Categorie archief: Extreem weer

Hogere steun voor klimaatbeleid door attributie van extreem weer, niet door blootstelling

Kan het toeschrijven van extreem weer aan klimaatverandering, of de blootstelling aan deze extremen, een indicator zijn voor steun voor klimaatbeleid? Dat is precies de vraag die een nieuwe studie in Nature Climate Change heeft onderzocht. Wat blijkt? De mate waarin men extreem weer aan klimaatverandering koppelt, is een voorspeller voor steun voor (meer) klimaatbeleid. Blootgesteld worden aan een weersextreem is dat echter niet altijd. Wachten op een grote ramp en hopen dat mensen dan massaal in actie komen, zo werkt het dus niet. Het opschroeven van klimaatgeletterdheid is juist wel belangrijk als we willen dat de steun voor klimaatbeleid toeneemt.

Grote steun voor klimaatbeleid

Vorig jaar schreef ik hier over een onderzoek dat liet zien dat we wennen aan warmer weer: het zogenaamde shifting baselines syndroom. Dat ging vooral over het feit dat we niet goed in staat zijn om de geleidelijke veranderingen in het gemiddelde weer door te hebben. Ik vroeg me toen ook af: hoe zit dat met extreem weer door klimaatverandering? Als we een ongekend weersextreem meemaken, zullen we dat niet gauw vergeten. Kan dat ook steun voor meer klimaatbeleid aanwakkeren? Lange tijd dacht ik dat we in Nederland misschien wel massaal in actie zouden komen voor een leefbaar klimaat als ons land een ongekende klimaatramp zou overkomen. Maar toen er na de ontwrichtende overstromingen in Limburg, België en Duitsland in 2021 – de op één na duurste natuurramp dat jaar – nog steeds geen grootschalig actieplan werd opgezet, begon ik me toch achter de oren te krabben.

Het meemaken van extreem weer lijkt wel het beschouwen van klimaatverandering als een risico te vergroten, maar onderzoek specifiek over de connectie met steun voor klimaatbeleid is schaars, en richt zich vaak op regio- of landniveau. De nieuwe studie biedt echter een grootschalig onderzoek over deze relatie op basis van een enquête onder meer dan 70.000 personen verspreid over 68 landen. Daarbij nemen ze bovendien een best relevante dimensie mee: de mate waarin mensen extreem weer aan klimaatverandering koppelen, wat ‘subjectieve attributie’ wordt genoemd. Relevant, want mensen die extreme weersomstandigheden toeschrijven aan klimaatverandering houden zich vaker bezig met klimaatactie, zo suggereren deze en deze studies.

De studie laat eerst zien dat een (grote) meerderheid van de mensen überhaupt (meer) klimaatbeleid steunt, zoals de figuur hieronder laat zien. Dat is in lijn met andere studies, onder meer de VN Peoples’ Climate Vote, waar ik eerder op de blog wel eens aandacht aan heb besteed. Dat is ondertussen misschien geen ‘nieuws’ meer, maar wel iets dat belangrijk is om te blijven herhalen. Vooral ook omdat er in de politiek en aan de talkshowtafels nog wel eens wordt beweerd dat er te weinig draagvlak zou zijn voor klimaatbeleid. Daarnaast onderschatten we systematisch de mate waarin andere mensen klimaatbeleid steunen. Het herhalen dát er grote steun is, is dus best belangrijk, zeker als we willen dat die steun tot daadwerkelijke acties en beleid leiden.

De steun voor klimaatbeleid is in de meeste landen vrij groot. Figuur van Cologna et al. (2025)
Lees verder

Hoe klimaatverandering de hittegolf in de Atlantische Oceaan van 2023 versterkte

Dat de afgelopen jaren op wereldschaal extreem warm waren, zal geen nieuws zijn voor de bezoekers van ons blog. Dat El Niño daar veel te maken had, evenmin. Maar El Niño was niet de enige oorzaak. Een opvallende mariene hittegolf die zich in het voorjaar van 2023 ontwikkelde in de Noordelijke Atlantische Oceaan speelde ook mee, evenals een sterke afname van het zee-ijs rond Antarctica. En natuurlijk de doorgaande uitstoot van broeikasgassen en afname van de uitstoot van aerosolen. Een artikel dat onlangs verscheen in Nature Communications gaat dieper in op de warmte in de Atlantische Oceaan. Het onderzoek concludeert dat de hittegolf het gevolg is van een patroon van interne variabiliteit in de oceaan, maar dat de opwarming van de aarde de hoge temperatuur versterkt. Zonder de menselijke invloed op het klimaat waren de temperaturen van het zeeoppervlak die zich voordeden in de zomer van 2023 zo goed als onmogelijk geweest.

Maandgemiddelde temperatuurafwijking (t.o.v. 1991-2020) in de noordelijke Atlantische Oceaan voor de periode januari 1982 – oktober 2024. Bron: Climate Reanalyzer.

Het ligt voor de hand dat hittegolven warmer worden als de aarde in zijn geheel opwarmt. Maar niet alleen de stijging van de gemiddelde mondiale of regionale temperatuur heeft invloed. Terugkoppelingen aan het aardoppervlak of in de atmosfeer kunnen hittegolven nog intenser maken. Dat geldt voor hittegolven boven land, en ook voor die in de oceaan.

In de oceaan speelt stratificatie een belangrijke rol: het feit dat warm water aan het oceaanoppervlak lichter is dan het koudere, diepere water. De warme laag aan het oppervlak blijft daardoor boven drijven en er sijpelt maar weinig warmte door naar de diepte. Hoe groter het temperatuurverschil tussen het zeeoppervlak en de laag daaronder, hoe sterker dat effect. Heb je eenmaal een warme bovenlaag, dan houdt die zichzelf in stand. Zo kan een mariene hittegolf ontstaan. Opwarming van het klimaat leidt tot meer stratificatie, omdat het oceaanoppervlak sneller opwarmt dan diepere lagen. Volgens het onderzoek in Nature Communications heeft dit de mariene hittegolf van 2023 ongeveer 20% intenser gemaakt. Klimaatverandering maakte het extreem dus extremer, maar de warmte ontstond vanuit interne variabiliteit.

Lees verder

Een spagaat op waterstaat (over het klimaat)

Minister Hermans (van Klimaat en Groene Groei) kreeg afgelopen week schriftelijke vragen uit de Kamer, vanwege uitspraken die haar collega Madlener (van Infrastructuur en Waterstaat) eerder had gedaan in een vergadering met de Kamercommissie voor I&W. Madlener kreeg daar de vraag of hij bereid is ‘desinformatie over water, overstromingen, klimaatadaptatie en waterbeheer’ actief te ontkrachten, als dat nodig is. Die vraag beantwoorden leek een lastige evenwichtsoefening voor Madlener. Hij wekte de indruk dat hij zich aan de ene kant wilde laten zien als verantwoordelijke minister, die niks moet hebben van misinformatie, en die de wetenschap serieus neemt. Terwijl hij aan de andere kant zijn eigen partij en coalitiegenoot BBB niet teveel voor het hoofd wilde stoten. (Kamerlid Vermeer van de BBB had kort daarvoor in een talkshow nog verwezen naar misinformatie over verwijderde dammen, die zogenaamd bijgedragen zouden hebben aan de ernst van de overstromingen in Valencia.) Geen eenvoudige opgave, zelfs voor iemand die retorisch best handig is.

Het verband tussen extreme neerslag en klimaatverandering

De vragen gaan vooral over het verband tussen overstromingen door extreme neerslag en klimaatverandering. Madlener draaide in zijn antwoorden om de hete brei heen. In hoeverre hij erkent dat dat verband er is, bleef dus onduidelijk. De vragenstellers erkennen dat verband natuurlijk wel, maar formuleren het ongelukkig: ‘Onderschrijft u dat de overstromingen in Valencia dus wel één-op-één te koppelen zijn aan klimaatverandering?’ Ik denk niet dat klimaatwetenschappers het zo zouden zeggen. Want die overstromingen zijn ook weer niet volledig toe te schrijven aan klimaatverandering. Wel zijn er op meerdere manieren verbanden te leggen:

  • Een logisch verband. Dat volgt uit simpele natuurkunde. De hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten neemt exponentieel toe met de temperatuur. In een warmer klimaat verdampt er daardoor meer water en dat water komt weer naar beneden als neerslag.
  • Een statistisch verband, zoals dat voor de overstromingen in Valencia is gelegd door World Weather Attribution. Zij constateren dat de kans op dit soort extreme neerslag in de regio is verdubbeld en dat de intensiteit met 12% is toegenomen door de opwarming van het klimaat.
  • Een mogelijk verband via atmosferische circulatie. Hierover is nog aanzienlijke wetenschappelijke onzekerheid, maar dat maakt het beleidsmatig niet irrelevant. Want beleidsmakers moeten nu juist bedenken hoe om te gaan met dergelijke onzekerheden.
Lees verder

Over dammen en complotten

Wie algemeen geaccepteerde wetenschappelijke inzichten niet kan of wil accepteren, kan niet zonder een beetje complotdenken. Dat geldt dus ook voor klimaat-pseudosceptici. Al vinden ze zelf meestal van niet. Maar ze geloven wel dat redacties van wetenschappelijke tijdschriften klimaatonderzoek niet objectief beoordelen op inhoudelijke kwaliteit, maar vooral op de uitkomst. Dat de vele honderden wetenschappers van over de hele wereld die meewerken aan IPCC-rapporten niet objectief rapporteren. En dat ze dat doen in opdracht van de wereldpolitiek, die blijkbaar behoefte heeft aan argumenten om impopulaire maatregelen te nemen, die ze in werkelijkheid juist decennialang voor zich uit blijven schuiven. Als dat geen complotdenken is, dan komt het er in elk geval heel dicht bij in de buurt.

Sinds enige tijd zijn er meer extreme complottheorieën in opkomst. Over overheden die, al dan niet samen met het in veel complotkringen onvermijdelijke WEF, het weer zouden manipuleren, en zo grote rampen zouden veroorzaken. Denk daarbij aan de orkanen die afgelopen maanden de VS troffen, of de diverse grote overstromingen in Europa door extreme neerslag. In een artikel op The Conversation duiden enkele deskundigen de onderliggende psychologische mechanismes van die complottheorieën. Ze beschrijven hoe mensen hun toevlucht kunnen zoeken in dergelijke theorieën als ze iets heftigs hebben meegemaakt, zoals een natuurramp.

Satellietfoto van orkaan Helene voor de kust van Florida op 26 september. Foto: NASA Worldview
Lees verder

De invloed van droogte en verdroging op binnenlandse migratie

Bij migratie denken we vooral aan mensen die naar een ander land verhuizen, of zelfs een ander continent. Mensen die hun vertrouwde omgeving verlaten, om elders een nieuw bestaan op te bouwen. Die associatie hebben we niet zo snel bij iemand die binnen ons kleine landje verhuist. Al was dat in het verleden wel anders. Toen Philips begin vorige eeuw arbeiders vanuit onder meer Drenthe naar Eindhoven haalde, begonnen die wel degelijk aan een nieuw, totaal ander leven. En ook in de dorpen waar nieuwe wijken voor die arbeiders werden gebouwd – inmiddels zijn die allemaal opgeslokt door de stad Eindhoven – vond men de komst van zoveel nieuwelingen ingrijpend. Ook al omdat ze protestant waren, of zelfs onkerkelijk.

Ook binnenlandse migratie kan dus meer om het lijf hebben dan een keer met een verhuisbusje naar de andere kant van het land rijden, en wat verder moeten reizen voor familiebezoeken. Zeker in grotere landen, met een minder goede infrastructuur en voor mensen met minder middelen om te reizen. Maar de stap om binnen eigen land een nieuw bestaan te zoeken blijft natuurlijk minder groot dan emigratie naar het buitenland. Wereldwijd is er dan ook veel meer binnenlandse dan internationale migratie. Wel zijn er aanwijzingen dat migranten naar andere landen en continenten vaak al eerder in hun eigen land zijn gemigreerd.

Wil je weten of klimaatverandering invloed heeft op migratie, dan kan het dus zinnig zijn om naar cijfers over die binnenlandse migratie te zoeken. Onderzoekers van IIASA hebben dat gedaan en hun resultaten zijn vorige maand gepubliceerd in Nature Climate Change.

Foto: Gyan Shahane via Unsplash
Lees verder

Shifting baselines: we wennen aan warmer weer

Dat het klimaat verandert, kunnen we zelf waarnemen. Bijvoorbeeld door de geleidelijk stijgende temperatuur, en door veranderende weerpatronen. Toch blijkt dit in de praktijk lastig, omdat ons geheugen niet goed is in het onderscheiden van dergelijke geleidelijke trends. Wat we ‘normaal’ of ‘abnormaal’ vinden, meten we vooral af aan relatief recente waarnemingen. Anders gezegd: de referentie voor wat ‘normaal’ is, schuift mee met het veranderende klimaat. Afwijkingen, records en extremen – in klimatologische zin – worden daardoor niet altijd als opmerkelijk geregistreerd. Dit kan betekenen dat de klimaatcrisis als minder urgent en ongekend wordt ervaren dan dat deze werkelijk is. Zit dat mogelijk klimaatactie in de weg?

Gezamenlijk geheugenverlies

Dit fenomeen wordt onderzocht in een studie in PNAS uit 2019, en wordt daar ‘declining remarkability of temperature anomalies’ genoemd. We kennen het ook wel als het ‘shifting baseline syndrome’. Het shifting baseline syndroom is vooral bekend in de context van veranderingen in ecologische systemen en biodiversiteitsverlies. Daar spreekt het misschien ook wat meer tot de verbeelding: waar we vroeger nog veel meer fluitende weidevogels hoorden, en we onze autoruiten vaker van insecten moesten ontdoen, zijn er nu simpelweg minder dieren en minder dier- en plantensoorten. Generaties die nu opgroeien, hebben de herinneringen van hoe de natuur ooit was helemaal niet. Dat wordt ook wel ‘generational amnesia’ genoemd.

In de context van het veranderende klimaat en weer is dit fenomeen wat abstracter. Het meest in het oog springende voorbeeld is misschien wel het feit dat de Elfstedentocht al decennia niet meer verreden is. De laatste keer was in januari 1997. Ik was toen 1 jaar oud, en ik heb daar geen herinnering aan. De landelijke gekte als er weer een keer een koude winter is, daar heb ik niet zoveel mee. De kans wordt steeds kleiner dat er ooit nog een Elfstedentocht gereden wordt, en daarmee zal over een aantal decennia ook de collectieve herinnering van de tocht der tochten langzaam uit de samenleving verdwijnen.

Vergane schaatsen: het beeld van de Nederlandse toekomst? Foto door Terry Matthews op Unsplash
Lees verder

De correlatie van temperatuur en sterftekans

In 2015 – zo lang geleden alweer – schreef ik een blogje naar aanleiding van een onderzoek dat voor allerlei plekken in de wereld het verband tussen temperatuur en sterftekans in beeld bracht. Het resultaat was opmerkelijk. Vrijwel overal in de wereld is de sterfte het laagst bij een zogenaamde optimale temperatuur, die iets boven het jaargemiddelde ligt. De overlijdenskans wordt groter naarmate de temperatuur meer afwijkt van die optimale waarde. Het patroon is nagenoeg overal hetzelfde, maar de optimale temperatuur is heel verschillend, afhankelijk van het lokale klimaat. In koude gebieden ligt die een stuk lager dan in warme klimaatzones. De afbeelding hieronder geeft het patroon schematisch weer.

Schematische weergave van het verband tussen overlijdenskans en temperatuur. Bron: Hannah Ritchie / Our World in Data

Bij extremen aan de koude en warme kant is de sterftekans flink hoger, maar die extremen komen niet vaak voor. De meeste mensen overlijden dus bij een meer ‘normale temperatuur’. Die ligt wat vaker onder dan boven de optimale temperatuur, want de optimale temperatuur is wat hoger dan het gemiddelde (of eigenlijk: de mediaan). Logisch dus dat de meeste sterfgevallen optreden bij een relatief koele temperatuur. Het resultaat van de studie uit 2015 is sindsdien bevestigd door andere onderzoeken, vooral van het internationale samenwerkingsverband MCC Collaborative Research Network.

De vraag is hoe je deze resultaten moet interpreteren. Het is statistisch, epidemiologisch onderzoek, dat een correlatie aantoont, maar daarmee nog niet direct iets zegt over een oorzakelijk verband. En daar gaat het nogal eens mis. Bij pseudosceptici natuurlijk, maar daar niet alleen. De afgelopen tijd waren bijvoorbeeld ook Hannah Ritchie op Our World in Data en Jesse Frederik op De Correspondent wat slordig, ook al benoemden ze verschillende belangrijke nuances wel. En ook de onderzoekers zelf gaan wel eens kort door de bocht. Hieronder ga ik in op enkele slordige interpretaties. Moraal van het verhaal: pas op met het trekken van stellige conclusies op basis van statistische verbanden alleen.

Lees verder

Nog meer aanwijzingen voor menselijke invloed op windpatronen in de zomer

Hoe de opwarming van het klimaat stromingspatronen in de atmosfeer beïnvloedt, is al jarenlang onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. We hebben al vaker (zoals hier, hier en hier) aandacht gehad voor dat onderzoek en de wetenschappelijke discussies die dat opleverde. Verschillende studies vonden de afgelopen jaren aanwijzingen voor veranderende stromingspatronen in de zomer op gematigde breedtegraden van het noordelijk halfrond. Het gaat daarbij niet zozeer om de wind zoals we die als bewoners van het aardoppervlak voelen, maar om grootschalige stromingspatronen die invloed hebben op het ontstaan en de ontwikkeling van weersystemen, en die weersystemen als geheel met zich meevoeren. De stroming wordt aangedreven door het temperatuurverschil tussen de tropen en de polen. Dat temperatuurverschil is kleiner geworden door de sterke opwarming van het noordpoolgebied en het is dus best aannemelijk dat de stroming daardoor is verzwakt. Maar ja, dat het aannemelijk is, betekent natuurlijk nog niet dat het ook is aangetoond. Het laatste IPCC-rapport hield dan ook nog flink wat slagen om de arm.

Schematische weergave van mogelijke veranderingen in atmosferische stroming door de sterke opwarming van het noordpoolgebied. Bron: IPCC AR6, WGI, Cross-Chapter Box 10.1.

Wetenschappelijke slagen om de arm verdwijnen niet van de ene op de andere dag, maar het onderzoek staat niet stil. Een recent artikel van Rei Chemke en Dim Coumou presenteert niet alleen meer bewijs voor deze veranderingen, maar voor het eerst ook aanwijzingen voor een menselijke vingerafdruk. De terminologie is wat verwarrend: het artikel spreekt van ‘storm tracks’ of ‘weakening storms’, maar daarmee worden stromingspatronen bedoeld op een schaal van honderden tot enkele duizenden kilometers. Het gaat dus niet (of in elk geval niet alleen) over het gedrag van zomerstormen.

Lees verder

Invloed van weersextremen op de massabalans van ijskappen

Massaverlies van ijskap van Antarctica sinds 2002. Bron: Hanna et al.

‘A single Antarctic heatwave or storm can noticeably raise the sea level’, is de kop boven een artikel op The Conversation van alweer een tijdje geleden. Het bleek geen resultaat te zijn van nieuw wetenschappelijk onderzoek, maar een opvallende constatering uit een overzichtsartikel dat op een rijtje zet wat er bekend is over het smelten van ijskappen op verschillende tijdschalen. Het blijkt dat een korte periode van bijvoorbeeld extreme warmte of regenval een grote invloed kan hebben op de massabalans van de ijskappen van Groenland en Antarctica over een heel jaar. Zo’n periode duurt soms maar een week, of nog minder. Een extreem hoeft overigens niet altijd tot massaverlies te leiden. Het kan ook de andere kant op gaan, als er in korte tijd heel veel sneeuw valt.

Massaverlies van de Groenlandse ijskap sinds 2002. Bron: Hanna et al.

Het mag dan geen helemaal nieuw onderzoeksresultaat zijn, maar dat maakt het niet minder belangrijk. Want het is een flinke complicatie bij het voorspellen van de hoeveelheid en, vooral, de snelheid van de toekomstige zeespiegelstijging. Veranderingen in extremen kunnen een aanzienlijke invloed hebben, en wat er precies met extremen zal gebeuren is een stuk lastiger te voorspellen dan wat er kan veranderen in bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur of hoeveelheid neerslag. En daar zit natuurlijk ook al de nodige onzekerheid in; al is het maar omdat we niet weten hoeveel broeikasgassen we in de komende decennia nog in de atmosfeer gaan brengen.

Lees verder

Slecht nieuws voor schaatsliefhebbers: de koudste types winterweer warmen het snelste op

Foto: Robert van Stuyvenberg

De zomer loopt alweer op zijn eind. Het weer is er nog niet naar om nu al handschoenen, sjaals en mutsen uit de kast te halen, maar met een maand of twee, drie zou dat anders kunnen zijn. Mocht het dan een paar dagen gaan vriezen, dan zal ongetwijfeld de vraag weer opduiken of er ooit nog een Elfstedentocht zal komen. Uitgesloten is dat niet, maar er is niet al te veel reden voor optimisme. Dat blijkt uit een artikel over de snelheid waarmee verschillende typen winterweer in Europa warmer worden, dat enkele maanden geleden verscheen.

Het resultaat is vrij eenduidig: de koudere weertypes zijn de afgelopen veertig jaar meer opgewarmd dan de minder koude. Dat is ook best logisch. Het wordt echt koud als er lucht vanuit het poolgebied naar Europa stroomt. En het noordpoolgebied warmt heel sterk op. Een stroming vanaf de Atlantische Oceaan zorgt voor mild winterweer, en die oceaan is juist minder opgewarmd dan het mondiaal gemiddelde. Hieronder is het temperatuurverschil afgebeeld tussen de gemiddelde temperatuur tijdens onze meteorologische winter (de maanden december, januari en februari) van de afgelopen twintig jaar en van de periode 1970 – 1990.

Lees verder