Technocentrisme bij het IPCC

Vanuit de wetenschappelijke wereld komt er de laatste tijd regelmatig kritiek op IPCC-rapporten. Die kritiek heeft geen betrekking op de bevindingen van werkgroep I, die de natuurwetenschappelijke stand van zaken beschrijft. Het gaat over de andere twee werkgroepen die, zou je kunnen zeggen, die natuurwetenschap vertalen naar maatschappelijke kwesties en mogelijke keuzes die de politiek kan maken. Vaak wordt daarbij aangetekend dat het probleem niet zozeer bij het IPCC zelf ligt, maar meer in de onderliggende wetenschap waarover het IPCC rapporteert. Die wordt gedomineerd door onderzoek uit de rijke, geïndustrialiseerde wereld, waardoor andere perspectieven onderbelicht blijven. Dat leidt bijvoorbeeld tot eenzijdige, voor het mondiale zuiden oneerlijke sociaaleconomische scenario’s.

De Franse wetenschapshistoricus Jean-Baptiste Fressoz ging onlangs, in een uitgebreid artikel, in op een ander aspect van die scenario’s. Die verwachten teveel van technologische oplossingen voor het verminderen van de CO₂-uitstoot, het onderwerp waar Werkgroep III van het IPCC zich mee bezighoudt. Volgens Fressoz gaat dat techno-optimisme terug tot de tijd voor de oprichting van het IPCC. In mijn eigen speurtocht in de geschiedenis viel het me op dat in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog technologie bijna als vanzelfsprekende oplossing voor allerlei problemen werd gezien. Het was zelfs een van de redenen voor de Amerikaanse overheid (en ook die van de Sovjet-Unie) om klimaatonderzoek te financieren. Ze hoopten technologie te kunnen ontwikkelen om weer en klimaat doelgericht te kunnen manipuleren, bijvoorbeeld ten behoeve van de landbouw of als oorlogswapen.

Fressoz begint zijn geschiedschrijving wat later, bij de oliecrisis van de jaren ‘70. Het optimisme was toen wel wat getemperd, maar nog niet verdwenen, zo laat Fressoz zien. Hij plaatst er zelf wel een disclaimer bij. Geschiedschrijving betekent per definitie dat er selectie wordt gemaakt uit gebeurtenissen die meer of minder worden belicht. Een andere selectie zou tot een ander verhaal kunnen leiden. Maar alternatieve verhalen zouden wel veel korter zijn, meent Fressoz:

Alternative histories are conceivable. One could, for instance, imagine an article detailing the IPCC’s distrust of technology and its advocacy for degrowth—but such a piece would likely be rather short.

Fressoz is een pleitbezorger voor ‘degrowth’, het idee dat oneindige economische groei een onmogelijkheid is. Je zou hem dus kunnen verdenken van vooringenomenheid. Het neemt niet weg dat zijn observaties interessant zijn. En stof tot nadenken bieden.

Ingrepen aan de vraag- of aanbodzijde

De CO₂-uitstoot door energie-opwekking kan worden beperkt door maatregelen aan de vraag- of aan de aanbodkant. Met andere woorden, je kunt de vraag naar energie proberen kleiner te maken, of de productie van energie minder koolstofintensief maken. Het laatste draait helemaal om technologie: innovaties en opschaling van al beschikbare methodes. Terwijl voor vermindering van de vraag een ander soort veranderingen nodig zijn, van maatschappelijke, politieke of economische aard. Op basis van een aantal trefwoorden heeft Fressoz gekeken hoeveel aandacht er is voor de vraag- en aanbodkant in de rapporten van Werkgroep III. In het eerste rapport uit 1992 kwamen de begrippen die met aanbod te maken hebben 30 keer meer voor dan die over vraag. Sindsdien is dat verschil wel wat kleiner geworden, maar in het laatste rapport uit 2022 was het nog steeds een factor 7.

Aantal keren dat verschillende trefwoorden worden genoemd in de rapporten van IPCC WGIII

Technocentrisme in de wetenschap

Fressoz meent dat een combinatie van drie oorzaken aan de basis ligt van de nadruk op en hoge verwachtingen van technologische oplossingen in rapporten van Werkgroep III. Allereerst is er het onderzoek aan universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen welhaast per definitie gericht op nieuwe inzichten en mogelijkheden, waaronder technologische innovaties. Vaak zijn dat innovaties die (nog) niet bewezen effectief of economisch rendabel zijn, omdat daar nou eenmaal veel aan te onderzoeken en te ontwerpen is. En dus zijn er veel wetenschappelijke publicaties die hierover gaan. Het is simpelweg de taak van het IPCC om daarover te rapporteren.

Ook is er veel geld beschikbaar voor onderzoek naar ‘groene innovaties’. Bedrijven investeren erin, overheden hebben subsidiepotjes en als het lukt om een nieuwe technologie succesvol te implementeren kan dat lucratief zijn voor de ontwikkelaars ervan.

Een derde factor volgt uit de opdracht die het IPCC heeft, om te rapporteren over wat relevant is voor het beleid, maar zonder beleid voor te schrijven. Dat kan tot gevolg hebben dat rapporteurs terughoudend zijn over thema’s die politiek gevoelig zijn, zoals herverdeling, ongelijkheid of kritiek op beleid dat economische groei voorop stelt. Als politici nadrukkelijk stelling nemen over zulke thema’s, is de speelruimte van het IPCC om daar tegenin te gaan beperkt. Omdat de meeste auteurs uit de geïndustrialiseerde wereld komen, zullen ze vooral geneigd zijn tot terughoudendheid over onderwerpen die gevoelig liggen in rijke landen. Verandering van leefstijl werd bijvoorbeeld in 1992 taboe verklaard door president Bush senior, toen hij zei dat ‘the American way of lifeniet onderhandelbaar was.

Techno-optimisme in neoklassiek economisch denken

Zoals gezegd was techno-optimisme in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog eerder regel dan uitzondering in het klimaatonderzoek. Technologie werd dan ook gezien als vanzelfsprekende oplossing voor een mogelijk toekomstig klimaatprobleem. In 1965 zag een Amerikaanse wetenschappelijke adviescommissie verandering van de albedo van het aardoppervlak – tegenwoordig heet dat solar radiation modification of SRM – als oplossing voor opwarming van het klimaat, bijvoorbeeld via de verspreiding van kleine reflecterende deeltjes over het oceaanoppervlak. Fressoz wijst op het grote vertrouwen in kernenergie als energieleverancier van de toekomst. Dat vertrouwen bleef in de jaren ‘70 overeind, toen wel al duidelijk was dat grootschalige, doelgerichte manipulatie van het klimaat niet realistisch is, of op zijn minst bijzonder riskant. De oliecrisis was toen, meer nog dan klimaatverandering, reden om te geloven in een grote toekomst voor kernenergie.

Dat gold zeker voor economen van de neoklassieke school, zoals – hij weer – William Nordhaus. Nordhaus hield zich in de jaren ‘70 bezig met energie en introduceerde in die context in 1973 het begrip ‘backstop technology’. In zijn woorden: ‘roughly, a substitute process with infinite resource base’. Kernenergie zag hij als voorbeeld van zo’n technologie.

De ‘backstop’ werd ook een belangrijk, misschien wel bepalend, element in zijn denken over het klimaat. In feite nam hij aan dat dergelijke technologieën wel ontwikkeld zouden worden, en dat er sprake zou zijn van een leercurve, waardoor ze in de loop van de tijd steeds goedkoper zouden worden. Bovendien zouden we, door de voortgaande economische groei, steeds meer geld hebben om ervoor te betalen. Op korte termijn veel investeren in maatregelen om de uitstoot te beperken zou weggegooid geld zijn, want in de toekomst zou dat veel goedkoper kunnen. Onversneden techno-optimisme, dus. Uitstellen van ingrijpende maatregelen was dan ook de conclusie die volgde uit simulaties met zijn DICE model, dat hij in de vroege jaren ‘90 ontwikkelde. Een eenvoudig modelletje, dat geldt als een voorloper van de hedendaagse, inmiddels flink bekritiseerde integrated assessment models of IAMs. Hoe Fressoz over deze geschiedenis denkt, blijkt uit het kopje boven zijn beschrijving ervan: ‘Backstop ideology’.

IPCC Werkgroep III

Nordhaus heeft grote invloed gehad op de klimaateconomie, als een van de grondleggers ervan. Daarmee heeft hij ook zijn stempel gedrukt op de economische analyses uit de IPCC-rapporten, die immers de wetenschappelijke literatuur volgen. Dat geldt zeker ook voor de sociaaleconomische scenario’s die door het IPCC zijn gebruikt, die werden ontwikkeld met behulp van IAM’s. De ‘backstop’ was vrijwel standaard onderdeel van die scenario’s. De discussie ging vooral over de instrumenten die bij konden dragen aan de ontwikkeling van zulke technologieën, zoals CO₂-heffingen, R&D-beleid of subsidies. Timing en kosten van de technologie werden als onzekerheden gezien, maar het bestaan ervan niet. Veel economische modellen maakten (en maken) impliciet de aanname dat er technologische oplossingen zouden komen voor klimaatverandering, als we daar tenminste voor zouden willen betalen.

Aantal vermeldingen per pagina van enkele belangrijke technologieën voor mitigatie in rapporten van IPCC Werkgroep III

Dat een bepaalde technologie wordt genoemd in een IPCC-rapport hoeft natuurlijk niet te betekenen dat die ook kansrijk wordt geacht. Maar een groot aantal vermeldingen geeft wel een indicatie van de verwachtingen. Wetenschappers publiceren in het algemeen immers liever over kansrijke dan over kansloze opties. Veranderingen in die aantallen vermeldingen zijn dus een indicatie van verschuivingen in het belang dat aan bepaalde technologieën wordt gehecht in de wetenschappelijke literatuur. Al kan het aantal publicaties ook te maken hebben met de complexiteit van een onderwerp, die het immers ook tot interessant onderzoeksonderwerp maakt.

Fressoz illustreert dat laatste aan de hand van wat het laatste IPCC-rapport over waterstof zegt. Er wordt melding gemaakt van de ‘waterstofeconomie’ als een lange geschiedenis van niet waargemaakte beloftes, en de technische en logistieke complicaties van waterstof als energiedrager worden beschreven. Maar tegelijkertijd staat het centraal als oplossing voor de decarbonisatie van staalproductie en andere industrieën, en van vrachtverkeer en luchtvaart.

Aantal wetenschappelijke publicaties over technologie voor het afvangen en opslaan van CO2 sinds 1990

De afbeelding hierboven laat duidelijk de opkomst zien van een andere technologie: het afvangen en opslaan van CO₂ (carbon capture and storage of CCS). Die technologie werd in de jaren ‘70 ontwikkeld, in eerste instantie niet met het oog op klimaatmitigatie, maar om CO₂ uit aardgas te verwijderen. De afgevangen CO₂ kon ook nog worden gebruikt om de opbrengst van oliebronnen te verhogen, door het daarin te injecteren. Rond de eeuwwisseling kwam CCS nadrukkelijker in beeld als mitigatie-optie. En in 2005 was het onderwerp van een speciaal rapport van het IPCC. In combinatie met het gebruik van biomassa als brandstof (BECSS), zou CCS gebruikt kunnen worden om CO₂ aan de atmosfeer te onttrekken, is de gedachte. De nieuwe ‘backstop’, volgens Fressoz. Negatieve emissies, en BECSS in het bijzonder, vormen in het vijfde (2014) en zesde (2022) IPPC-rapport een belangrijk ingrediënt van de meeste sociaaleconomische scenario’s.

Conclusie

Tien jaar na het Akkoord van Parijs staat het wel vast dat we de doelstelling van maximaal anderhalve graad opwarming niet gaan halen. Over een jaar of vijf, kort het verschijnen van het volgende IPCC-rapport, zal die grens worden overschreden. Natuurlijk is dat niet de schuld van het IPCC, of van Werkgroep III. De verantwoordelijkheid ligt bij de wereldpolitiek, die veel te weinig heeft gedaan om de uitstoot terug te dringen, zowel aan de kant van aanbod als van vraag. Daarmee hadden we in elk geval tijd kunnen winnen om te werken aan de overgang naar een duurzame economie. Of dat was gelukt, of alsnog gaat lukken, op basis van vooral technologische innovaties is niet met zekerheid te zeggen. Dat dat niet zal lukken als we doorgaan op de voet van de afgelopen tien jaar lijkt me duidelijk.

Fressoz meent dat de grote focus op technologie, vooral aan de aanbodkant, in de wetenschappelijke literatuur tot een vals gevoel van veiligheid heeft geleid. Het idee dat de wetenschap een heel realistisch perspectief bood over hoe de technologie alles op zou lossen. Dat beeld begint meer en meer te wankelen. Terwijl de zorgen over de gevolgen van klimaatverandering er bepaald niet minder op zijn geworden. De roep om een koerswijziging, in de wetenschap én in de politiek, is dan ook begrijpelijk.

25 Reacties op “Technocentrisme bij het IPCC

  1. Lennart van der Linde

    Dank voor deze bijdrage, Hans, heel informatief en relevant volgens mij. Meest opvallend vond ik dit stukje:

    “Fressoz is een pleitbezorger voor ‘degrowth’, het idee dat oneindige economische groei een onmogelijkheid is. Je zou hem dus kunnen verdenken van vooringenomenheid.”

    Waarom precies “dus”? Zou je mensen die denken dat oneindige economische groei wel een mogelijkheid is (dus?) niet kunnen verdenken van vooringenomenheid? Ecologische economen als Georgescu-Roegen (leerling van Schumpeter) en Herman Daly (leerling van Georgescu-Roegen) hebben bij die laatste mogelijkheid al sinds begin jaren ’70 grote vraagtekens geplaatst. Kerryn Higgs beschrijft in haar boek Collision Course, uit 2014, hoe die vraagtekens door de twijfelindustrie zo klein mogelijk zijn gehouden: Collision Course

    De ideologische vooringenomenheid van neoklassieke economen als Nordhaus, lijkt mij, als betrokken leek, aanzienlijk groter dan die van ecologisch economen als Georgescu-Roegen en Daly. Zie bv ook het bekende artikel van Steve Keen uit 2020 over de onzorgvuldigheid waarmee Nordhaus te werk is gegaan in zijn klimaateconomie: The appallingly bad neoclassical economics of climate change

    Mijn indruk is dat de strekking van het werk van Fressoz vergelijkbaar is met die van Higgs and Keen, maar misschien toch goed om dit als aanvulling op jouw stuk nog expliciet toe te voegen.

    Like

  2. goffredofabbro

    Interessant en informatief stuk over de technologie-factor in de IPCC scenario’s. Interessant ook het werk, waarnaar gelinkt is, van historicus Fressoz die de oplossing van het energie vraagstuk niet ziet in technologische innovatie maar in spaarzaamheid met ‘raw materials’. D.w.z. ‘degrowth’ en daar kan ik me goed in vinden.

    Ik ben het eens met de kritische opm. van Lennart. Het degrowth-concept berust niet op een aanname laat staan vooringenomenheid. Het is de conclusie van gedegen onderzoek.

    Like

  3. Hans Custers

    Lennart,

    Ik ben het grotendeels met je eens. In mijn ogen is de ideologische vooringenomenheid van die neoklassieke economen zeker zo groot als die van Fressoz. En is het grote verschil dat Fessoz er open over is, en die neoklassieke economen veel minder. Omdat zij zich er minder bewust van zijn, vermoed ik.

    En we zijn natuurlijk geen van allen helemaal objectief. Dat geld zeker voor geschiedschrijvers, die een verhaal vertellen waarin altijd keuzes worden gemaakt. Dat meldt Fressoz zelf ook.

    Like

  4. Hans Custers

    Fressoz heeft ook een boek geschreven over de twintigste-eeuwse geschiedenis van het energieverbruik, en de consequenties die hij daaraan verbindt voor de energietransitie. Ik heb het nog niet gelezen, maar ik begreep dat het goed is ontvangen.

    Like

  5. Lennart van der Linde

    Hans,

    Volledige objectiviteit lijkt me inderdaad niet mogelijk, maar een onderscheid tussen meer en minder degelijk onderbouwde theorieën over de (on)mogelijkheid van voortgaande economische groei lijkt me obv vrij breed gedragen (muv de academische economie?) wetenschappelijke criteria toch wel te maken. Welke argumenten zou jij bv eventueel willen inbrengen tegen de conclusie van Murphy Jr (2022) in Nature, waarover je zelf ooit op dit blog een stuk schreef: Limits to economic growth

    “An end to quantitative economic growth need not translate to an end to innovation or other forms of qualitative development and improvement. But growth as we have known it will no longer be able to drive the way civilization operates. The entire financial, economic, political and social system will be forced to undergo radical change, leaving something bearing little resemblance to today’s world.”

    Welke vooringenomenheid zou je hierin kunnen ontwaren? Of lijkt dit een wetenschappelijk gezien redelijk robuuste conclusie, die echter in de academische economie nog niet breed (genoeg) gedeeld wordt?

    Like

  6. Hans Custers

    Lennart,

    Ik heb helemaal nergens beweerd dat ik iets in kan of wil brengen tegen die conclusie. Of tegen de conclusie van Fressoz.

    Ik bedoelde vooral te zeggen dat het artikel van Fressoz ook genoeg interessante punten bevat voor iemand die er anders over denkt.

    Like

  7. Lennart van der Linde

    Ok, dan zette het woord “vooringenomenheid” me iets op het verkeerde been. Overigens kan ik zelf nog niet inschatten in hoeverre Fressoz eventueel vooringenomen is, want ik heb dat boek van hem zelf nog niet gelezen, hoewel het al wel een tijdje op mijn lijstje staat (lijstje is te lang).

    Like

  8. Hans Custers

    Lennart,

    Misschien ten overvloede. maar laat ik toch nog maar een keer verwijzen naar wat Fressoz zelf zegt. Die wijst erop dat geschiedschrijving onmogelijk helemaal objectief kan zijn. Omdat een geschiedschrijver nou eenmaal altijd een verhaal destilleert uit een enorme hoeveelheid informatie. Waar je ook andere verhalen uit zou kunnen destilleren.

    Dat zijn verhaal niet helemaal objectief is, en zelfs niet kan zijn, is dus een feitelijke constatering van Fressoz zelf. En geen verwijt van mij. Ik vind zijn verhaal behoorlijk overtuigend, en goed onderbouwd. Maar dat hij ervoor kiest om dit verhaal te vertellen zal niet losstaan van zijn overtuigingen.

    Dat Fressoz zelf erkent dat hij onmogelijk helemaal objectief kan zijn, maakt hem in mijn ogen juist geloofwaardig. Geloofwaardiger in elk geval dan geschiedschrijvers die pretenderen wel honderd procent objectief te zijn, en zich daarmee bovenmenselijke kwaliteiten toedichten.

    Like

  9. Lennart van der Linde

    Goed dat Fressoz dat zelf zo benoemt. De vraag blijft vervolgens denk ik wel hoe zowel onderzoekers en geschiedschrijvers als lezers en burgers de mate van “vooringenomenheid” van een theorie of publicatie kunnen bepalen/beoordelen. Want daarin kunnen en zullen nog altijd verschillen optreden, meer of minder goed onderbouwd.

    Like

  10. goffredofabbro

    Lennart,

    “De vraag blijft vervolgens denk ik wel hoe zowel onderzoekers en geschiedschrijvers als lezers en burgers de mate van “vooringenomenheid” van een theorie of publicatie kunnen bepalen/beoordelen.”

    Het antwoord op die ‘hoe’ vraag is eenvoudig. Professionele onderzoekers en geschiedschrijvers stellen zich vrijwillig bloot aan ter zake kundig commentaar van collega’s en nemen dat ter harte, ze moeten zich inhoudelijk ertoe verhouden. De ‘meelezende burger’ heeft daar weinig of geen zicht op en is aangewezen op de info die Clintel geeft of de info die Klimaatveranda geeft.

    Like

  11. goffredofabbro

    Hans,

    “De verantwoordelijkheid ligt bij de wereldpolitiek, die veel te weinig heeft gedaan om de uitstoot terug te dringen, zowel aan de kant van aanbod als van vraag.”

    – Het is m.i. niet de wereldpolitiek maar de 20e eeuwse USA/Europa hegemonie als aandrijver van de globale onttakeling van eeuwenoude klimatologische & ecologische balansen. Het is diezelfde hegemonie die tijdige correctie van de balansverstoring heeft geweigerd c.q. geblokkeerd.

    – De verantwoordelijkheid ligt derhalve bij de hegemonisten. M.i. is dat de kern van de woede en teleurstelling van de landen (door de hegemonisten afgeserveerd als ‘arme landen’) waar de hegemonisten op hebben geteerd.

    Anders gezegd, ik lees Fressoz’s werl als pleidooi voor afscheid nemen van technologische oplossingen voor kwesties die met technologie niet zijn op te lossen.

    Like

  12. Hans Custers

    Goff,

    Ik zou het iets voorzichtiger formuleren: Fressoz pleit ervoor om niet als vanzelfsprekend aan te nemen dat er technologische oplossingen zijn voor alle kwesties.

    En dat is onderdeel van een breder pleidooi, voor een ander vooruitgangsgeloof, waarin vooruitgang niet meer een op een wordt gekoppeld aan meer productie en consumptie.

    Like

  13. goffredofabbro

    Hans,

    op het einde van het interview waarnaar je stuk verwijst zegt Fressoz:

    “We mustn’t kid ourselves about the power of planning.” Hij bedoelt planning gebaseerd op technologische innovatie en andere socio-economische benaderingen van de-carbonisatie van de globale economie. Immers, dergelijke benaderingen ontwijken de “…annoying question, which for me is the fundamental question of climate policy: what quantity of material goods should we produce, and how should they be distributed?”

    Ik kan dat niet anders lezen dan als pleidooi/oproep om afscheid te nemen van het techno-centrisme dat in de de vele door IPCC verwerkte onderzoeken en opgestelde scenario’s is doorgesijpeld.

    Like

  14. goffredofabbro

    De Nobelprijs voor de economie 2025 gaat naar drie onderzoekers die de rol beschrijven van technologische innovatie in de constante groei van de Westerse economie afgelopen twee eeuwen. Geen van de drie heeft wetenschappelijk vraagtekens geplaatst bij het economische groei-concept. Collegiaal commentaar op hun werk is dan ook niet van de lucht geweest, o.a. door economen & historici die op de rol van het kolonialisme in de westerse economische groei hebben gewezen. Nobel was (willens en wetens?) als uitvinder van dynamiet de grote aanjager van de kolenmijnbouw waarop zijn staalimperium en vervolgens zijn giga-vermogen berustte. Overigens is de Nobelprijs voor economie een verzinsel uit 1969 van de Zweedse Nationale Bank. En ook overigens heeft de Nobelstichting die het prijzencircus organiseert als hoofdtaak het fortuin te beheren dat Alfred Nobel had nagelaten. Het was en is een centenkwestie. Bizar.

    Like

  15. Belangrijk om te vermelden vind ik, dat veel mensen degrowth in fysieke zin en in economische met elkaar verwarren. Dat moet je niet doen.

    Fysieke degrowth is onontkoombaar, omdat onze aarde niet de middelen heeft om alle activiteiten die de huidige 8,2 Miljard mensen uitoefenen blijvend te ondersteunen.

    Voor economische degrowth geldt iets heel anders, dit is namelijk hoeveel geld we willen uitgeven voor wat we aan producten en diensten geleverd krijgen. Dat is niet zo relevant.

    Voorbeeld: stel dat we zouden blijven leven zoals we nu doen, maar zonder bij transacties geld uit te wisselen, dan zou het BBP instant 0 worden – totale degrowth! Aan de fysieke kant van de zaak zou dit niets veranderen.

    Like

  16. Hans Custers zegt: “Ik zou het iets voorzichtiger formuleren: Fressoz pleit ervoor om niet als vanzelfsprekend aan te nemen dat er technologische oplossingen zijn voor alle kwesties.”

    Dat lijkt mij ook.

    Maar er speelt nog iets meer. Daar hoort volgens mij ook bij om te erkennen, dat in ieder geval ook geldt, dat naast een mogelijke technologische oplossing het ook een voorwaarde is, dat de mensen hun gedrag in overeenstemming brengen met het laten slagen van die technologische oplossing. Je hebt dus sowieso (ook) het juiste gedrag nodig, want anders heb je nog niets aan je mooie technologische oplossing.

    Like

  17. Hans Custers

    Niels,

    De hoofdzaak is dat ‘groei’ als doel op zich veel te algemeen is. Terwijl de politiek zich daar wel grotendeels door laat leiden. Het BBP, of de CPB-modellen die in de huidige verkiezingstijd weer in de aandacht staan, geven niet de hele realiteit weer, maar maar een beperkt deel daarvan. Dat lijkt me het belangrijkste verhaal van de degrowth beweging: we hanteren de verkeerde definitie van vooruitgang.

    Like

  18. goffredofabbro

    Niels,

    “…het is ook een voorwaarde dat de mensen hun gedrag in overeenstemming brengen met het laten slagen van de technologische oplossing.”

    Het omgekeerde gaat eveneens op: technologische oplossing slaagt wanneer die in overeenstemming is met feitelijk gedrag. Het punt is, zoals Hans al stelde, dat ‘vooruitgang’ zoals vervat in BBP- en CPBmodellen ernstige defecten hebben doordat ze gebaseerd zijn op econometrische parameters (lees: regels voor geldcirculatie) en niet op de positie van homo sapiens in de voedselketen en in globale ecologische flexibiliteit.

    Like

  19. We waren sinds de Verlichting gewend geraakt om te denken in termen van vooruitgang en maakbaarheid. Dit geloof kwam op mede dankzij technologische ontwikkelingen – die vervolgens precies tot het tegendeel hebben geleid: planetaire overshoot.

    De paradox is nu dat de techno-optimisten geloven dat we de zaken kunnen oplossen met in de basis precies hetzelfde middel dat ons in de problemen heeft gebracht: technologie.

    Maar behalve het geloof in technologische maakbaarheid is/was er ook het geloof in politieke maakbaarheid. Het politieke aspect kon werken onder Holocene omstandigheden. Sinds de planetaire overshoot alleen maar verder uit de hand loopt, lijken die omstandigheden voorbij te zijn.

    Like

  20. Hans Custers

    Je gaat wel heel kort door de bocht, Jaap.

    Wat mij betreft staat de Verlichting vooral voor niet dogmatisch denken. Ook over onderwerpen als vooruitgang en maakbaarheid. De dogma’s waar we nu last van hebben zijn toch vooral die van de afgelopen 50 jaar. Ik zou daar geen een op een link leggen met de Verlichting.

    En de link tussen “Holocene omstandigheden” en politiek lijkt me al helemaal onzinnig. Onder die omstandigheden was de politiek veel vaker wel dan niet kortzichtig en wreed. Politiek zoals we die hier de afgelopen tijd hebben gehad is de grote uitzondering in het Holoceen. En dus in alle politiek. Want pre-Holocene politiek bestaat niet.

    Like

  21. goffredofabbro

    Jaap,

    “We waren sinds de Verlichting gewend geraakt om te denken in termen van vooruitgang en maakbaarheid.”

    Het werk van Darwin is de essentie van de Europese ‘verlichting’. Dat werk heeft homo sapiens voor het eerst ter wereld in globaal perspectief gezet zonder ideologische of religieuze bias. Merk op dat Darwins werk niet rept over ‘vooruitgang’ en ‘maakbaarheid’.

    Like

  22. Hans, het is inderdaad iets te kort door de bocht, daarom hier een uitgebreidere versie.

    Het verlichtingsdenken heeft via technologie een indirecte maar duidelijke relatie met planetaire overshoot. De kernideeën van de Verlichting – zoals rationaliteit, het primaat van de wetenschap, individualisme en het geloof in menselijke vooruitgang – vormden de ideologische basis voor de Industriële Revolutie en de daaropvolgende technologische ontwikkeling. Het Verlichtingsdenken benadrukte de rede en empirische waarneming (de wetenschappelijke methode) als dé manieren om de wereld te begrijpen. Het geloof in vooruitgang voedde de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën. Op die manier heeft het sterk bijgedragen aan planetaire overshoot.

    Planetaire overshoot doet zich voor sinds enkele decennia en kent in hoofdzaak maar één richting: toenemend. We schieten onszelf uit de gunstige klimaat- en ecologische Holocene omstandigheden. Er valt wat voor te zeggen om de overgang van Holoceen naar Antropoceen (in brede, existentiële zin, ruimer dan binnen het geologische domein) te leggen bij die unieke nieuwigheid in de mensengeschiedenis van toenemende planetaire overshoot.

    We hebben hier toenemende kennis van sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw. Het politieke aspect, wat min of meer, zo goed en zo kwaad als het ging, werkte onder Holocene omstandigheden, blijkt nu onder de Antropocene omstandigheden ontoereikend om dit nieuwe multimega wicked problem aan te pakken. De politiek is kortzichtig wat betreft klima-ecoverandering en de gevolgen zullen wreed zijn.

    Je zegt: “De dogma’s waar we nu last van hebben zijn toch vooral die van de afgelopen 50 jaar.” Dan doel je op de dogma’s waardoor klima-ecobeleid bemoeilijkt wordt neem ik aan.
    Misschien moeten we vooral de dogma’s niet vergeten die al veel eerder in het Holoceen zijn ontstaan en mede hebben geleid tot de lange aanloop naar planetaire overshoot, inclusief de dogma’s vanuit de Cartesiaanse Verlichtingsfilosofie.

    Like

  23. Hans Custers

    ‘De kernideeën van de Verlichting – zoals rationaliteit, het primaat van de wetenschap, individualisme en het geloof in menselijke vooruitgang – vormden de ideologische basis voor de Industriële Revolutie en de daaropvolgende technologische ontwikkeling.

    Dat gaat nog steeds veel te kort door de bocht, als je het mij vraagt. Er zijn ideologieën die zich beroepen op, of een eigen invulling geven aan die kernideeën van de Verlichting, maar die er in werkelijkheid niet zoveel mee te maken hebben, of er zelfs haaks op staan. Die ideeën worden dan verdraaid tot rationalisaties, waarmee een wereldbeeld, een ideologie met bijbehorende dogma’s in stand gehouden kan worden. Terwijl echte rationaliteit, en een echt primaat van de wetenschap tot gevolg zouden hebben dat er geen dogma’s meer bestaan.

    De ideologie die leidt tot uitputting van de aarde lijkt me minstens zoveel toe te schrijven aan religieuze overtuigingen, waarin de natuur volledig in dienst staat van de mens, dan aan de ideeën van de Verlichting. Het overheersende ideologische dogma van de afgelopen decennia, dat van economische groei een doel op zich maakt in plaats van een middel, zou ik ook allesbehalve verlicht noemen.

    Als je iets zou kunnen concluderen over de ideeën van de Verlichting, dan is het waarschijnlijk dat die te ambitieus waren. Het lukt nog altijd maar heel beperkt om ze in de praktijk te brengen.

    Like

  24. “Terwijl echte rationaliteit, en een echt primaat van de wetenschap tot gevolg zouden hebben dat er geen dogma’s meer bestaan.”

    Wellicht kom je dan terecht in het dogma van rationalisme en scientisme.

    Op z’n minst gaat er ‘iets’ aan het logische zijnsaspect vooraf, op basis waarvan dat aspect kan plaatsvinden.

    Like

  25. Hans Custers

    het dogma van rationalisme en scientisme

    We zouden er een stuk beter voorstaan als dat ‘dogma’ het primaat zou hebben. Om dat te beseffen hoef je alleen maar te kijken waar de oorsprong ligt van nagenoeg alle waarschuwingen over onderwerpen als klimaat, milieu en biodiversiteit.

    Het primaat van wetenschap lijkt me dus veruit te verkiezen boven dat van bijvoorbeeld de een of andere variant van religie of spiritualiteit, waar vrijwel altijd schijnzekerheden omheen hangen. Terwijl een echte wetenschappelijke blik een nuchter besef impliceert van de grenzen van de kennis.

    Like

Plaats een reactie