Een parallel wetenschappelijk universum onder de loep en door de mand

Het is bekend: de argumenten van degenen die de wetenschappelijke consensus over menselijke invloed op het klimaat ontkennen zijn voor een aanzienlijk deel afkomstig uit de “blog science”. Maar zo nu en dan verschijnen ook in de peer reviewed wetenschappelijke literatuur artikelen die de mainstream wetenschap afwijzen. Volgens het onderzoek van Cook et al. uit 2013 gaat het om 2% van de artikelen die hier een positie over innemen, of (omdat tweederde van de artikelen geen positie inneemt) 0,7% van alle onderzochte artikelen.

Vaak komen er na publicatie van zulke artikelen grote fouten aan het licht en in een enkel geval ontstaat er zelfs een stevige rel. De artikelen die de mainstream wetenschap aanvechten bevatten geen overkoepelende, consistente visie. Het zijn verschillende, soms onderling tegenstrijdige ideeën die maar een ding gemeen hebben: men wijst de consensus af. Het is daarom niet zo eenvoudig om de “dwarse” artikelen gezamenlijk te analyseren. Toch is dit wat enkele wetenschappers onlangs hebben gedaan. Naast hoofdauteur Rasmus Benestad werkten diverse – veelal bekende – namen uit de klimaatwetenschap aan het onderzoek mee: Rob van Dorland van het KNMI, Dana Nuccitelli en John Cook van Skeptical Science, Stephan Lewandowsky, Katharine Hayhoe en Hans Olav Hygen.

Benestad et al. hebben geprobeerd om 38 artikelen die tegen de consensus ingaan te reproduceren. Reproduceren omvat hier meer dan alleen het controleren van berekeningen: vanaf het vertrekpunt van het onderzoek hebben ze de analyse van die artikelen overgedaan, op de manier zoals dat volgens hun wetenschappelijke kennis en inzicht zou moeten. Het resultaat is gepubliceerd in Theoretical and Applied Climatology onder de titel Learning from mistakes in climate research. Het artikel is vrij toegankelijk en dat geldt ook voor de uitgebreide aanvullende informatie en de software die voor dit onderzoek is ontwikkeld.

In een stuk op RealClimate laat Rasmus Benestad zien dat het nog niet zo eenvoudig was om het artikel gepubliceerd te krijgen. Dana Nuccitelli gaat in zijn column bij The Guardian in op de resultaten. Resultaten die ontluisterend uitvallen voor de anti-consensus wetenschap. De fouten die men maakt zijn talrijk, vaak op het meest elementaire wetenschappelijke niveau. Er wordt nog wel eens geklaagd dat afwijkende visies geweerd worden in wetenschappelijke bladen, maar het lijkt er meer op dat het tegendeel het geval is; dat sommige tijdschriften ook plaats willen geven aan opvattingen die afwijken van de mainstream en daarom bij zulke artikelen minder kritisch zijn op de kwaliteit.

Meestal bevat de aanvullende informatie bij een wetenschappelijk artikel details die vooral voor specialisten interessant zijn. In dit geval is dat anders. Het supplement bij het artikel van Benestad et al. licht concreet toe welke fouten er in de 38 onderzochte artikelen gevonden zijn en laat op die manier zien wat het verschil is tussen serieuze, kritische wetenschapsbeoefening en analyses die naar een gewenst resultaat toewerken. Hieronder ga ik wat verder in op een aantal veel voorkomende fouten die Benestad et al. vonden.

Negeren van bestaande wetenschappelijke kennis en literatuur

De wetenschap boekt vooruitgang omdat elke nieuwe publicatie voortborduurt op talloze publicaties uit het verleden. In een enkel geval is het voor te stellen dat men dat verleden negeert, bijvoorbeeld wanneer er een totaal nieuw idee of concept wordt gelanceerd. Maar zelfs dan is het vaak goed om ook aandacht te besteden aan bestaande kennis en inzichten, al was het maar om te laten zien wat de nieuwe gedachte toevoegt. Hoe dan ook, zulke totaal vernieuwende artikelen zijn zeldzaam. Heel zeldzaam. Wie voorbijgaat aan bestaande kennis loopt dus vooral het risico iets belangrijks te missen in zijn onderzoek. Of om fouten te herhalen die al eerder zijn gemaakt. Want dat is misschien wel de echte kern van wetenschappelijke vooruitgang: leren van gemaakte fouten. Het negeren van bestaande kennis is eerder regel dan uitzondering in de onderzochte artikelen. We kunnen dus werkelijk van een parallel wetenschappelijk universum spreken, waarin blijkbaar andere regels en opvattingen heersen dan in het wetenschappelijk universum zoals we dat kennen.

Curve fitting en ander gegoochel met cijfers en statistiek

Wat hierover beschreven wordt is voor een groot deel alleen te volgen voor enigszins ingewijden in statistiek: welke methodes zijn precies bruikbaar voor welke toepassingen en wat zijn de beperkingen en onzekerheden die daarbij horen? Waar het uiteindelijk op neerkomt: wie lang genoeg zoekt naar een correlatie van één of andere factor (of meerdere factoren, dat maakt het nog makkelijker) met de temperatuur vindt uiteindelijk wel wat. Desnoods door bijvoorbeeld een tijdsvertraging te veronderstellen, of een deel van de beschikbare data buiten beschouwing te laten. Als op die manier een correlatie wordt gevonden hoeft dat niets te zeggen over een causaal verband. Toch wordt het regelmatig zo gepresenteerd.

De veel voorkomende zoektocht naar temperatuurcycli verdient wel een aparte vermelding. Sommige statistische analysemethodes zijn heel goed in het opsporen van periodiciteit in data, maar hebben het nadeel dat ze die periodiciteit ook wel eens vinden als die er in werkelijkheid niet of nauwelijks is. Zulke methoden zijn heel bruikbaar wanneer er andere aanwijzingen voor periodiciteit zijn, maar anders is voorzichtigheid geboden. Die voorzichtigheid blijkt nog wel eens te ontbreken bij speurders naar klimaatcycli.

Helemaal bont maakten de bekendste critici van de fameuze, en inmiddels vele malen gereproduceerde, hockeystick het. Zij meenden te bewijzen dat het blad van die hockeystick een gevolg was van de gebruikte statistische methode. Die methode zou altijd een curve in de vorm van een hockeystick opleveren. Wat ze over het hoofd zagen was dat de betreffende statistische analyse wel was toegepast op de paleoklimatologische data, maar niet op de instrumentele metingen, die nu juist zo’n scherpe stijging aan het eind van de curve laten zien.

Ontbrekende, onjuiste of onzorgvuldige fysische verklaringen

Zoals gezegd, alleen een correlatie tussen de een of andere factor en de temperatuur zegt niet zo veel. Dat is zeker het geval wanneer er geen enkele verklaring wordt gegeven voor die correlatie die de natuurwetenschappelijke logica volgt en overeenstemt met basale natuurwetten. Een correlatie tussen bijvoorbeeld de bewegingen van verschillende planeten en het klimaat, of de zonneactiviteit en het klimaat met een vertraging van zo’n kwart eeuw is dus onvoldoende basis voor een serieus te nemen wetenschappelijke hypothese. Het is aan degenen die menen dat dat soort verbanden daadwerkelijk bestaan om niet alleen een plausibel mechanisme voor te stellen, maar ook om op zoek te gaan naar aanvullende aanwijzingen dat dat mechanisme er werkelijk is. In het parallelle wetenschappelijke universum gebeurt dat zelden of nooit.

Vrijwel alle alternatieve verklaringen voor de opwarming die we sinds het begin van de industriële revolutie hebben gezien schieten tekort op ofwel de wet van behoud van energie, ofwel een logische toepassing van het begrip klimaatgevoeligheid, ofwel allebei.

De wet van behoud van energie zegt simpelweg dat het onmogelijk is dat de hoeveelheid energie in het klimaatsysteem zomaar toeneemt. De energie moet ergens vandaan komen. Voor het opwarmen van oceanen, het aardoppervlak en de atmosfeer en het smelten van ijs, zoals dat nu overal op aarde wordt waargenomen is energie nodig. Die energie komt niet uit het klimaatsysteem zelf. Een theorie die niet kan verklaren waar die extra energie dan wel vandaan komt is weinig geloofwaardig.

Klimaatgevoeligheid wordt vaak gedefinieerd als de opwarming die optreedt als gevolg van een verdubbeling van de concentratie broeikasgassen, maar er zit meer achter dit begrip. Het begint bij de vraag: hoe reageert het klimaat op een verandering in de energiehuishouding, ongeacht de precieze oorzaak daarvan? Het is aannemelijk dat de mate van opwarming (of afkoeling) afhangt van de omvang van zo’n verandering. De mainstream klimaatwetenschap is op dit vlak consistent, de anti-consensus wetenschap is dat allerminst. Vaak kennen ze een grote invloed toe aan minuscule – niet of nauwelijks meetbare – veranderingen in de energiehuishouding en een veel kleinere invloed aan de bekende en significante toename van het broeikaseffect. Het is de logica van een olifant die, wanneer hij samen met een muis een gammele brug oversteekt, aan de muis vraagt om niet te hard te stampen.

Cherrypicking

Volgens de auteurs is dit de meest voorkomende fout. De bekendste vorm van cherrypicking is: uit een grote hoeveelheid beschikbare gegevens alleen die gegevens gebruiken die de gewenste conclusie bevestigen. De afbeelding hieronder geeft een voorbeeld van hoe dat werkt, in combinatie met curve fitting. In dit geval was de aanname dat variaties in de baan van de maan en in de activiteit van de zon van invloed zijn op de temperatuur. De curve fit werkt voor een deel van de temperatuurdata, zoals die gereconstrueerd zijn uit ijsboringen op Groenland. Alleen dat deel van de data werd in het artikel gepubliceerd.

BenestadSIfig1

Voorbeeld van een cherrypick. De rode lijn geeft modelresultaten, onder de aanname dat variaties in zon en maan een aanzienlijke invloed hebben op de temperatuur. De zwarte lijn het deel van de gereconstrueerde temperatuur op Groenland die door onderzoekers werd weergegeven. De grijze lijn geeft de data die werden weggelaten en de gestippelde rode lijnen de resultaten van pogingen om de curve fit verder in het verleden door te trekken.

Er is in het voorbeeld hierboven overigens sprake van nog een cherrypick: er wordt een reconstructie gebruikt van de temperatuur op Groenland, en dus niet van de mondiale temperatuur. Cherrypickers houden van lokale gegevens, omdat er daar veel meer van zijn dan van het wereldgemiddelde. Er is dus veel meer kans om lokale data te vinden die “passen”.

Lokale data werden ook gebruikt in een artikel dat meende aan te tonen dat er in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw zo nu en dan wilde slingeringen waren in de mondiale CO2-concentratie. Dat zou impliceren dat er zo nu en dan binnen enkele jaren miljarden tonnen CO2 vanuit het niets in atmosfeer zouden belanden, om wat later net zo snel weer in het niets te verdwijnen. Een gigantisch natuurverschijnsel, dat zich volledig aan menselijke waarnemingen onttrokken zou moeten hebben. De schommelingen stopten precies op het moment dat Keeling begon met zijn metingen op Mauna Loa, Hawaï. Het artikel gebruikte verschillende meetreeksen, uit verschillende plaatsen op de wereld, over verschillende perioden. Het was bekend dat sommige meetseries aanzienlijk beïnvloed werden door lokale contaminatie. Deze data zijn dus niet representatief voor de mondiale concentratie. Hier was dus niet zozeer sprake van cherrypicking van data als van cherrypicking van kennis. De gegevens werden gebruikt maar aanvullende informatie over die data werd genegeerd.

Cherrypicking omvat dus meer dan het selectief gebruik van data. Het kan ook gaan om het weglaten van analyseresultaten die de gewenste conclusie niet steunen, het mijden van analysemethoden die tot een andere uitkomst leiden, of het negeren van bekende argumenten of publicaties die in strijd zijn met de conclusie.

Drogredenen

In meerdere artikelen staat in de conclusies een valse tegenstelling: men beweert of suggereert dan de invloed van een andere factor (zoals de zon) dan het broeikaseffect een weerlegging zou zijn van de menselijke invloed op het klimaat. Het tegendeel is het geval. Als bijvoorbeeld een kleine variatie in de zonnestraling een grote invloed heeft op het klimaat, dan geldt dat hoogstwaarschijnlijk des te meer voor het toegenomen broeikaseffect. Het is immers bekend dat de toename van het broeikaseffect tot een grotere verandering in de stralingsbalans van de aarde leidt dan wisselingen in zonneactiviteit.

Geen klimaatwetenschapper zal beweren dat het broeikaseffect de enige factor is die van belang is. Integendeel, het is glashelder dat alles in het klimaat begint bij de energie van de zon. Maar de veranderingen die in de afgelopen decennia of eeuwen hebben plaatsgevonden in de invallende zonnestraling zijn heel klein en daarom is er weinig reden om aan te nemen dat een wisselende zonneactiviteit een aanzienlijke invloed heeft op de wereldtemperatuur.

De betrouwbaarheid van klimaatmodellen wordt regelmatig ter discussie gesteld middels een stropop: omdat modellen interne variabiliteit niet kunnen voorspellen, zouden ze er onvoldoende rekening mee houden. Klimaatwetenschappers, inclusief de bouwers van modellen, houden wel degelijk rekening met processen die een rol spelen bij interne variabiliteit. Maar ze weten ook dat dit grotendeels stochastische processen zijn, die niet lang van tevoren te voorspellen zijn. De timing van koele en warme fases varieert per modelrun, en de toevalligheden die van grote invloed zijn bij korte termijn variaties lopen dan natuurlijk meestal niet in de pas met de realiteit. Maar dat zegt zeker niet dat de processen in het klimaat niet realistisch worden gemodelleerd, en evenmin dat de lange termijn trend onnauwkeurig zou zijn.

Een prachtige cirkelredenering uit een van de artikelen verdient nog wel een eervolle vermelding. Men vertrok van de vooronderstelling dat bewegingen van andere planeten in het zonnestelsel bepaalde oscillaties in het klimaat zouden veroorzaken. Toegerust met de juiste middelen voor curve fitting werden zulke oscillaties ook gevonden. Dezelfde oscillaties, met dezelfde periodiciteit werden niet teruggevonden in modelsimulaties, wat voldoende aanleiding werd gevonden om de modellen te verwerpen. Ze hadden zich deze analyse kunnen besparen. Een mailtje naar iemand die enigszins thuis is in klimaatmodellen zou alle benodigde informatie hebben opgeleverd: in klimaatmodellen zit geen periodiciteit ingebouwd en de invloed van andere planeten in het zonnestelsel wordt ook niet meegenomen.

Andere fouten

Zo hier en daar werd nog een rekenfout gevonden, of een afbeelding die iets anders liet zien dan er in de begeleidende tekst werd gezegd. Ik heb het idee dat de wetenschappelijke wereld wat minder zwaar valt over degelijke triviale fouten. Natuurlijk, het zou niet mogen gebeuren, maar iedereen kan zich voorstellen dat er bij het afwerken van een artikel eens een verkeerd getal wordt overgenomen uit een spreadsheet, of een verkeerde versie van een grafiek in een document terechtkomt.

Aan de hand van de gemaakte fouten deelden de onderzoekers elk artikel in in een van de volgende vier categorieën:

A. Men vertrok van een juiste premisse, maar maakte fouten in de analyse.

B. De analyse was correct, maar men vertrok van een onjuiste premisse.

C. Zowel de analyse als de premisse waren correct, maar men trok onjuiste of overhaaste conclusies.

D. Men vertrok van een onjuiste premisse en maakte fouten in de analyse.

Omdat in diverse artikelen meerdere fouten werden gevonden was de indeling van de artikelen in deze categorieën soms wat arbitrair, is mijn indruk. De meest in het oog springende fout was bepalend. Het merendeel van de artikelen werd ingedeeld in de categorieën B en D.

Tenslotte nog dit: naast de uitgebreide analyse van bijna 40 artikelen leveren Benestad et al. nog een prestatie, die in mijn ogen bijna bovenmenselijk is: ze slagen er in om alles dat ze vinden, van het kleinste foutje tot de grootste miskleun, op een ingetogen, zakelijke manier te behandelen. Wie doet ze dat na?

16 Reacties op “Een parallel wetenschappelijk universum onder de loep en door de mand

  1. G.J. Smeets

    Hans,
    aanleiding en motief van de auteurs is de kloof tussen publiek en wetenschap. Een kloof die h.i. voor een deel wordt bepaald door de populariteit van contrarian papers maar waarvan in de wetenschap zelf bekend is dat ze fundamentele methodologische fouten bevatten. Het gaat de auteurs om in kaart brengen van die fouten. Hun 1 Introduction stelt:

    “The objective of this paper is to present an approach to documenting and learning from mistakes.”

    En 4 The Method stelt :
    “The sample was drawn based on expert opinion according to the criterion of being contrarian papers with high public visibility and with results that are not in agreement with the mainstream view. The sample was highly selective and meant for replication and the identification of errors rather being a representative statistical sample reflecting the volume of scientific literature. One objection to the selection of the cases here may be that they introduce an asymmetry through imperfect sampling; however, the purpose was not to draw general conclusions about the entire body of scientific literature but to learn from mistakes. There may also be flawed papers agreeing with the mainstream view, but they have little effect on the gap of perception between the public perception and the scientific consensus.”

    De auteurs hebben hun werk gedaan zoals het hoort. Dat is toch niet ‘bijna bovenmenselijk’ zoals je het blogstuk besluit?

    Like

  2. Hi Goff,

    Het lijkt me dat Hans daarmee vooral de toonzetting bedoelt in de publicatie van Benestad et al:

    Tenslotte nog dit: naast de uitgebreide analyse van bijna 40 artikelen leveren Benestad et al. nog een prestatie die in mijn ogen bijna bovenmenselijk is: ze slagen er in om alles dat ze vinden, van het kleinste foutje tot de grootste miskleun, op een ingetogen, zakelijke manier te behandelen. Wie doet ze dat na?

    Dus de ingetogen, zakelijke manier van behandelen.

    In de zinswending: “nog een prestatie die in mijn ogen bijna bovenmenselijk is”, heeft het “die” betrekking op de manier van behandelen. 🙂 Strikt taalkundig had er een komma voor het woordje “die” gekund, om dit te verduidelijken.

    Like

  3. G.J. Smeets

    Hey Bob,
    in dat geval was het, om elk mogelijk misverstand te voorkomen, nog beter geweest om vóór het woordje ‘die’ het voegwoord ‘en’ te zetten.

    Los van grammatikale punten op de i, van belang is uiteraard dat de afsluiting van het blogstuk een expliciete benoeming is van de zakelijkheid waarmee Benestad et al. methodologisch defecte maar maatschappelijk invloedrijke bevindingen analyseren. Het Leitmotiv van het artikel (de auteurs zeggen het letterlijk) is protest tegen de des-informatie die door contrarian climatologists wordt gefabriceerd. Het is tactisch slim van de auteurs om die des-informatie *louter* op methodologische gronden te analyseren en te benadrukken dat van fouten geleerd kan worden. Wat ze onbenoemd laten, en terecht, is dat contrarian climatologists een ideologische of politieke agenda hebben. Die agenda blijkt impliciet uit methodologisch defecte manoeuvres die Benestad et al. vonden en die in Hans’ blogstuk worden uitgelicht: curve fitting, defecte fysische verklaringen, kersenplukken en drogredeneren. En dat is exact het repertoire van de ontkenners in het publieke domein.

    Like

  4. Hoi Goff,

    De onbenoemd gelaten conclusie kan de lezer inderdaad zelf trekken.

    Ik denk dat “en” tussenvoegen hier niet juist is. Dan zou het wellicht moeten worden: “… nog een prestatie, en één die in mijn ogen bijna bovenmenselijk is: …” Tsja, als het maar duidelijk is.

    Like

  5. Hans Custers

    Goff, Bob,

    Ik heb die komma er nog maar even in gezet. 🙂

    Like

  6. G.J. Smeets

    Hans,
    ha! comma fitting. Achteraf foezelen met de tekst om de auteurs van dat artikel een veer in hun alarmistische ehh… hoed te zetten. Bah.

    Alle gekheid op een stokje: sterk blogstuk over een elegant opgezet onderzoek naar methodologische kritiekpunten op de contrarians in het klimatologencorps.

    Like

  7. Beste JWR,

    Als je alarmisten zoekt moet je niet op deze website zijn maar bijv. bij The Alarmists met hun voorspelling over de alsmaar terugkerende nonsens van extreme broeikasgas-ontkenners: Some Things Never Stop.

    Je hebt enkele jaren eerder hier ook al zo’n onzin link geplaatst:
    https://klimaatverandering.wordpress.com/2012/12/05/de-sceptische-top-10-of-waarom-klimaatsceptici-ongeloofwaardig-zijn-proloog/#comment-2352
    Sky Dragon Slayer nonsens, uitgekotst door Jan en Alleman, óók door de bekende Roy Spencer. Let op de titel van zijn blogstuk:
    http://www.drroyspencer.com/2013/05/time-for-the-slayers-to-put-up-or-shut-up/

    Like

  8. Hans,

    In je intro spreek je over “de wetenschappelijke consensus over menselijke invloed op het klimaat” en refereer je aan de survey van Cook et al. Je vergeet echter te vermelden dat die survey over slechts één aspect gaat: ‘attributie’. De survey – en dus de consensus – gaat nadrukkelijk NIET over klimaatgevoeligheid, projecties voor de lopende eeuw, de eventuele risico’s/impacts, de 2C-grens, de noodzaak van beleid (mitigatie/adaptatie), etc. Het voortdurend zwaaien met Cook’s bevindingen is dus irrelevant.

    Ik vermoed dat de bulk van de ‘twijfelbrigade’ (door jullie vaak weggezet als pseudoscepticus of zelfverklaard scepticus) zich wel kan vinden in de wetenschappelijke consensus dat de aarde opwarmt en dat de mens daar (al dan niet significant) aan bijdraagt. De studie van Benestad et al, die zich richt op een 40-tal expliciete AGW-ontkenners, geloof ik dus wel, maar die draagt niet bij aan de discussie over risico en beleid.

    Volledigheidshalve merk ik op dat de categorieën (1) en (2) van Cook et al (‘explicit endorsement’) slechts 8,2% van de papers betreft. De bulk van die ‘97%’ komt voort uit ‘implicit endorsement’, hetgeen iets zegt over de hardheid van Cook’s conclusies. Kwalijk is dat Cook et al verzuimen deze percentages te noemen in hun paper.

    Like

  9. Beste Bert Amesz,

    Je zegt: “Je vergeet echter te vermelden dat die survey over slechts één aspect gaat: ‘attributie’.

    Echter, attributie is nou juist hetzelfde als: “de menselijke invloed op het klimaat”, waar een wetenschappelijke consensus over is. Zie het ‘attribution statement’ van IPCC AR5:

    • It is extremely likely that more than half of the observed increase in global average surface temperature from 1951 to 2010 was caused by the anthropogenic increase in greenhouse gas concentrations and other anthropogenic forcings together. The best estimate of the human-induced contribution to warming is similar to the observed warming over this period. {10.3}

    Hans Custers gaat in het bovenstaande blogstuk in op de ca. 2% van de wetenschappelijke publicaties (die hier een positie over innemen), die dit aanvechten. Benestad et al. hebben een steekproef van 38 van deze publicaties geanalyseerd en dan komt er een reeks methodologische fouten naar voren:

    Among papers stating a position on anthropogenic global warming (AGW), 97 % endorse AGW. What is happening with the 2 % of papers that reject AGW? We examine a selection of papers rejecting AGW. An analytical tool has been developed to replicate and test the results and methods used in these studies; our replication reveals a number of methodological flaws, and a pattern of common mistakes emerges that is not visible when looking at single isolated cases.

    Of deze analyse bijdraagt aan “de discussie over risico en beleid”?

    Jazeker, in zoverre dat het risico samenhangt met de mate waarin de mens veroorzaker is van de huidige klimaatverandering. Hoe robuster het attribution statement blijkt te zijn — en de wetenschappelijke publicaties die dit aanvechten blijken dus op methodologisch drijfzand gebaseerd — des te duidelijker is het dat dit risico bepaald wordt door de menselijke emissies, grondgebruik, ontbossing etc.

    Like

  10. Hans Custers

    Bert,

    Benestad et al. richt zich absoluut niet alleen op expliciete AGW-ontkenners, zoals jij beweert. Maar enkele van de onderzochte artikelen ontkennen de basiswetenschap daarover expliciet of impliciet. Zoals ook maar een kleine minderheid van de twijfelbrigade dat doet. De rest zet zich zo nu en dan af tegen deze groep en meent daarmee blijkbaar een redelijke middenpositie in te nemen. Alsof het erkennen van wat elementaire fysica het toppunt van redelijkheid is.

    Je zegt dat een onderzoek dat over attributie gaat nadrukkelijk niet over klimaatgevoeligheid, of projecties, of risico’s zou gaan. Daarmee laat je zien dat je een van de grote denkfouten maakt die in Benestad et al. aan de orde komen. Je ziet over het hoofd dat de klimaatwetenschap een consistent en consequent geheel is: wat de wetenschap zegt over attributie, of klimaatgevoeligheid, of projecties, enzovoort, het berust allemaal op dezelfde (natuur)wetenschappelijke basis. Die zaken staan dus zeker niet los van elkaar.

    Tenslotte snap ik je klacht over “het voortdurend zwaaien met Cook’s bevindingen” niet. In dit geval zijn die bevindingen wel degelijk relevant: (Bovendien: ik noem het onderzoek van Cook één keer, is dat nou “voortdurend zwaaien“?) Cook onderzoekt, net als Benestad, de wetenschappelijke literatuur. Cook beperkt zich tot getalsmatige verhoudingen, Benestad borduurt daar op voort: hij kijkt of er in de 2% van de artikelen die de consensus bestrijden argumenten te vinden zijn die hout snijden en die de mainstream-wetenschap over het hoofd ziet. Hij heeft ze nog niet gevonden.

    Like

  11. “Die zaken staan dus zeker niet los van elkaar”

    Neuh, maar om – met Cook’s survey in de hand – te claimen dat zijn ‘consensus’ eveneens van toepassing is op niet door hem onderzochte onderwerpen zoals projecties voor de lopende eeuw, de eventuele risico’s/impacts, de 2C-grens, de noodzaak van beleid (mitigatie/adaptatie), etc, gaat mij een stapje te ver. Maar ja, als jij dat als denkfout ziet…

    Like

  12. Beste Bert Amesz,

    En waar staat deze claim dan in het blogstuk:

    … te claimen dat zijn ‘consensus’ eveneens van toepassing is op niet door hem onderzochte onderwerpen zoals projecties voor de lopende eeuw, de eventuele risico’s/impacts, de 2C-grens, …

    Het gaat over het onderzoek van Benestad. Verder heeft Hans je ook al uitgelegd:

    Je ziet over het hoofd dat de klimaatwetenschap een consistent en consequent geheel is: wat de wetenschap zegt over attributie, of klimaatgevoeligheid, of projecties, enzovoort, het berust allemaal op dezelfde (natuur)wetenschappelijke basis. Die zaken staan dus zeker niet los van elkaar.

    Like

  13. Hans Custers

    Bert,

    Ik claim helemaal niet dat Cook’s “consensus eveneens van toepassing is op niet door hem onderzochte onderwerpen“. Ik wijs je er slechts op dat jouw bewering dat dat “nadrukkelijk NIET” zo zou zijn nogal ongenuanceerd is. In de wereld, en zeker de wereld van de wetenschap, is niet alles zwart of wit.

    Ben je het overigens met me eens dat Benestad et al. zich niet uitsluitend op expliciete AGW-ontkenners richtte, zoals jij eerder beweerde?

    Like

  14. Hans, die studie van Benestad ‘geloof ik wel’, memoreerde ik eerder. Uit de eerste drie zinnen van zijn abstract meende ik evenwel op te kunnen maken dat hij zich richt op AGW-ontkenners (“We examine a selection of papers rejecting AGW”). Vandaar. En inderdaad: “In de wereld, en zeker de wereld van de wetenschap, is niet alles zwart of wit”. Ik vermoed dat we elkaar wel begrijpen; wat mij betreft laten we het hierbij.

    Like

  15. Beste Bert Amesz,

    Dan nu even over je misvatting hierboven:

    Volledigheidshalve merk ik op dat de categorieën (1) en (2) van Cook et al (‘explicit endorsement’) slechts 8,2% van de papers betreft. De bulk van die ‘97%’ komt voort uit ‘implicit endorsement’, hetgeen iets zegt over de hardheid van Cook’s conclusies. Kwalijk is dat Cook et al verzuimen deze percentages te noemen in hun paper.

    Nee, dat is al uitgebreid besproken bij:

    Achter de getallen van de consensus

    Ook de categorie 3 publicaties (‘implicit endorsement’) houden in dat de auteurs de attributie aan menselijke oorzaken ondersteunen. Net zo goed als de 38 publicaties die door Benestad et al. geanalyseerd worden, uit alle drie de categorieën 5, 6 en 7 afkomstig zijn:

    Categorie 1 (Expliciete onderschrijving met kwantificering): 65
    Categorie 2 (Expliciete onderschrijving zonder kwantificering): 934
    Categorie 3 (Impliciet onderschrijving): 2933
    Categorie 4 (Neutraal): 7930 [het gerapporteerde aantal]
    Categorie 5 (Impliciete afwijzing): 53
    Categorie 6 (Expliciete afwijzing zonder kwantificering): 15
    Categorie 7 (Expliciete afwijzing met kwantificering): 10

    Benestad neemt dus ook studies uit de categorie ‘impliciete afwijzing’ mee in de analyse. Als Benestad et al. alleen ‘explicit rejection’ onder de loep had genomen, dan hadden zij niet eens 38 papers kunnen vinden…

    Like

Plaats een reactie