Het vergroten van het grondgebied van een land door middel van oorlog was 800 jaar geleden niet bepaald een abnormaliteit. De ware meesters daarin waren destijds de Mongolen. Gestart onder de leiding van Dzjengis Khan creëerden zij in een relatief korte tijd het grootste landimperium dat de mensheid tot nu toe heeft gekend. In het eerste kwart van de 13e eeuw veroverden de Mongolen meer grondgebied dan de Romeinen in 400 jaar.
Interessant natuurlijk, maar wat heeft dat eigenlijk met het klimaat van doen? Meer dan je zou denken, blijkt uit een recent artikel van Pederson et al in PNAS (persbericht hier). In het artikel worden de resultaten besproken van een hoge resolutie boomringonderzoek van centraal Mongolië dat een periode van 1112 jaar bestrijkt. Door middel van de boomringen heeft men vast kunnen stellen in welke jaren het warme seizoen droog of nat was. Een maat voor de droogte is de Palmer Drought Severity Index en Pederson en zijn collega’s hebben een aangepaste versie van die index, de scPDSI, gebruikt. In figuur 2 is deze droogte-index voor centraal Mongolië weergegeven vanaf het jaar 900.
De jaren 1180 – 1189 waren in Mongolië extreem droog. Volgens de onderzoekers valt dit decennium samen met de turbulente eerste jaren van Dzjengis Khan, een periode van extreme politieke instabiliteit. Deze droogte werd gevolgd door een nattere periode in het begin van de 13e eeuw. Volgens Pederson et al is het meest ongewone tijdvak in hun 1112 jaar lange reconstructie de periode van 1211 – 1225, die zich kenmerkt door weinig extreme variatie maar die aanhoudend nat was. In die jaren was het ook warm maar niet overmatig heet en juist die jaren vallen samen met de expansie van het Mongoolse rijk. Zie ook figuur 3. De onderzoekers hebben dat anderhalve decennium van 1211 – 1225 de ‘Mongol Pluvial’ genoemd.
De productiviteit van de Mongoolse steppe is gekoppeld aan de beschikbaarheid van vocht tijdens het groeiseizoen. De hypothese van Pederson et al is dat er door de gunstige weeromstandigheden veel voedsel en energie beschikbaar was, wat zeker zal hebben bijgedragen aan het opbouwen en uitbreiden van de politieke en militaire macht van de Mongolen. Je zou kunnen zeggen: meer gras heeft geleid tot meer paardenkrachten en de buren van Mongolië hebben dat aan den lijve ondervonden.
Pederson et al hebben voor de vergelijking van hun droogte-index met de temperatuur gebruik gemaakt van een temperatuurreconstructie van de zomertemperaturen in Oost-Azië van Cook et al 2013. Zie figuur 4 voor een weergave daarvan. Cook et al schrijven dat hun temperatuurreconstructie aangeeft dat de zomertemperaturen sinds 1990 en zeker sinds 1998 warmer zijn dan elke andere periode met dezelfde lengte van de afgelopen 1200 jaar. Gezien de grotere onzekerheid waarmee men deze temperaturen in Oost-Azië uit het verre verleden kan vaststellen, is het echter niet absoluut zeker dat de recente warme jaren uniek zijn over al die eeuwen sinds 800. Cook et al geven bijvoorbeeld de volgende temperaturenafwijkingen t.o.v. het gemiddelde over 1961 – 1990:
…•…Vanaf 1990: 0.53 °C ± 0.09
…•…Vanaf 1998: 0.74 °C ± 0.07
…•…1154 – 1169: 0.19 °C ± 0.52
…•…1312 – 1328: 0.28 °C ± 0.52
Het onzekerheidsinterval in de temperatuurafwijking van de laatste twee tijdvakken overlapt dat van de recente tijdvakken.
Hoewel het dus niet met absolute zekerheid is vast te stellen dat de huidige warme periode daar uitzonderlijk is, is het wel duidelijk dat de combinatie van de droogte van deze eeuw en de temperatuur er nogal uitspringt. Deze extreme droogte is vergelijkbaar met die van de beginjaren van Dzjengis Khan, maar de temperatuur is een stuk hoger. Zie de oranje diamant in figuur 3. Pederson et al geven aan dat tijdens de droge jaren van 1999 – 2002 er 10 tot 20 miljoen dieren van de veestapel stierven in Mongolië en dat er 180 duizend mensen naar de hoofdstad Ulaanbaatar trokken.
Pederson en zijn medeauteurs schrijven dat dit soort klimaat gerelateerde gebeurtenissen op decennium schaal, zoals de ‘Mongol Pluvial’ en de droogte van de 21e eeuw, verreikende sociale consequenties hadden, zoals een snelle urbanisatie en wijdverspreide sociale veranderingen. De verwachting is dat de temperatuur in centraal Azië sneller zal stijgen dan het mondiale gemiddelde en dat de kans op meer droogteperioden en ander extreem weer zal toenemen. Logischerwijs zal ook dat gevolgen hebben voor de huidige Mongoolse maatschappij.
Co-auteur Amy Hessels zegt op de site van de Columbia University: “At any one time, there were winners, and there were losers”. In de tijd van Dzjengis Khan maakte men zich wellicht niet zo druk om de ‘losers’, gelukkig zijn de tijden veranderd.
Jos, fascinerend stuk, ook al door de (geo)politieke historie die je erbij betrekt. De uitdroging van de veestapel in Mongolië plus de massale trek naar de hoofdstad in 1999-2002, waar Pederson et. al. op wijzen, is nieuw voor me.
Als je goed op de kaart kijkt pikte Dzjengis Khan destijds de Krim en een stukje van het huidige Oekraïne in. Dezer dagen doet Poetin het nog eens dunnetjes over. Dus…of de tijden zoveel veranderd zijn, zoals je eindigt? ; )
LikeLike
Hoi Goff,
Bij die zinsnede over het verlies van vee en de trek naar de Ulaanbaatar wijzen de auteurs naar:
– Sternberg T (2010) Unravelling Mongolia’s extreme winter disaster of 2010. Nomad, People 14(1):72–86.
Ik heb dat artikel niet nagetrokken, maar op Wikipedia staat iets vergelijkbaars over de hoeveelheid dieren die gestorven zijn in die jaren: http://en.wikipedia.org/wiki/Zud
Over die tijden en de ‘losers’: ik ben daar optimistisch over en daarbij zong Bob Dylan 50 jaar geleden al dat de tijden aan het veranderen waren. 🙂
LikeLike
Jos,
“De hypothese van Pederson et al is dat er door de gunstige weeromstandigheden veel voedsel en energie beschikbaar was, wat zeker zal hebben bijgedragen aan het opbouwen en uitbreiden van de politieke en militaire macht van de Mongolen.”
Het artikel zit achter een betaalmuur waar ik niet overheen wil klimmen, maar misschien heb jij toegang. Mijn vraag is of Pederson et.al nog iets zeggen over de wijze waarop de hypothese verder getoetst kan / moet? worden.
LikeLike
Hoi Goff,
Ik heb geen toegang tot de volledige Pederson publicatie, na verloop van tijd verschijnt het op de Academic Commons:
http://academiccommons.columbia.edu/catalog?q=pederson&utf8=✓
Wel zie ik dat zij hun paleo-data beschikbaar hebben gesteld bij Columbia University en bij NOAA NCDC:
http://www.ldeo.columbia.edu/~adk/data/KhorgoLavaPineRawMeasurementsPNAS.txt
ftp://ftp.ncdc.noaa.gov/pub/data/paleo/treering/updates/mong039.txt
NOAA NCDC verzamelt de resultaten centraal en dat kan door iedereen gebruikt worden: paleodata gegevensverzamelingen. Zie ook de cover van PNAS.
Ik kwam nog wel het volgende interessante blog tegen:
http://mongolschinaandthesilkroad.blogspot.nl/2014/03/warm-wet-weather-may-have-helped.html
LikeLike
Goff,
Hieronder enkele relevante passages uit het artikel die je vraag betreffen:
“These trees are severely water-stressed, and their radial growth is well correlated with both moisture availability (scPDSI) and grassland productivity [Normalized Difference Vegetation Index (NDVI)] (Fig. 3). Our reconstruction, calibrated and validated on instrumental June–September scPDSI (1959–2009) (Table S1), accounts for 56% of the variability in the regional scPDSI (17) during the months when 73% of the annual rainfall occurs.”
…
“Most energy exploited by human societies in 13th-centuryMongolia was derived from the productivity of grasslands. Herbivores, be they domesticated or wild, are closely tied to climatic conditions via net primary productivity (19, 20), and net primary productivity of Mongolia’s steppe is directly linked to growing season moisture availability (21). This relationship is reflected in the strong positive correlation between our tree-ring chronology and NDVI of the central Mongolian steppe (Fig. 3B). The warm and consistently wet conditions of the early 13th century would have led to high grassland productivity and allowed for increases in domesticated livestock, including horses.”
..
“Our paleoclimate data show a dramatic change in temperature and precipitation in the 13th century that would have translated into enhanced productivity and increased availability of energy in the steppes, specifically in the Orkhon Valley region. Climatic variability, hypothetically, could have provided ample resources for strengthening the new unified leadership. As we know from historical sources, both the army and government were entirely reconstituted under Chinggis Khan, and such a strong and unified center would have required a concentration of resources that only higher productivity could have sustained in a land in which extensive pastoral production does not normally provide surplus resources.”
Hieronder een citaat waar ze oudere ideeën over een verslechterend klimaat als initiële drijfveer voor de Mongoolse expansie weerleggen:
“Although some historians have considered a deteriorating climate as a possible factor that explained the initial drive of the Mongols against their sedentary neighbors (6), our tree-ring evidence now shows that rapid expansion of the Mongols after their unification is correlated with favorable climate conditions, which were conducive not just to increased pastoral production but to the political centralization and military mobilization that would make conquest possible. The successful campaigns of the Mongols between 1206 and 1225 against the Tangut, Jurchen, and central Asian regimes enabled the construction of a solid and sophisticated politico-military state, which in a more advanced state of the conquest could support itself not just with local resources but also with the exploitation of conquered regions (18).”
Hier de referenties uit de citaten:
6. Jenkins G (1974) A note on climatic cycles and the rise of Chinggis Khan. Cent Asiat J 18(18):217–226.
18. Di Cosmo N (1999) State formation and periodization in Inner Asian History. J World Hist 10(1):1–40.
19. McNaughton SJ, Oesterheld M, Frank DA, Williams KJ (1989) Ecosystem-level patterns of primary productivity and herbivory in terrestrial habitats. Nature 341(6238):142–144.
20. Fritz H, Duncan RP (1993) Large herbivores in rangelands. Nature 364(6435):292–293.
21. Ren W, et al. (2007) Influence of ozone pollution and climate variability on net primary productivity and carbon storage in China’s grassland ecosystems from 1961 to 2000. Environ Pollut 149(3):327–335.
LikeLike