwembad zich ook op het land bevindt. 🙂

    Like

  49. @Geert de Vries

    “Jaar na jaar zo goed als hetzelfde verloop.”
    Niet ‘jaar na jaar’, ook in Zuid-Afrika is het warmer geworden. Volgens Berkely Earth is de opwarming in Zuid-Afrika +0.93 °C/eeuw sinds 1910:
    http://berkeleyearth.lbl.gov/regions/south-africa

    Like

  50. Cees Hoedemakers

    Om de hele zaak wat meer in een global perspectief te zien is het mischien verstandig om ons wat meer te richten op publicaties van mensen zoals: Tim Ball PhD, die een interessant boek heeft geschreven genaamd “The Deliberate Corruption of Climate Science”. Ik citeer:
    “I watched my chosen discipline-climatology- get hijacked and exploited in service of a political agenda, watched people who knew little or nothing enter the fray and watched scientists become involved for political or funding reasons – willing to corrupt the science, or, at least ignore what was really going on. The tale is more than a sad story because it set climatology back thirty years and damaged the credibility of science in general.”
    Verder is een ook een leuk boek van Dr John Abbot genaamd “Climate Change: The Facts”. een compulatie van comentarren van diverse climate sceptics van velerlei pluimage.

    Like

  51. Beste Cees,
    Wat dat citaat met dit blogstuk te maken heeft, ontgaat mij volledig.
    Heb je behalve verwijzigingen naar deze zogenaamde ‘sceptici’ ook daadwerkelijk iets te melden of te vragen over de inhoud van het blogstuk?

    Like

  52. Cees Hoedemakers

    Jos en Bob e.a.
    Het gaat niet over de juiste of foute blog. Het gaat erom dat in jullie blogs te veel wordt gereageerd op Nederlandse ontwikkelingen en kommentare. Daarom leek het mij wel leuk om een andere wat meer globaal gtintewind te laten waaien door de schuttersputjes atmosfeer. In welke blog dat terecht komt is m.i. Niet zo van belang. Mijn aandacht is veel meer gericht op fundamentele zaken zoals aangegeven door Ball en Abbot e.a.
    Op basis daarvan hoopte ik jullie kennis te laten nemen van mening van anders denkenden en daardoor wat meer nuance aan te brengen in de discussie of er daadwerkelijk wetenschap (woord en weerwoord) wordt bedreven in het IPCC en aanverwante instanties.
    Jammer genoeg moet ik uit je antwoord concluderen dat er weinig kans bestaat dat je genoemde werken zult doornemen.
    Groet

    Like

  53. Cees,

    De meeste blogstukken alhier gaan juist over mondiale klimaatwetenschappelijk gerelateerde zaken en ontwikkelingen zoals bijv. dit blogstuk.

    Je citaat van Tim Ball is een beschuldiging waarvoor het bewijs ontbreekt en de interesse om op dat soort zwartmakerij in te gaan ontbreekt inderdaad volledig. Het boek van Abbot waar je naar verwijst is eveneens onmogelijk serieus te nemen, met bijv. bijdragen van Anthony Watts en Joanna Nova. De kans dat ik die zogenaamde ‘werken’ ga doornemen is dus helemaal nul i.p.v. weinig.

    Indien je interessante wetenschappelijke artikelen aan de orde wilt stellen, of opmerkingen of vragen hebt die geen relatie met een blogstuk hebben, dan kun je terecht bij de laatste open discussie:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2015/05/09/open-discussie-voorjaar-2015-2/
    Dat houdt de discussie bij een blogstuk meer on-topic.

    Like

  54. Cees Hoedemakers

    Jos

    Je geeft aan dat je de inhoud van beide boeken kent. Tegelijkertijd geef je aan deze werken niet te willen doornemen. Hoe valt dit nou met elkaar te rijmen?

    [JH: beschuldigingen zijn als verwijderd als html-comment]

    Like

  55. Gavin Schmidt heeft onlangs op twitter twee updates gepubliceerd van zijn grafieken zoals de twee in figuur 2 in het blogstuk.
    Het door mij toegevoegde groene blokje ligt aan de ondergrens van de uiteindelijke temperatuuranomalie van 2015. Zoals bekend is de tweede helft van 2015 nogal warm geweest.

    Like

Plaats een reactie